De zender met de batterij is ondergebracht in de sleutel met radiografische af-
standsbediening. De ontvanger bevindt zich in het interieur. Het bereik van de
sleutel met radiografische afstandsbediening bedraagt circa 10 m. Als de batterij
bijna leeg is, neemt het bereik van de afstandsbediening af.
De sleutel heeft een uitklapbare sleutelbaard, die wordt gebruikt voor het hand-
matig ont- en vergrendelen van de wagen en voor het starten van de motor.
Bij vervanging van een verloren sleutel en na reparatie of vervanging van de ont-
vanger moet het systeem door een ŠKODA Servicepartner worden geïnitialiseerd.
Pas daarna kunt u de sleutel met radiografische afstandsbediening weer gebrui-
ken.
Let op
Bij ingeschakeld contact wordt de afstandsbediening automatisch gedeacti-
■
veerd.
De werking van de afstandsbediening kan door interferentie van zenders in de
■
buurt van de wagen die op dezelfde frequentie werken (bijvoorbeeld mobiele te-
lefoons, tv-zenders) tijdelijk worden gestoord.
Als de centrale vergrendeling resp. het alarmsysteem alleen vanaf een afstand
■
van minder dan 3 m op de afstandsbediening reageert, moet de batterij worden
vervangen
» pagina
30.
Als het bestuurdersportier geopend is, kan de wagen niet met de afstandsbe-
■
diening worden vergrendeld.
Wagen ont- en vergrendelen
Wagen ontgrendelen
›
De toets
circa 1 seconde indrukken.
1
Afbeelding 14
Sleutel met afstandsbediening
Wagen vergrendelen
›
De toets
circa 1 seconde indrukken.
3
Safebeveiliging deactiveren
›
De toets
tweemaal binnen 2 seconden indrukken. Meer informatie
3
32.
Achterklep ontgrendelen
›
De toets
circa 1 seconde indrukken. Meer informatie
2
Sleutelbaard uitklappen
›
Toets
indrukken.
4
Sleutelbaard inklappen
›
Toets
indrukken en de sleutelbaard inklappen.
4
Het ontgrendelen van de wagen wordt aangegeven door het tweemaal knipperen
van de knipperlichten. Als u de wagen met toets
30 seconden geen portier of de achterklep opent, wordt de wagen automatisch
weer vergrendeld en wordt de safebeveiliging resp. het alarmsysteem weer geac-
tiveerd. Hierdoor wordt het ongewild ontgrendelen van de wagen voorkomen.
Aanduiding van de vergrendeling
Een correcte vergrendeling van de wagen wordt aangegeven door het eenmaal
knipperen van de knipperlichten.
Als er bij het vergrendelen van de wagen enkele portieren of de achterklep niet
gesloten zijn, knipperen de knipperlichten pas na het sluiten.
ATTENTIE
Bij een van buitenaf vergrendelde wagen met geactiveerde safebeveiliging
mogen geen personen in de wagen achterblijven, omdat van binnenuit noch
de portieren, noch de ruiten kunnen worden geopend. De vergrendelde por-
tieren maken het hulpverleners in geval van nood moeilijk in de wagen te ko-
men - levensgevaar!
Let op
De afstandsbediening alleen gebruiken als de portieren en de achterklep geslo-
■
ten zijn en u visueel contact met de wagen hebt.
In de wagen mag de vergrendelingstoets
■
den ingedrukt als de sleutel nog niet in het contactslot is gestoken, zodat de wa-
gen niet onbedoeld wordt vergrendeld. Als dat toch mocht gebeuren, de ontgren-
delingstoets
van de afstandsbediening indrukken.
» pagina
» pagina
37.
ontgrendelt en daarna binnen
1
van de afstandsbediening niet wor-
Openen en sluiten
35