•
Luchtjes van binnen en buiten het voertuig
kunnen zich ophopen in de airconditionereen-
heid. Deze luchtjes kunnen vervolgens het in-
terieur binnendringen via de ventilatieroos-
ters.
•
Gebruik tijdens het parkeren de bedieningen
van verwarming en airconditioning om de
luchtrecirculatiemodus uit te zetten zodat er
frisse lucht het interieur binnenstroomt. Op
deze manier vermindert u de luchtjes in het
voertuig.
BEDIENINGSTIPS (modellen met
automatische airconditioning)
Bij een lage koelvloeistoftemperatuur en lage bui-
tentemperatuur kan de luchtstroom via de openin-
gen in de voetenruimte niet werken. Dit duidt ech-
ter niet op een storing. Nadat de koelvloeistof van
de motor is opgewarmd, zal er weer normaal lucht
uit de vloerroosters komen.
De sensoren
A en
B , op het dashboard helpen een
j
j
constante temperatuur te handhaven. Leg niets op
of direct rondom deze sensoren.
SAA2324Z
NAA1865
Display, verwarming en airconditioning, en audiosysteem
141