Centrale vergrendeling
Inleidende informatie
Bij het gebruik van de centrale vergrendeling of ontgrendeling worden alle portie-
ren tegelijkertijd vergrendeld resp. ontgrendeld. De achterklep wordt ontgren-
deld. Deze kan vervolgens worden geopend door het indrukken van de hand-
greep boven de kentekenplaat
» pagina
Bediening van de centrale vergrendeling is mogelijk:
›
met de radiografische afstandsbediening
›
met de toets voor de centrale vergrendeling
›
van buitenaf met de sleutel
» pagina
Controlelampje in het bestuurdersportier
Na het vergrendelen van de wagen knippert het controlelampje circa 2 seconden
snel, daarna begint het gelijkmatig en met langere tussenpozen te knipperen.
Als de wagen wordt vergrendeld terwijl de safebeveiliging
tief is, knippert het controlelampje in het bestuurdersportier circa 2 seconden
snel, dooft vervolgens en begint na circa 30 seconden langzaam te knipperen.
Als het controlelampje eerst circa 2 seconden snel knippert, daarna circa 30 se-
conden continu brandt en vervolgens langzaam gaat knipperen, is er in het sys-
teem van de centrale vergrendeling, de interieurbewaking en het afsleep-
alarm
» pagina 36
een storing aanwezig. De hulp van een specialist inroepen.
Comfortbediening van de ruiten
Bij het openen en sluiten van de wagen kunnen de ruiten worden geopend en ge-
sloten
» pagina
39.
Individuele instellingen
Eénportierontgrendeling
Met deze functie is het mogelijk alleen het bestuurdersportier te ontgrendelen.
De andere portieren en de tankklep blijven vergrendeld en worden pas ontgren-
deld bij de volgende ontgrendeling.
Automatisch vergrendelen en ontgrendelen
Alle portieren en de achterklep worden vanaf een snelheid van circa 15 km/h au-
tomatisch vergrendeld.
32
Bediening
37.
» pagina
34,
» pagina
34,
33.
» pagina 32
niet ac-
Als de contactsleutel uit het contactslot wordt verwijderd, wordt de wagen auto-
matisch weer ontgrendeld. Bovendien kan de wagen door de bestuurder of de bij-
rijder worden ontgrendeld door het indrukken van de toets voor de centrale ver-
grendeling
» pagina 34
of door aan de slotgreep te trekken van een voorpor-
tier.
ATTENTIE
Vergrendelde portieren voorkomen ook het ongewenst binnendringen van
buitenstaanders - bijvoorbeeld op kruisingen. Ze maken het hulpverleners in
geval van nood echter moeilijker in de wagen te komen - levensgevaar!
Let op
Op verzoek kunt u de individuele instellingen bij een ŠKODA Servicepartner la-
■
ten activeren.
Bij een ongeval met geactiveerde airbag(s) worden de vergrendelde portieren
■
automatisch ontgrendeld om hulpverleners toegang tot de wagen te verschaffen.
In geval van een defect aan de centrale vergrendeling kunt u met de sleutel al-
■
leen het bestuurdersportier vergrendelen resp. ontgrendelen
andere portieren en de achterklep kunnen handmatig worden ont- resp. vergren-
deld.
Noodvergrendeling van het portier
■
Noodontgrendeling van de achterklep
■
Safebeveiliging
De centrale vergrendeling is met een safebeveiliging uitgerust. Als de wagen van
buitenaf wordt vergrendeld, worden de portiersloten automatisch geblokkeerd.
Het controlelampje in het bestuurdersportier knippert circa 2 seconden snel,
daarna begint het gelijkmatig en met langere tussenpozen te knipperen. Met de
portiergreep kunnen de portieren noch van binnenuit, noch van buitenaf worden
geopend. Daardoor wordt het openbreken van de wagen bemoeilijkt.
De safebeveiliging kan door een dubbele vergrendeling binnen 2 seconden wor-
den gedeactiveerd.
Als de safebeveiliging wordt gedeactiveerd, knippert het controlelampje in het
bestuurdersportier circa 2 seconden snel, dooft vervolgens en begint na circa
30 seconden weer gelijkmatig met lange tussenpozen te knipperen.
De volgende keer dat de wagen wordt ont- en vergrendeld, is de safebeveiliging
weer geactiveerd.
» pagina
33. De
» pagina
34.
» pagina
38.
£