•
Wanneer er geen voorligger meer wordt waar-
genomen.
Als het Active Emergency Braking-systeem de auto
heeft stopgezet, zal de auto gedurende ongeveer 2
seconden stil blijven staan voordat de remmen door
het systeem gelost worden.
WAARSCHUWING
•
De radarsensor is niet in staat om de volgende
objecten te detecteren:
–
Voetgangers, dieren of obstakels op de
weg
–
Tegenliggers
–
Kruisende voertuigen
•
De radarsensor heeft enkele werkingsbeper-
kingen. Wanneer een stilstaand voertuig zich
in de route van het voertuig bevindt, zal het
Active Braking-systeem niet werken wanneer
de eigen rijsnelheid hoger is dan ongeveer
70 km/u (44 mph).
•
De radarsensor detecteert een voorligger wel-
licht niet onder de volgende omstandigheden:
–
Als vuil, ijs, sneeuw of ander materiaal de
radarsensor bedekt.
–
Bij storing die veroorzaakt wordt door an-
dere radarbronnen.
–
Door sneeuw of opspattend water van an-
dere weggebruikers.
–
Als de voorligger smal is (zoals een motor).
–
Op steile afdalingen of wegen met scherpe
bochten.
230
Starten en rijden
–
Als er een aanhangwagen getrokken
wordt.
•
In sommige weg- of verkeersomstandighe-
den kan het Active Emergency Braking-sys-
teem
mogelijk
onverwacht
gedeeltelijk activeren. Wanneer er gas gege-
ven moet worden, blijf dan het gaspedaal in-
drukken om het systeem te omzeilen.
•
De remweg is langer op glad wegdek.
•
Overmatig lawaai kan het geluid van het waar-
schuwingssignaal overstemmen waardoor
het mogelijk niet gehoord wordt.
•
Het systeem is ontworpen om de functionali-
teit van de sensor automatisch te controleren,
binnen bepaalde beperkingen. Het systeem
kan sommige belemmeringen van het sensor-
gedeelte van de voorbumper niet waarnemen,
zoals bijvoorbeeld ijs, sneeuw, stickers. In
zulke gevallen kan het systeem de bestuurder
mogelijk niet goed waarschuwen. Zorg ervoor
dat u het sensorgedeelte van de voorbumper
regelmatig controleert, reinigt en vrijhoudt.
Het Active Emergency Braking-systeem
AAN/UIT zetten
Voer de volgende stappen uit om het Active Emer-
gency Braking-systeem aan of uit te zetten.
Modellen met kleurendisplay:
1. Gebruik de schakelaars
of
knop links op het stuurwiel om het Instellingen-
menu te selecteren op het voertuiginformatiedis-
play. (Zie "Voertuiginformatiedisplay" in hoofd-
stuk "2. Instrumenten en bedieningen"
2. Gebruik de schakelaars
knop, ga naar het menu [Bestuurdersmodus], ge-
volgd door het menu [Rijhulp].
3. Markeer [Nood remsyst.] in het menu [Rijhulp] en
de
remmen
gebruik de <ENTER>-knop om te schakelen tus-
sen AAN (ingeschakeld) of UIT (uitgeschakeld).
Wanneer het Active Emergency Braking-systeem
uitgeschakeld wordt, gaat het waarschuwings-
lampje van het Active Emergency Barking-systeem
(oranje) branden.
OPMERKING
•
Door het ESP-systeem uit te schakelen met de
Electronic Stability Programme (ESP) OFF-
schakelaar, zal het Active Emergency Braking-
systeem niet meer beschikbaar zijn, ongeacht
de instellingen die op het voertuiginformatie-
display geselecteerd zijn.
en de <ENTER>-
of
en de <ENTER>-
NSD556