Systeemconcept
2.2
Ontwerp
De modules van de SUPREMATouch worden in een rek gemonteerd. Bij uitgebreide systemen
kunnen extra modules in een tweede rek worden geplaatst of worden geïnstalleerd op rails met
Omega-profiel in een schakelkast.
Gegevens worden uitgewisseld tussen de modules via een CAN-bus, en dus is het mogelijk satel-
lieten over lange afstanden te verbinden.
Voor meettaken die redundante signaalingang en verwerking nodig hebben, kunnen op elk
moment extra modules worden toegevoegd om het gaswaarschuwingssysteem uit te breiden.
De sensoren moeten het type bescherming tegen ontbranding hebben zoals voorgeschreven voor
de installatieplek. De verbinding tussen de invoermodule van de SUPREMATouch en de
sensoren wordt tot stand gebracht met een afgeschermde kabel voor externe metingen van het
2-, 3-, 4- of 5-draadse type.
Voor onderhoud kunnen de sensoren elektrisch van de SUPREMATouch geïsoleerd worden door
de insteekverbinding mechanisch los te koppelen (MAT-, MAT TS-modules).
Het volgende blokschema toont de mogelijke indeling van een niet-redundant systeem.
Sensoren
Het systeem maakt onderscheid tussen passieve en actieve transmitters.
Over het algemeen bestaan passieve detectors alleen uit een zeer gevoelige (halve) meetbrug,
terwijl actieve transmitters hun eigen elektronica en een gestandaardiseerde signaaluitgang
hebben
(4–20 mA).
NL
12
SUPREMATouch