Voorbeeld
Richtlijnen
Richtlijnen, die de voertuigbreedte aangeven en de
afstand tot objecten ten opzichte van de carros-
serielijn van de auto
A , worden op de monitor weer-
j
gegeven.
Afstandsrichtlijnen:
Geven de afstand aan vanaf de voertuigcarrosserie.
•
➀
Rode lijn
: ong. 0,5 m (1,5 ft)
•
➁
Gele lijn
: ong. 1 m (3 ft)
•
➂
Groene lijn
: ong. 2 m (7 ft)
•
➃
Groene lijn
: ong. 3 m (10 ft)
Voertuigbreedtelijnen en statische geschatte
➄
koerslijnen
:
Geven de voertuigbreedte aan wanneer u achter-
uitrijdt.
Dynamische geschatte koerslijnen
De dynamische geschatte koerslijnen worden weer-
gegeven op de monitor wanneer er aan het stuur-
wiel wordt gedraaid. De geschatte koerslijnen zul-
len zich verplaatsen naarmate er aan het stuurwiel
wordt gedraaid, maar worden niet weergegeven als
het stuurwiel zich in de rechtuitstand bevindt.
De voorweergave wordt niet getoond wanneer de
rijsnelheid hoger is dan ongeveer 30 km/u (20 mph).
•
Objecten die op de monitor worden getoond
verschijnen tegenovergesteld ten opzichte
van het beeld dat gezien wordt in de achter-
NAA1452
uitkijkspiegel en de buitenspiegels.
•
Op besneeuwde of gladde wegen kunnen de
geschatte koerslijnen mogelijk verschillen van
de werkelijke koerslijnen.
•
De lijnen die worden weergegeven in de ach-
terweergave zijn ietwat naar rechts georiën-
teerd, omdat de achteruitrijcamera aan de
achterzijde van de auto niet precies in het mid-
den is geïnstalleerd.
OPMERKING
Wanneer de monitor de voorweergave toont en
het stuurwiel ongeveer 90 graden of minder van-
uit de neutrale stand wordt gedraaid, dan worden
de geschatte koerslijnen zowel aan de linker- als
aan de rechterkant
het stuurwiel ongeveer 90° of meer draait, wordt
er alleen een lijn weergegeven aan de tegenover-
liggende zijde van de bocht.
➅
:
WAARSCHUWING
➅
weergegeven. Wanneer u
Display, verwarming en airconditioning, en audiosysteem
Bovenweergave
WAARSCHUWING
•
Voorwerpen in de bovenweergave (bird-eye)
lijken verder weg dan de werkelijke afstand,
omdat de bovenweergave een pseudoweer-
gave is die voortkomt uit een combinatie van
de weergaven van de camera's op de buiten-
spiegels, op de voorkant en op de achterkant
van de auto.
•
Grote objecten, zoals een stoeprand of een
voertuig, worden mogelijk onjuist uitgelijnd of
niet weergegeven op de grens tussen de ge-
combineerde beelden.
•
Objecten die zich boven de camera's bevin-
den kunnen niet worden weergegeven.
•
De bovenweergave kan mogelijk onjuist wor-
den uitgelijnd wanneer de positie van de ca-
mera verandert.
•
Een lijn op de grond wordt mogelijk onjuist uit-
gelijnd of niet herkend als recht als deze op de
overgang tussen de verschillende weergaven
komt te liggen. De onjuiste uitlijning neemt toe
naarmate de afstand tot de auto groter wordt.
135