U ziet dat de inhoud van programma p1 nu op het scherm worden
weergegeven. U kunt de overgebleven variabelen in deze directory zien
met: L
Inhoud van alle variabelen op het scherm weergeven
Met de toetsencombinaties ‚˜ kunt u de inhoud van alle variabelen
op het scherm weergeven. Bijvoorbeeld:
Druk op $ om naar het normale beeldscherm van de rekenmachine
terug te keren.
Variabelen verwijderen
De eenvoudigste manier om een variabele te verwijderen, is met de functie
PURGE. Deze functie is direct toegankelijk via het menu TOOLS (I) of
via het menu FILES „¡@@OK@@ .
De functie PURGE gebruiken in het stapelgeheugen in de
Algebraïsche modus
Onze lijst met variabelen bevat de variabelen p1, z1, Q, R en a. Met het
commando
PURGE
wordt
variabele
p1
verwijderd.
Druk
op
I@PURGE@J@@p1@@ `. Het scherm laat nu zien dat variabele p1 is
verwijderd:
U kunt het commando PURGE gebruiken om meerdere variabelen te
verwijderen door de namen in een lijst in het argument van PURGE te
plaatsen. Als we bijvoorbeeld variabelen R en Q tegelijkertijd willen
verwijderen, kunnen we de volgende oefening proberen. Druk op:
I@PURGE@ „ä³J@@@R!@@ ™ ‚í³J@@@Q!@@
Het scherm geeft nu het volgende commando weer dat kan worden
uitgevoerd:
Blz. 2-14