Druk op ` om het verwijderen van de variabelen te voltooien. Het
scherm geeft nu de overgebleven variabelen weer:
De functie PURGE gebruiken in het stapelgeheugen in de RPN-
modus
We gaan er vanuit dat onze lijst met variabelen de variabelen p1, z1, Q,
R en a bevat. Met het commando PURGE wordt variabele p1 verwijderd.
Druk op ³@@p1@@ `I@PURGE@. Het scherm laat nu zien dan variabele
p1 is verwijderd:
Om twee variabelen tegelijkertijd te verwijderen, bijvoorbeeld variabelen
R en Q, maken we eerst een lijst (in de RPN-modus hoeven de elementen
in de lijst niet te worden gescheiden door komma's zoals in de Algebraic-
modus).
J„ä³@@@R!@@ ™³@@@Q!@@ `
Druk vervolgens op I@PURGE@ om de variabelen te verwijderen.
Raadpleeg hoofdstuk 2 in de gebruikshandleiding van de rekenmachine
voor meer informatie over het bewerken van variabelen.
De functies UNDO en CMD
De functies UNDO en CMD zijn handig voor het oproepen van recent
gebruikte commando's of om een handeling terug te draaien als er een
fout is gemaakt. Deze functies zitten onder de HIST-toets: UNDO wordt
uitgevoerd met de toetsen ‚¯, terwijl CMD wordt uitgevoerd met de
toetsencombinatie „®.
Blz. 2-15