De vierkantswortelfunctie, √ , wordt verkregen via toets R. Bij het
berekenen van de stapel in de ALG-modus, moet u de functie voor het
argument invoeren. Bijvoorbeeld:
In de RPN-modus voert u eerst het getal in en daarna de functie.
Bijvoorbeeld:
• De machtfunctie, ^, wordt verkregen via toets Q. Bij het berekenen
van de stapel in de ALG-modus, voert u de basis (y) in gevolgd door de
toets Q en daarna de exponent (x). Bijvoorbeeld:
In de RPN-modus voert u eerst het getal in en daarna de functie.
Bijvoorbeeld:
• De wortelfunctie, XROOT(y,x), wordt verkregen via de
toetsencombinatie ‚». Bij het berekenen van de stapel in de ALG-
modus, moet u de functie XROOT gevolgd door de argumenten (y,x) en
gescheiden door komma's invoeren. Bijvoorbeeld:
In de RPN-modus voert u eerst het argument y in, daarna x en als
laatste de functie. Bijvoorbeeld:
• Logaritmen met natuurlijk grondtal 10 worden berekend met de
toetsencombinatie ‚Ã (functie LOG) terwijl de inverse functie
(ALOG of antilogaritme) wordt berekend met „Â. In de ALG-
modus wordt de functie ingevoerd voor het argument:
In de RPN-modus wordt het argument ingevoerd voor de functie:
Tiende machten gebruiken om gegevens in te voeren
Tiende machten, dus getallen in de vorm –4,5 × 10
ingevoerd met de toets V. Voorbeeld in de ALG-modus:
Of in de RPN-modus:
Blz. 3-3
R123.4`
123.4R
5.2Q1.25`
5.2`1.25Q
‚»3‚í27`
27`3‚»
‚Ã2.45`
„Â\2.3`
2.45‚Ã
2.3\„Â
\4.5V\2`
-2
, enz. worden