•
Wanneer de motor gestart wordt bij een bui-
tentemperatuur van onder de -5°C (23°F), kan
de beschermingsmodus van de motor geacti-
veerd worden. Zolang deze modus geacti-
veerd is zal het vermogen van de motor ver-
minderd zijn. De beschermingsmodus van de
motor wordt automatisch uitgeschakeld na
maximaal 3 minuten (mits het gaspedaal vol-
ledig losgelaten is).
206
Starten en rijden
TIPS VOOR HET RIJDEN MET UW AUTO
Veiligheid en rijcomfort zijn afhankelijk van de wijze
waarop de automobilist zich aanpast aan de om-
standigheden op de weg. Als bestuurder moet u
weten hoe u optimaal op de gegeven omstandig-
heden kunt reageren.
OPWARMFASE VAN DE MOTOR
Het toerental ligt bij een koude motor hoger waar-
door u tijdens de opwarmfase na het starten extra
voorzichtig moet zijn wanneer u een versnelling se-
lecteert.
BAGAGE LADEN
De belading en diens verdeling en de bevestiging
van de uitrusting (zoals daktransportsystemen,
enz.) hebben veel invloed op de rij-eigenschappen
van de auto. U moet uw rijstijl en snelheid aanpas-
sen aan de omstandigheden.
RIJDEN IN REGENACHTIG WEER
•
Vermijd snel accelereren of plots stoppen.
•
Vermijd het nemen van scherpe bochten en het
plotseling wisselen van rijstrook.
•
Rijd niet te dicht achter de auto voor u.
Wees vooral voorzichtig wanneer zich een zichtbaar
laagje water op de weg heeft gevormd, zoals plas-
sen, stroompjes water e.d. Verminder dan snelheid
om aquaplaning te voorkomen. Aquaplaning is een
verschijnsel waarbij de auto kan gaan slippen en
volkomen onbestuurbaar worden. Versleten ban-
den verhogen dit risico.
RIJDEN IN WINTERWEER
•
Rijd voorzichtig.
•
Vermijd snel accelereren of plots stoppen.
•
Vermijd het nemen van scherpe bochten en het
plotseling wisselen van rijstrook.
•
Vermijd plotselinge stuurmanoeuvres.
•
Rijd niet te dicht achter de auto voor u.