BANDENSPANNING
Wanneer u met een aanhangwagen gaat rijden
moet u de banden van de auto oppompen tot de
maximaal aangeraden koude bandenspanning
(voor volledige belading) aangegeven op de ban-
densticker.
Ga niet met een aanhangwagen rijden als er een tij-
delijke reserveband of een compacte reserveband
op de auto is gemonteerd.
VEILIGHEIDSKETTINGEN
Gebruik altijd een geschikte ketting tussen auto en
aanhangwagen. De ketting moet gekruist worden
en aan de koppeling vastgemaakt worden, niet aan
de bumper of de as van de auto. Zorg dat er genoeg
speling in de ketting zit zodat u door bochten kunt
rijden.
REMMEN VAN DE AANHANGWAGEN
Zorg dat er remmen op de aanhangwagen aanwe-
zig zijn zoals vereist door plaatselijke wetgeving.
Controleer ook of alle andere aanhangwagenon-
derdelen voldoen aan plaatselijke wetgeving.
Blokkeer altijd zowel de wielen van de auto als de
wielen van de aanhangwagen wanneer u parkeert.
Trek de handrem op de aanhangwagen aan als deze
aanwezig is. Parkeren op een steile helling wordt
afgeraden.
Als u echt niet anders kan dan parkeren op een steile
helling, zet u de schakelhendel in de P-stand (parke-
ren) (modellen met automatische versnellingsbak)
of in een geschikte stand (modellen met handge-
schakelde versnellingsbak) en draait u de voorwie-
len richting stoeprand.
242
Starten en rijden
AANHANGWAGENDETECTIE (indien
aanwezig)
Wanneer u een aanhangwagen sleept met een ori-
ginele
elektrische
aanhangwagendissel
RENAULT en de richtingsaanwijzers gebruikt, detec-
teert het elektrische systeem van de auto de extra
elektrische belasting van de aanhangwagenverlich-
ting. Het geluid van de richtingaanwijzers zal
daarom anders klinken.
BEVEILIGING VAN HET VOERTUIG
Neem de volgende raadgevingen in acht als u uw
auto onbeheerd achterlaat:
•
Haal de contactsleutel uit de contactschakelaar
en neem de sleutel altijd mee bij het verlaten van
van
de auto.
•
Sluit altijd alle ramen en vergrendel de portieren.
•
Parkeer uw auto altijd in het zicht. Parkeer 's
nachts bij voorkeur op een goed verlichte plek.
•
Indien de auto is uitgerust met het beveiligings-
systeem, gebruik het dan - zelfs voor een korte
periode.
•
Laat kinderen en huisdieren niet zonder toezicht
achter in de auto.
•
Laat geen dure spullen in de auto liggen. Neem
deze altijd mee.
•
Laat uw autopapieren nooit in de auto achter.
•
Laat nooit voorwerpen achter op een dakdrager.
Haal ze van de drager en berg ze op in de baga-
geruimte of in de auto.
•
Bewaar de reservesleutel nooit in de auto.