Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Led-Indicatoren; Busprotocol; Systeemvoeding - MSA SUPREMATouch Gebruiksaanwijzing

Verberg thumbnails Zie ook voor SUPREMATouch:
Inhoudsopgave

Advertenties

2.5

LED-indicatoren

De 8 LED-indicators bieden informatie over systeem- en signaalstatus.
SYSTEEM
:
VOEDING
(groen)
STORING
(geel)
BLOK-
(geel)
KEREN
SIGNAAL:
AL 1–AL 4
(rood)
STORING
(geel)
2.6

Busprotocol

De SUPREMATouch gebruik het CAN-busprotocol. Op het interconnectiebord (MIB-module) kan
de DIL-schakelaar worden gebruikt om de overdrachtssnelheid in te stellen op 10, 20, 50, 125,
250, 500 of 1.000 kb/s voor alle aangesloten modules. Alle modules op één bus moeten werken
met dezelfde bitsnelheid. Als een van de modules een andere snelheid gebruikt, treedt een fout
op in de bus. Deze wordt dan gedetecteerd en de toepasselijke meldingen worden weergegeven.
Iedere module krijgt een code (knooppunt-ID) in het bereik van 1-127, door gebruik van de DIL-
schakelaar van het MIB-modulebord op basis van de sleuf in het rek. De modules op één bus
moeten elk hun eigen code hebben. Als er dubbele codes worden gedetecteerd, wordt een fout-
bericht gegenereerd.
2.7

Systeemvoeding

Het systeem wordt voorzien van een bedrijfsspanning van 24 VDC (19,2-32 VDC). Drie paar
aansluitklemmen voor het aansluiten van drie 24VDC-voedingsbronnen (EXT, INT, BAT) zijn
aanwezig op het interconnectiebord (MIB-module). De voeding kan dus van 3 verschillende
bronnen worden afgenomen (redundantie). Als alle drie voedingsspanningen (EXT, INT en BAT)
aanwezig zijn, selecteert het systeem slechts één van deze om de module te voeden in de
volgende voorkeursvolgorde:
1e = EXT, 2e = INT, 3e = BAT.
De hardware van de systeemmodule regelt het overschakelen.
Wanneer een externe vermogenseenheid of batterij wordt gebruikt, moet de voeding worden gefil-
terd via een passend EMC-filter (elektromagnetische compatibiliteit). Zie hoofdstuk 12.2 "Instal-
latie-instructies voor het volgen van de EMC-Richtlijnen" voor informatie over installaties met lage
spanning.
voeding aan/uit
systeemspecifieke fout (bijv. defecte CPU)
ingangen zijn geblokkeerd of er wordt een kalibratie uitge-
aan:
voerd
uitgangen die zijn aangesloten op een of meer ingangen
knipperend:
zijn vergrendeld
ingangsignaalalarmen
(iedere ingang kan maximaal vier alarmen hebben)
specifieke ingangsignaalstatussen
(meetwaarden die hoger zijn dan de volledige schaal, onder het meet-
bereik en signaalstoringen)
SUPREMATouch
Systeemconcept
NL
16

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave