Veiligheidsbepalingen
2.8
Veiligheidsvoorzieningen
Voor elk in bedrijf stellen van de graafmachine moeten alle veiligheidsvoorzieningen op vakkundige
wijze zijn aangebracht en werken. Manipulatie van de veiligheidsvoorzieningen, bijv. het overbruggen
van eindschakelaars, is verboden.
Beveiligingsvoorzieningen mogen alleen worden verwijderd na
•
het stoppen en uitschakelen van de graafmachine,
•
het beveiligen tegen het opnieuw inschakelen (startschakelaar in stand "STOP" en sleutel verwij-
derd).
2.8.1 Vergrendeling van de bedienings-
elementen
De rechter en linker bedieningshendel (2-4/1 en 3)
alsmede de rijhendels zijn bij geheven console (2-4/
4) buiten werking. Daardoor is het veilige in- en uit-
stappen mogelijk. Het ontgrendelen en heffen van
de console vindt plaats met het vergrendel-
mechanisme van de bedieningshendels (2-4/2).
Het boomzwenkpedaal en de do-
zerbladhendel zijn door de ver-
grendeling van de bedienings-
hendels niet beveiligd.
2.8.2 Handmatige motorstop
Bij uitval van de elektrische installatie kan de mo-
tor met de hand worden uitgeschakeld.
KX91-3α α α α α /KX101-3α α α α α /U35-3α α α α α
Om de motor uit te schakelen knop (2-5/1)
omhoogtrekken, totdat de motor tot stilstand is
gekomen.
1
2
Afb. 2-4
Afb. 2-5
3
4
1
2 - 7