Dit zijn de toetsencombinaties voor de overgebleven variabelen:
A12: 3V5K~a12`
Q: ~„r/„Ü
~„m+~„r™™K~q`
R: „Ô3‚í2‚í1™K~r`
z1:3+5*„¥K~„z1`(Accepteer
wijziging naar de modus Complex als hierom wordt gevraagd).
p1: ‚å‚é~„r³„ì*
~„rQ2™™™K~„p1`
Het scherm ziet er nu als volgt uit:
U ziet zes van de zeven variabelen die onder in het scherm worden
α
vermeld: p1, z1, R, Q, A12,
.
De RPN-modus
(Gebruik H\@@OK@@ om naar de RPN-modus te wijzigen). Gebruik de
volgende toetsencombinaties om de waarde –0.25 in variabele α op te
slaan: .25\`³~‚a`. Het scherm ziet er nu
als volgt uit:
Met –0,25 op het niveau 2 van de stapel en 'α' op het niveau 1 van de
stapel, kunt u de K toets gebruiken om de variabele te scheppen. De
variabele wordt nu weergegeven in de labels van de softmenutoets zodra
u Jindrukt:
Blz. 2-11