Inhoudsopgave
Advertenties
Gebruik
Bestuurdersstoel afstellen (U35-3 α α α α α )
De bestuurdersstoel moet zodanig
worden afgesteld, dat een moeite-
loos en aangenaam werken kan
plaatsvinden. Alle bedieningsele-
menten moeten veilig kunnen wor-
den gebruikt.
Afstelling van de veervoorspaning (gewicht
van de bestuurder)
•
Met de draaigreep (6-12.1/1) kan de stoel op
het gewicht van de bestuurder worden afge-
steld. Door het verdraaien van de draaigreep
in de richting "+" wordt de veerspanning ver-
hoogd (voor een zware gebruiker); door het
verdraaien van de draaigreep in de richting
"-" wordt de veerspanning verlaagd (voor een
lichte gebruiker). De stoel zo afstellen, dat een
goed veringscomfort wordt bereikt.
Afstelling van de rugleuning
•
Door het verdraaien van de draaigreep (6-
12.1/2) kan de gewenste stand van de rug-
leuning worden afgesteld. De rugleuning moet
zodanig worden afgesteld, dat de bedienings-
hendels bij compleet aanliggende rug van de
gebruiker veilig kunnen worden bediend.
Lengteverstelling van de zitting (zitafstand)
•
De lengteverstelhendel (6-12.2/2) opzij druk-
ken en door voorwaarts en terugschuiven van
de zitting een passende zitpositie afstellen;
vervolgens de hendel loslaten.
Waarborgen, dat de zitting is ver-
grendeld.
Bestuurdersstoel kantelen
•
Hendel (6-12.2/1) omhoog trekken en stoel naar voren kantelen. Let bij het terugklappen van de
erop, dat de stoel wordt vergrendeld.
2
Afb. 6-12.1
1
Afb. 6-12.2
1
2
6 - 11
Advertenties
Inhoudsopgave
