ELECTRONIC STABILITY PROGRAMME (ESP) (indien aanwezig)
WAARSCHUWING
•
Het ESP-systeem is bedoeld om de bestuur-
der te helpen de rijstabiliteit te behouden,
maar het voorkomt geen ongelukken als ge-
volg van plotselinge stuurmanoeuvres bij
hoge snelheden of een onzorgvuldige of ge-
vaarlijke rijstijl. Matig uw snelheid, rijd voor-
zichtig en let vooral op wanneer u rijdt en
bochten neemt op glad wegdek.
•
Breng geen wijzigingen aan in de wielophan-
ging van de auto. Als onderdelen van de wie-
lophanging, zoals schokdempers, veerpoten,
veren, stabilisatorstangen, moffen en wielen
niet door RENAULT zijn aanbevolen voor uw
voertuig of extreem versleten zijn, werkt het
ESP-systeem mogelijk niet goed. Dit kan een
negatief effect hebben op het besturen van
het voertuig, en het ESP-waarschuwings-
lampje
kan wellicht gaan branden.
•
Als onderdelen van het remsysteem, zoals
remblokken, remschijven en remblokhouders
niet door RENAULT zijn aanbevolen of extreem
versleten zijn, werkt het ESP-systeem moge-
lijk niet goed, en kan het ESP-waarschuwings-
lampje
wellicht gaan branden.
•
Als onderdelen gerelateerd aan de motorre-
geling niet door RENAULT zijn aanbevolen of
extreem versleten zijn, kan het ESP-waar-
schuwingslampje
wellicht gaan branden.
•
Wanneer u op extreme hellingen rijdt, zoals
steile bochten, werkt het ESP-systeem wel-
licht niet correct en kan het ESP-waarschu-
wingslampje
gaan branden. Ga niet rijden
op dit soort wegen.
•
Wanneer u op een instabiele ondergrond rijdt,
zoals een draaitafel, veerboot, lift, of schans,
zal het ESP-waarschuwingslampje
licht oplichten. Dit is geen storing. Start de mo-
tor opnieuw nadat u zich weer op een stabiele
ondergrond bevindt.
•
Als wielen of banden gebruikt worden die niet
door RENAULT zijn aanbevolen, werkt het ESP-
systeem mogelijk niet goed, en kan het ESP-
waarschuwingslampje
branden.
•
Het ESP-systeem is op een besneeuwde weg
geen
vervanger
voor
winterbanden
sneeuwkettingen.
Het Electronic Stability Programme (ESP) maakt ge-
bruik van verschillende sensoren om toezicht te
houden op de handelingen van de bestuurder en
de bewegingen van het voertuig. Onder bepaalde
rijomstandigheden voert het ESP-systeem de vol-
gende functies uit:
•
Regelt de remkracht om wielslip op één slippend
aangedreven wiel te verminderen en de kracht
te verplaatsen naar het wiel op dezelfde as dat
niet slipt.
•
Regelt de remkracht en het motorvermogen om
wielslip te verminderen op de aangedreven wie-
len op basis van de rijsnelheid (tractieregelings-
functie).
•
Regelt de remkracht op de afzonderlijke wielen,
alsmede het motorvermogen, om de bestuur-
der te helpen het voertuig onder controle te
houden onder de volgende omstandigheden:
–
onderstuur (voertuig heeft de neiging van de
stuurrichting af te wijken ondanks dat er
wel-
sterker gestuurd wordt)
–
overstuur (voertuig heeft de neiging tot
wielspin bij bepaalde wegomstandigheden
of rijomstandigheden).
Het ESP-systeem kan de bestuurder helpen het
voertuig onder controle te houden, maar het kan
niet in alle gevallen voorkomen dat de bestuurder
wellicht gaan
de macht over het stuur verliest.
Wanneer ESP-systeem in werking treedt, zal het
ESP-waarschuwingslampje
of
gaan knipperen, en moet u op het volgende letten:
•
De weg kan glad zijn of het systeem kan opmer-
ken dat een ingreep vereist is om de auto op zijn
koers te houden.
•
U voelt dan wellicht een trilling in het rempedaal
en hoort een geluid of vibratie van onder de mo-
torkap vandaan komen. Dit is normaal en geeft
aan dat het ESP-systeem correct werkt.
•
Pas uw snelheid aan de omstandigheden aan.
Als er zich een storing voordoet, zal het ESP-waar-
schuwingslampje
branden. Het ESP-systeem gaat automatisch uit.
op het dashboard
op het dashboard gaan
227
Starten en rijden