11.2
Weergave resterende hoeveelheid zaaigoed
Onderschrijden van de resthoeveelheid in de tank (bij correct ingestelde leegmeldsensor) wordt
optisch en akoestisch gesignaleerd.
De minimumhoeveelheid moet groot genoeg zijn om schommelingen met betrekking tot de
zaaihoeveelheid te voorkomen.
11.3
Verschil tussen de ingestelde en daadwerkelijke zaaihoeveelheid
Verschillen tussen de ingestelde en daadwerkelijke zaaihoeveelheid kunnen worden veroorzaakt door:
Voor het berekenen van de bewerkte oppervlakte en de benodigde zaaihoeveelheid zijn de
impulsen van de radar of het impulswiel over een afstand van 100 m nodig.
Het veldoppervlak kan tijdens het werk veranderen, bijv. bij de overgang van droge lichte grond
naar natte zware grond.
Hierdoor kan de kalibratiewaarde "Imp./100 m" veranderen.
De kalibratiewaarde "Imp./100 m" moet bij verschillen tussen de ingestelde en daadwerkelijke
zaaihoeveelheid opnieuw worden berekend door een meettraject af te rijden.
Bij het zaaien van nat ontsmet zaad kunnen er verschillen ontstaan tussen ingestelde en
daadwerkelijke zaaihoeveelheid als de tijd tussen ontsmetting en zaaien minder is dan 1 week
(aanbevolen wordt een periode van 2 weken).
AD-P 30/35/4000 SPECIAL BAH0081-2 02.17
Storingen
179