8.3
Zaaihoeveelheid kalibreren
1. De machinecombinatie en tractor koppelen (zie hoofdstuk "Machines koppelen", pagina 107).
2. De tractoraftakas uitschakelen en wachten, tot de aftakas van de tractor tot stilstand is gekomen.
3. Zet de combinatie op een vlakke ondergrond.
4. Zet de handrem vast en zet de tractormotor af.
Schakelt het contact niet uit. Deze is nodig voor gebruik van de bedieningsterminal en de
aandrijfmotor van de doseerrol.
5. De zaadbak minimaal 1/3 volume (bij fijn zaad overeenkomstig minder) met zaaigoed vullen (zie
hoofdstuk "Zaaigoedtank vullen", pagina 129).
6. Plaats de bak onder de injectiesluis.
7. Open de klep van de injectiesluis (Fig.
157/1).
Pak de klep van de injectiesluis uitsluitend
bij de greep (Fig. 157/2) vast om letsel door
het dichtslaan van de veerbelaste klep te
voorkomen.
VOORZICHTIG
Beknellingsgevaar. Kom nooit met
de hand tussen de klep van de
injectiesluis en de injectiesluis!
8. De zaaimachine aan de hand van de handleiding "AMADRILL+" of de handleiding "Software
ISOBUS" kalibreren. Herhaal de kalibratie tot het bereiken van de gewenste hoeveelheid uit te
zaaien zaad.
9. Sluit de injectiesluis/injectiesluizen.
10. Bevestig de bak aan de transporthouder.
AD-P 30/35/4000 SPECIAL BAH0081-2 02.17
Fig. 156
Fig. 157
Instellingen
131