Hoofdstuk 9
Matrices en lineaire algebra
Dit hoofdstuk laat voorbeelden zien van het aanmaken van matrices en
bewerkingen met matrices, inclusief toepassingen van lineaire algebra.
Matrices in het stapelgeheugen invoeren
In deze paragraaf laten we twee verschillende manieren zien waarop
matrices in het stapelgeheugen van de rekenmachine kunnen worden
ingevoerd: (1) met de Matrixschrijver en (2) door de matrix direct in het
stapelgeheugen in te voeren.
Met de Matrixschrijver
Net als vectoren, behandeld in Hoofdstuk 8, kunnen matrices in het
stapelgeheugen worden ingevoerd m.b.v. De Matrixschrijver. Om
bijvoorbeeld de matrix in te voeren:
activeer eerst de Matrixschrijver met „². Zorg ervoor dat de optie
is geselecteerd. Gebruik dan de volgende toetsencombinaties:
2.5\`4.2`2`˜ššš
.3`1.9`2.8`
Nu ziet het beeldscherm van de Matrixschrijver- er als volgt uit:
Druk nogmaals op ` om de matrix in het stapelgeheugen te plaatsen.
Het stapelgeheugen in de ALG-modus ziet u hieronder, voor en na het
indrukken van `,
Blz. 9-1
−
⎡
2
5 .
⎢
0
3 .
⎢
2
⎣
2`.1\`.5`
⎤
4
2 .
2
0 .
⎥
1
9 .
2
8 .
,
−
⎥
0
1 .
0
5 .
⎦