6.3
Gebruik van de graafmachine
6.3.1 Werkzaamheden vóór het dagelijks in bedrijf stellen
Voor het uitvoeren van de werkzaamheden moet de graafmachine op een vlakke on-
dergrond staan; contactsleutel is verwijderd.
•
Motorkap ontgrendelen en openen.
Graafmachine algemeen
•
De graafmachine op zichtbare kabelbeschadigingen en lekkages controleren.
Motoroliepeil controleren
•
Oliepeilstok (6-1/1) eruit trekken en met een
schone doek afvegen.
•
Oliepeilstok weer helemaal terugplaatsen en
opnieuw eruit trekken. Het oliepeil moet zich
in het bereik "A" bevinden. Bij een te laag olie-
peil, motorolie bijvullen, zie paragraaf 8.5.6.
Het bedrijf met een te laag of te hoog
oliepeil kan tot motorschade leiden.
Koelvloeistofpeil controleren
•
Koelvloeistofpeil in het koelvloeistofexpansie-
reservoir (6-2/1) controleren; het vloeistofpeil
moet zich tussen FULL en LOW bevinden.
Niet de sluitingen van de radiateur
openen.
6 - 4
Afb. 6-1
1
Afb. 6-2
Gebruik
1