Systeem tijdelijk niet beschikbaar
Situatie A:
Wanneer de radar storing oppikt van een andere
radarbron waardoor een voorligger niet gedetec-
teerd kan worden, wordt het Active Emergency Bra-
king-systeem
automatisch
uitgeschakeld.
waarschuwingslampje van het Active Emergency
Braking-systeem (oranje) gaat branden.
Te nemen maatregelen:
Wanneer bovenstaande omstandigheden niet
meer aanwezig zijn, zal het Active Emergency Bra-
king-systeem automatisch weer gaan werken.
Situatie B:
Wanneer het sensoroppervlak van de voorbumper
bedekt is met vuil of op andere wijze belemmerd
wordt waardoor eventuele voorliggers niet gede-
tecteerd kunnen worden, wordt het Active Emer-
gency Braking-systeem automatisch uitgescha-
keld. Het waarschuwingslampje van het Active
Emergency Braking-systeem (oranje) gaat branden
en de waarschuwing "Voorradar bedekt" zal op het
voertuiginformatiedisplay verschijnen.
Te nemen maatregelen:
Als het waarschuwingslampje (oranje) gaat bran-
den, parkeer de auto dan op een veilige plek en zet
de motor af. Controleer of het sensorgedeelte van
de voorbumper bedekt is. Indien dit het geval is, ver-
wijder dan het materiaal dat hiervan de oorzaak is.
Start de motor opnieuw. Als het waarschuwings-
lampje blijft branden, laat het Active Emergency
Braking-systeem dan nakijken door een erkende
dealer of een gekwalificeerd garagebedrijf.
Systeemstoring
Indien er een storing optreedt in het Active Emer-
gency Braking-systeem, wordt het systeem auto-
matisch uitgeschakeld, klinkt er een geluidssignaal,
gaat het waarschuwingslampje van het Active
Emergency Braking-systeem (oranje) branden en
Het
verschijnt de waarschuwing [Systeem fout] op het
voertuiginformatiedisplay.
Te nemen maatregelen:
Als het waarschuwingslampje (oranje) gaat bran-
den, parkeer de auto dan op een veilige plek, zet de
motor af en start de motor vervolgens opnieuw. Als
het waarschuwingslampje blijft branden, laat het
Active Emergency Braking-systeem dan nakijken
door een erkende dealer of een gekwalificeerd ga-
ragebedrijf.
HILL DESCENT CONTROL (indien
aanwezig)
WAARSCHUWING
•
Vertrouw nooit alleen op de Hill Descent Con-
trol (afdalingsassistent) om de snelheid van de
auto onder controle te houden op steile afda-
lingen. Rijd altijd voorzichtig en let goed op
wanneer u de Hill Descent Control gebruikt en
rem de auto eventueel af door het rempedaal
in te trappen. Wees vooral zeer voorzichtig
wanneer u op bevroren, modderige of extreem
steile wegen rijdt. Wanneer u de rijsnelheid
niet onder controle kunt houden, kunt u de
controle over de auto verliezen met mogelijk
ernstig of dodelijk letsel tot gevolg.
•
De Hill Descent Control kan de snelheid van de
auto op een afdaling mogelijk niet onder alle
weg- of laadomstandigheden onder controle
houden. Wees er altijd op voorbereid dat u het
rempedaal misschien moet indrukken om de
snelheid van de auto te regelen. Wanneer u dit
niet doet, kan dit tot een aanrijding of ernstig
persoonlijk letsel leiden.
Wanneer de Hill Descent Control ingeschakeld is,
worden de remmen automatisch en zonder schok-
ken toegepast om een constante snelheid te hand-
haven tijdens steile afdalingen op glad wegdek of
op open terrein, zonder dat het rem- of gaspedaal
gebruikt hoeft te worden. Het Hill Descent Control-
systeem helpt de bestuurder om de snelheid van de
auto constant te houden wanneer er op minder dan
25 km/u (16 MPH) van een helling wordt gereden,
waarbij remmen op de motor in de <4H>-stand of
<4LO>-stand alleen niet genoeg is om de snelheid
onder controle te houden.
Starten en rijden
231