Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Renault ALASKAN 2020 Instructieboekje pagina 72

Inhoudsopgave

Advertenties

Controlelampje Hill Descent
Control-systeem ON (indien
aanwezig)
Als de contactschakelaar in de ON-stand gezet
wordt, licht het controlelampje voor het Hill Descent
Control-systeem kort op en dooft vervolgens weer.
Dit geeft aan dat het Hill Descent Control-systeem
operationeel is.
Het lampje gaat branden wanneer het Hill Descent
Control-systeem wordt geactiveerd.
Als de schakelaar voor Hill Descent Control inge-
schakeld is en het controlelampje knippert, is het
systeem niet geactiveerd.
Als het controlelampje niet brandt of knippert wan-
neer de schakelaar voor Hill Descent Control inge-
schakeld is, kan het zijn dat het systeem niet goed
functioneert. Laat het systeem nakijken door een
erkende dealer of gekwalificeerd garagebedrijf.
Zie voor meer informatie "Hill Descent Control (in-
dien aanwezig)" in hoofdstuk "5. Starten en rijden".
Controlelampje motorstoring
(MIL)
LET OP
Als u de auto blijft gebruiken zonder het mo-
torregelsysteem te laten inspecteren en zo
nodig repareren, kan dit leiden tot slechte rijei-
genschappen, hoger brandstofverbruik en
eventuele schade aan het motorregelsys-
teem, waardoor uw garantie kan komen te
vervallen.
64
Instrumenten en bedieningen
Een foutieve afstelling van het motorregelsys-
teem kan ertoe leiden dat uw auto niet meer
voldoet aan de plaatselijk en landelijk
geldende emissienormen en wetgeving.
Het motorstoringlampje (MIL) gaat branden wan-
neer de contactschakelaar in de ON-stand staat.
Nadat de motor is gestart, gaat het MIL-lampje uit.
Dit geeft aan dat het motorregelsysteem operatio-
neel is.
Als het controlelampje motorstoring gaat branden
of knippert terwijl de motor draait, functioneert het
motorregelsysteem mogelijk niet correct en is mis-
schien onderhoud nodig. Laat het systeem meteen
nakijken en indien nodig repareren door een er-
kende dealer of gekwalificeerd garagebedrijf.
Voorzorgsmaatregelen:
Om mogelijke schade aan het motorregelsysteem
te beperken of voorkomen wanneer het MIL-lampje
knippert:
Rijd niet sneller dan 70 km/u (43 mph).
Trek niet snel op en rem niet abrupt af.
Rijd niet op steile opwaartse hellingen.
Rijd niet met onnodig veel bagage en sleep geen
aanhanger.
Controlelampje mistachterlicht
(indien aanwezig)
Het controlelampje mistachterlicht gaat branden
wanneer het mistachterlicht aanstaat. (Zie "Mist-
lampschakelaar (indien aanwezig)" verderop in dit
hoofdstuk.)
Controlelampje antidiefstal-
systeem (indien aanwezig)
Het controlelampje van het antidiefstalsysteem
knippert wanneer de contactschakelaar in de ACC-,
OFF- of LOCK-stand staat. Deze functie geeft aan
dat het beveiligingssysteem, waarmee de auto is
uitgerust operationeel is.
Als het beveiligingssysteem niet goed werkt, blijft
dit lampje branden zolang de contactschakelaar in
de ON-stand staat. (Zie "Beveiligingssysteem (indien
aanwezig)" in hoofdstuk "3. Alvorens te gaan rijden"
voor meer informatie.)
Controlelampje stadslicht
(indien van toepassing)
Het controlelampje gaat branden wanneer de kop-
lampschakelaar in de stand
Richtingaanwijzers
aanhangwagen (indien
aanwezig)
Dit lampje gaat branden wanneer er een extra elek-
trische belasting wordt waargenomen door het
richtingaanwijzersysteem.
Zie voor meer informatie "Rijden met aan-
hangwagen" in hoofdstuk "5. Starten en rijden".
Waarschuwingslampjes
richtingaanwijzers/waar-
schuwingsknipperlichten
De waarschuwingslampjes voor de richtingaanwij-
zers/waarschuwingsknipperlichten
wanneer de hendel voor de richtingaanwijzers of
de schakelaar voor de waarschuwingsknipperlich-
ten wordt bediend. (Zie "Schakelaar richting-
wordt gezet.
knipperen

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave