Pagina 1
Bedieningshandleiding opbouwzaaimachine Pneumatic opbouwzaaimachine Pneumatic opbouwzaaimachine Pneumatic opbouwzaaimachine Pneumatic opbouwzaaimachine Pneumatic A A A A A D-P 2 D-P 2 D-P 2 D-P 2 D-P 2 Voor in bedrijfstellen de bedieningshandleiding MG 806 en de B 123-2 NL 06.02 Printed in Germany veiligheidsvoorschriften lezen en opvolgen!
Pagina 3
1 - 1 De opbouwzaaimachines AD-P zijn kwaliteitsproducten uit het omvangrijke productieprogramma van de AMAZO- NEN-Werke, H. Dreyer GmbH & Co. KG. Om verzekerd te zijn van een storingsvrije werking adviseren wij u deze handleiding zorgvuldig te lezen en de aanwijzingen altijd nauwkeurig op te volgen.
Pagina 4
1 - 2 Opmerking bij deze handleiding Bewaar deze handleiding steeds onder handbereik. Als u deze machine verkoopt, overhandig de handleiding dan aan de volgende eigenaar. Alle gegevens en aanwijzingen zijn actueel op het moment van het ter perse gaan van deze handleiding. Omdat AMAZONEN-Werke altijd streeft naar verbetering van zijn producten, behouden wij ons het recht voor alle verbeteringen en veranderingen die wij noodzakelijk achten, zonder enige verplichtingen aan wie dan ook, door te voeren.
1 - 3 Machinegegevens .......................... 1 Gebruiksdoel ............................. 1 Fabrikant ............................1 Conformiteitsverklaring ........................1 Gegevens bij informaties en bestellingen ......................1 Fabrieksplaatje AD-P 302 ........................2 Fabrieksplaatje AD-P 403/452 ......................2 Technische gegevens ........................3 Hydrauliekaansluitingen ........................4 Gegevens over de geluidssterkte ........................
Pagina 6
1 - 4 Koppelingsdelen voor de wals ......................2 Zaaimachine aankoppelen ......................... 3 Opbouwzaaimachine AD-P op een combinatie met V-ring wals KW580 bevestigen ............................1 11.0 Turbine met aftakasaandrijving voor KE/KG ............................1 11.1 Smoorklep ............................2 11.2 Manometer ............................3 12.0 Turbine met hydraulische aandrijving .......................
Pagina 7
1 - 5 23.5 Obstakels op het veld ........................7 23.6 Breekboutbeveiliging ......................... 7 24.0 Exactegge ............................1 24.1 Bevestiging van de exactegge aan de zaaimachine ................1 24.1.1 Hydrauliekcilinder aansluiten (extra toebehoren) ..........................3 24.2 Buitenste toestrijkers in werkstand brengen ........................4 24.3 Stand van de toestrijkers ........................
2 - 1 Gegevens over de machine Gegevens bij informaties en bestellingen Gebruiksdoel Voor de bestelling van extra toebehoren en onderde- De opbouwzaaimachine is geschikt, in combinatie len altijd typeomschrijving en machinenummer van de met een grondbewerkingsmachine, voor het bevoorra- machine aangeven.
Pagina 10
AD-P 402 / 452 Het fabrieksplaatje is authentiek en mag Noteert u hier het machinetype en het machine- niet worden veranderd of onherkenbaar nummer van uw opbouwzaaimachine. worden gemaakt! Type machine: AMAZONE Opbouwzaaimachine Pneumatic AD-P ..............Serienummer.: ..........AD-P B 123-2 10.98...
2 - 3 Technische gegevens AIRSTAR Profi AD-P 302 AD-P 402 AD-P 452 Wisselframe kouters K-kouters K-kouters K-kouters schijfkouters schijfkouters schijfkouters Aantal rijen Rijenafstand 12,5 cm 12,5 cm 12,5 cm Werkbreedte = transportbreedte 3,0 m 4,0 m 4,5 m Hoogte tot bovenkant standaard zaadbak 1,85 m 1,85 m...
2 - 4 Hydraulische aansluitingen AD-P 18c007 Fig. 2.2 Omschrijving op het hydraulisch schakelschema Voor dat aan de hydraulische installatie (Fig. 2.2) wordt gewerkt, moet het systeem over de van de opbouwzaaimachine AD-P trekkerhydrauliek drukloos worden gemaakt. ab = machine kant cd = trekker kant De werkdruk mag...
