Het bovenstaande resultaat geeft een grootte, 3.7, en een hoek,
0.33029... aan. Het hoeksymbool ( ∠ ) wordt voor de hoekmeting
gegeven.
U keert terug naar Cartesische of rechthoekige coördinaten met de functie
RECT (deze staan in de catalogus, ‚N). Een complex getal in de
iθ
polaire weergave wordt geschreven als z = r ⋅ e
. U kunt dit complexe getal
in de rekenmachine invoeren door een geordend paar in de vorm (r, ∠θ )
te gebruiken. Het hoeksymbool ( ∠ ) kan worden ingevoerd als
1.5i
~‚6. Het complexe getal z = 5.2e
, kan als volgt worden
ingevoerd (de afbeeldingen geven het RPN-stapelgeheugen weer, voordat
en nadat het getal is ingevoerd):
Omdat het coördinatenstelsel is ingesteld op rechthoekig (of Cartesisch),
zet de rekenmachine het getal automatisch om in Cartesische coördinaten,
dus x = r cos θ , y = r sin θ , wat in dit geval resulteert in (0.3678...,
5.18...).
Als echter het coördinatenstelsel is ingesteld op cilindrische coördinaten
(met CYLIN), dan zal het invoeren van een complex getal (x,y), waarbij x
en y reële getallen zijn, een polaire weergave opleveren.
Voer
bijvoorbeeld in de cilindrische coördinaten het getal (3.,2.) in. In de
onderstaande afbeelding ziet u het RPN-stapelgeheugen, voordat en
nadat dit getal is ingevoerd.
Eenvoudige handelingen met complexe
Blz. 4-3