Als de waarschuwing [4WD systeem fout] verschijnt,
is er wellicht een storing in het 4WD-systeem. Matig
uw snelheid en laat uw auto zo snel mogelijk nakij-
ken door een erkende dealer of gekwalificeerd ga-
ragebedrijf.
LET OP
•
Start de motor niet als de auto op een rollen-
bank staat met een wiel van de grond.
•
Als de waarschuwing [4WD systeem fout] ver-
schijnt tijdens het rijden, is er wellicht een sto-
ring in het 4WD-systeem. Matig uw snelheid
en laat uw auto zo snel mogelijk nakijken door
een erkende dealer of gekwalificeerd garage-
bedrijf. Rijd extra voorzichtig.
•
De aandrijflijn kan beschadigd worden als u
doorrijdt terwijl de waarschuwing [4WD sys-
teem fout] is verschenen.
AANBEVOLEN BANDEN VOOR
VIERWIELAANDRIJVING
LET OP
•
Zorg ervoor dat alle vier de banden dezelfde
maat, hetzelfde merk, dezelfde constructie
(diagonaal, diagonaalgordel of radiaal) en het-
zelfde profiel hebben. Als dat niet zo is, kan er
een verschil in omtreklengte ontstaan tussen
de banden op de vooras en die op de achteras,
waardoor de banden snel slijten en de versnel-
lingsbak, de tussenbak en de differentiaal-
tandwielen beschadigd raken.
•
Gebruik
UITSLUITEND
reservebanden
voorgeschreven zijn voor het desbetreffende
model met vierwielaandrijving (4WD).
Bemerkt u ernstige slijtage aan de banden, dan is
het raadzaam om alle vier de banden te vervangen
door nieuwe banden van dezelfde maat en con-
structie. Controleer ook de bandenspanning en wie-
luitlijning en corrigeer deze indien nodig. Neem con-
tact op met een erkende dealer of gekwalificeerd
garagebedrijf.
Sneeuwbanden
Als u sneeuwbanden gebruikt, moeten ook deze op
alle vier de wielen van dezelfde maat, merk, con-
structie en profiel zijn.
Bandenspanning
Controleer regelmatig de bandenspanning in alle
banden, inclusief in de reserveband, met een ban-
denspanningsmeter in een tankstation. Indien no-
dig, breng ze op de juiste spanning. De bandenspan-
ningen zijn aangegeven op het plaatje op de portier-
stijl aan de bestuurderszijde of op het achterportier.
Banden wisselen
RENAULT raadt aan de banden om de 5.000 km
(3.000 mijl) te wisselen.
Sneeuwkettingen
Monteer sneeuwkettingen uitsluitend op de ach-
terwielen, niet op de voorwielen.
Rijd niet met sneeuwkettingen op geasfalteerde
wegen die sneeuwvrij zijn. Wanneer u onder derge-
lijke omstandigheden met sneeuwkettingen rijdt,
kan dit de verschillende mechanismen van de auto
die
beschadigen als gevolg van overbelasting. Schakel
altijd over op tweewielaandrijving (2WD) wanneer u
op een normaal verhard wegdek rijdt.
Starten en rijden
225