Opbouw en werking
Fig. 73
Met de rijpadenschakeling kunnen de rijpaden (A) in het veld op vooraf ingestelde afstanden worden
aangelegd.
De afstand tussen de rijpaden (b) komt overeen met de werkbreedte van de andere machines (B),
bijv. kunstmeststrooiers en/of landbouwsproeiers, die na het zaaien worden ingezet.
Voor het instellen van de rijpadenschakeling moet de benodigde rijpadenverdeling in de
bedieningsterminal worden ingesteld.
In afbeelding (Fig. 73) is de rijpadenverdeling 3 weergegeven. Tijdens het werk worden de slagen
doorgenummerd (rijpadenteller) en weergegeven op de bedieningsterminal.
In rijpadenverdeling 3 geeft de rijpadenteller de slagen aan in de volgorde 2-0-1-2-0-1-2-0-1...etc.
Bij het aanmaken van een rijdpad toont de rijpadenteller het getal "0".
De benodigde rijpadenverdeling (zie tabel Fig. 76) resulteert uit de gewenste rijpadenafstand (b) en de
werkbreedte van de zaaimachine. Andere rijpadenverdelingen vindt u in de bedieningsterminal.
De spoorbreedte (a) van het rijpad komt overeen met die van de onderhoudstractor en is instelbaar.
De spoorbreedte (c) van het rijpad stijgt met het aantal naast elkaar geplaatste rijpadzaaischijven.
AD-P 30/35/4000 SPECIAL BAH0081-2 02.17
79