•
Wanneer de snelheid tenminste 10 km/u (6 MPH)
bereikt en afneemt.
De functie voor het automatisch aanzetten van het
systeem kan aan- of uitgezet worden met de [Sen-
sor]-toets in het [Parkeerassistentie]-menu. Zie
"Voertuiginformatiedisplay" in hoofdstuk "2. Instru-
menten en bedieningen".
INSTELLINGEN
PARKEERSENSORSYSTEEM (SONAR)
De volgende instellingen voor het parkeersensor-
systeem (sonar) kunnen gewijzigd worden met de
schakelaars op het stuur. Zie voor meer informatie
"Voertuiginformatiedisplay" in hoofdstuk "2. Instru-
menten en bedieningen".
[Sensor]
Parkeersensorsysteem activeren of deactiveren.
AAN (standaard) - UIT
[Volume]
Past het volume van het geluidssignaal aan.
[Hoog] - [Gem.] (standaard) - [Laag]
[Bereik]
Past het detectiebereik van de sensor aan.
[Ver] - [Gem.] (standaard) - [Dichtbij]
RIJDEN MET AANHANGWAGEN
Uw nieuwe auto is vooral bedoeld om passagiers en
bagage te vervoeren.
Door het trekken van een aanhangwagen worden
de motor, de versnellingsbak en de stuur-, rem- en
andere systemen extra zwaar belast. Rijden met een
aanhangwagen zal bepaalde omstandigheden ver-
sterken, zoals het effect van zijwinden, slechte weg-
oppervlakken of passerende vrachtwagens.
U moet uw rijstijl en snelheid aanpassen aan de om-
standigheden. Ga voordat u met een aanhangwa-
gen gaat rijden eerst bij een erkende dealer of ge-
kwalificeerd garagebedrijf langs voor uitleg over het
correcte gebruik van sleepapparatuur.
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR
HET RIJDEN MET EEN
AANHANGWAGEN
•
Ga niet met een aanhangwagen rijden tijdens
de inrijperiode van de auto.
•
Zorg er voordat u gaat rijden voor dat de lichten
op de aanhangwagen correct functioneren.
•
Houd u aan de maximum snelheid voor het rij-
den met aanhangwagen.
•
Vermijd snel optrekken, hard accelereren en
plotseling remmen.
•
Vermijd scherpe bochten en blijf zoveel mogelijk
op dezelfde rijstrook.
•
Rijd altijd met gematigde snelheid.
•
Volg de instructies van de fabrikant van de aan-
hanger op.
•
Kies geschikte koppelstukken (trekinrichting,
veiligheidsketting, dakdrager, enz.) voor uw auto
en aanhangwagen. Deze apparatuur is verkrijg-
baar bij een erkende dealer of gekwalificeerd ga-
ragebedrijf waar u ook verdere informatie kunt
krijgen over het rijden met een aanhangwagen.
•
Zorg dat het totale gewicht van de aanhangwa-
gen (gewicht van de aanhangwagen plus ge-
wicht van de belading) de maximale waarde
aangegeven voor de auto en de koppelinrichting
niet overschrijdt. Neem voor meer informatie
contact op met een erkende dealer of gekwalifi-
ceerd garagebedrijf.
•
Belaad de aanhangwagen zodanig dat zware
voorwerpen boven de as liggen. De maximaal
toegestane verticale belasting op de koppeling
van de aanhangwagen mag niet overschreden
worden.
•
Laat uw auto vaker onderhouden dan de inter-
vallen uit het apart meegeleverde onder-
houdsboekje.
•
Het rijden met een aanhangwagen kost meer
brandstof dan het rijden onder normale
omstandigheden omdat de trekkracht en weer-
stand aanzienlijk toenemen.
Kijk tijdens het rijden met een aanhangwagen op
de temperatuurmeter voor motorkoelvloeistof
om te zorgen dat de motor niet oververhit raakt.
Starten en rijden
241