1. Schakel de voorpassagiersairbag uit door de
nood-/mechanische sleutel in de schakelaar van
de voorpassagiersairbag
A te steken en naar de
j
OFF-stand te draaien, zie "Mechanische sleutel" in
hoofdstuk "3. Alvorens te gaan rijden" en "Status-
lampje voorpassagiersairbag (indien aanwezig)"
verderop in dit hoofdstuk. Plaats de contactscha-
kelaar in de ON-stand en controleer of het status-
lampje voor de voorpassagiersairbag
middenconsole brandt.
Stappen 2 en 3
40
Veiligheid — stoelen, veiligheidsgordels en aanvullend veiligheidssysteem
2. Schuif de stoel zo ver mogelijk naar achteren
3. Verwijder de hoofdsteun
stalleren kinderzitje voorwaarts gericht wordt.
Berg de hoofdsteun op een veilige plek op.
Zet na het verwijderen van het kinderzitje de
hoofdsteun weer terug (zie "Hoofdsteunen" eer-
der in dit hoofdstuk).
NPA1412
Voorwaarts gericht: Stappen 4 en 5
4. Plaats het kinderzitje op de stoel
op het
5. Haal de gesptong door het kinderzitje en steek
➄
deze in de gesp
vastklikken.
Om te voorkomen dat de gordel slap hangt, moet
u de veiligheidsgordel op zijn plaats houden met
de vergrendelmechanismen die aan het kinder-
zitje zijn bevestigd.
NIC2428
➁
.
➂
wanneer het te in-
6. Trek de veiligheidsgordel verder vast indien deze
NIC2429
➃
.
tot u deze hoort en voelt
7. Test de bevestiging van het kinderzitje voordat u
Stap 6
nog slap hangt; druk met uw knie in het midden
➅
van het kinderzitje
en duw naar achteren
om zo de zitting en de rugleuning van de auto
j
6a
samen te persen terwijl u de veiligheidsgordel
strak trekt.
Stap 7
➆
het kind erin zet
. Trek het zitje heen en weer en
naar voren om zeker te zijn dat het goed is beves-
tigd.
NIC2430
NIC2431