Licht en zicht
Licht
ä
Inleiding voor het onderwerp
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
Licht in- en uitschakelen
Functie DAY LIGHT (dagrijverlichting)
Halogeenprojectorkoplampen met bochtenverlichtingsfunctie
Parkeerlicht
Toeristisch licht
Mistlampen
Mistlampen met CORNER-functie
Mistachterlicht
Lichtbundelhoogteverstelling
Schakelaar voor alarmlichten
Hendel voor knipperlicht en grootlicht
Bij wagens met rechts stuur zijn de schakelaars gedeeltelijk anders gerangschikt
dan weergegeven op
» Afbeelding
aangeven, zijn echter gelijk.
ATTENTIE
Nooit rijden als alleen het stadslicht ingeschakeld is! Het stadslicht is niet fel
genoeg om de weg voor u voldoende te verlichten of om door andere ver-
keersdeelnemers te worden gezien. Het dimlicht bij duisternis of slecht zicht
altijd handmatig inschakelen.
VOORZICHTIG
Het inschakelen van de hiervoor beschreven verlichting mag alleen plaatsvin-
■
den in overeenstemming met de nationale wettelijke bepalingen.
De bestuurder is altijd verantwoordelijk voor de juiste instelling en het gebruik
■
van de verlichting.
42
Bediening
21. De symbolen die de schakelaarstanden
Let op
Als de lichtschakelaar in stand staat, de contactsleutel is verwijderd en het
■
bestuurdersportier wordt geopend, klinkt een akoestisch waarschuwingssignaal.
Bij het sluiten van het bestuurdersportier (contact uit) wordt het akoestische
waarschuwingssignaal via het portiercontact uitgeschakeld, maar het dimlicht
blijft ingeschakeld, om eventueel de geparkeerde wagen te verlichten.
Bij wagens met afzonderlijke lampen voor de dagrijverlichting (in de bumper on-
■
der de koplampen) dienen deze lampen ook voor het stadslicht.
Bij koel of vochtig weer kunnen de koplampen aan de binnenzijde tijdelijk be-
■
42
slaan. Doorslaggevend hierbij is het temperatuurverschil tussen de binnen- en
43
buitenzijde van het koplampglas. Bij ingeschakelde rijverlichting is het lichtvlak na
korte tijd weer vrij van aanslag, daarbij kan het lampglas aan de binnenzijde even-
43
tueel bij de randen nog beslagen zijn. Dit geldt ook voor de achterlichten en de
43
knipperlichten. De condensvorming heeft geen invloed op de levensduur van de
44
verlichting.
44
45
45
Licht in- en uitschakelen
45
46
46
Afbeelding 21 Dashboard: Lichtschakelaar / zekeringenhouder: Schakelaar
voor dagrijverlichting
ä
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 42 en volg deze op.
Stadslicht inschakelen
›
De lichtschakelaar
» Afbeelding 21
Dim- en grootlicht inschakelen
›
De lichtschakelaar in stand draaien.
- in stand draaien.
£