•
Gedurende het rijden moet de bak zich ca.
200 tot 400 mm (A) boven de grond bevin-
den (6-18).
•
Dozerblad tot in de bovenste stand heffen;
daartoe de dozerbladhendel (6-19/1) naar
achteren trekken.
•
Motortoerental op de vereiste waarde afstel-
len.
Rijden
•
Beide rijhendels gelijkmatig naar voren druk-
ken; de graafmachine rijdt recht vooruit. In-
dien de rijhendels worden losgelaten, stopt
de graafmachine onmiddellijk.
Indien beide bedieningshendels gelijkmatig
worden teruggetrokken, rijdt de graafmachine
recht achteruit.
(A) Vooruit
(B) Achteruit
(C) Rechtuit
Indien het dozerblad zich niet, zo-
als op afb. 6-20 weergegeven, aan
de voorzijde maar aan de achter-
zijde bevindt, is de functie van de
rijhendels precies omgekeerd. Rij-
hendels naar voren --> de graaf-
machine rijdt achteruit.
6 - 18
Afb. 6-18
Afb. 6-19
Afb. 6-20
Gebruik
1