Doelgericht gebruik toe behoort ook, dat voor schade als gevolg van zaai- fouten, geen aansprakelijkheid wordt aanvaard. Ei- De AMAZONE-opbouwzaaimachine AD-P is uitslui- genmachtige veranderingen aan de machine kunnen tend bestemd voor de gebruikelijke bevoorrading, do- tot gevolgschade leiden en sluiten iedere aansprake- sering en het uitbrengen van in de handel gebruikelij- lijkheid van de fabrikant voor deze schade uit.
Kwalificatie van de persoon die de machine bedient De AMAZONE-opbouwzaaimachine AD-P mag uitslui- tend door personen worden gebruikt, onderhouden en afgesteld, die ermee vertrouwd zijn en op de hoogte zijn van de gevaren die ermee verbonden zijn en geïnfor- meerd over de noodzakelijke bescherminrichtingen en veiligheidsregels.
3 - 2 Waarschuwings- en aanwijzings- stickers op de machine De aanwijzingsstickers, bijv.: De waarschuwingsstickers, bijv.: 14951790 Geven bijzonderheden van de machine aan, die belan- Geven de gevaarlijke plaatsen van de machine aan. Het grijk zijn voor storingvrij gebruik van de machine. in acht nemen van de teksten op deze waarschuwings- stickers is belangrijk voor alle personen die met de machine werken.
Pagina 17
3 - 3 De bevestigingsplaatsen van de waarschuwings- en Houdt de waarschuwings- en aanwijzingsstickers op de aanwijzingsstickers op de machine zijn aangegeven in machine altijd schoon en in goed leesbare toestand. Fig. 3.1. De verklaringen voor de waarschuwings- en de Beschadigde of ontbrekende waarschuwings- en aanwij- aanwijzingsstickers, waarvoor wij uw aandacht vragen zingsstickers vervangen.
Pagina 18
3 - 4 Afb.-nr.: MD 095 Verklaring Voor ingebruikname de gebruikshandleiding en veilig- heidsaanwijzingen lezen en in acht nemen! Afb.-nr.: MD 082 Verklaring Het meerijden tijdens het werk en tijdens het transport op de machine (ook op het laadplatform) is niet toegestaan! Afb.-nr.: MD 083 Verklaring Verwondinggevaar!
Pagina 19
3 - 5 Afb.-nr.: MD 077 Verklaring: Verwondinggevaar bij draaiende machine! Afstand houden bij opstartende of draaiende machine! Iedereen uit het gevarengebied sturen, zolang daar delen kunnen bewegen! Afb.-nr.: 951790 Verklaring Na enkele werkuren bouten natrekken! 14951790 Afb.-nr.: 911888 Verklaring Het CE-teken geeft aan, dat de machine voldoet aan de eisen van de EG-machinerichtlijn 89/392/EG en de overeenkomstige aanvullende richtlijnen!
Pagina 20
3 - 6 Afb.-nr.: 955911 Verklaring: De stabiliteit van de machinecombinatie is pas dan gewaarborgd, wanneer de combinatie op de wegzetsteu- nen (Fig. 4.4/1) van de zaaimachine wordt weggezet. Wanneer u de bandenpakkerwals na het werk wegzet, adviseren wij u de banden van de wals te ontlasten door de combinatie op de wegzetsteunen te plaatsen waar- door beschadiging van de banden en steunringen in de banden wordt voorkomen.
3 - 7 Veiligheidsbewust werken 16. Bedieningskoorden voor snelkoppelingen moeten los hangen en wel zodanig dat ze niet kunnen Naast de veiligheidsaanwijzingen dient u de nationale, blijven haken en zelfstandig in actie treden! algemeen geldige wet- en regelgeving ten aanzien van 17.
3 - 8 3.6.2 Algemene veiligheids- en 3.6.3 Algemene veiligheids- en ongevallenpreventieregels voor ongevallenpreventieregels aanbouwmachines aan de bij het gebruik van zaaimachines driepuntshefinrichting van de trekker 1. Tijdens de afdraaiproef rekening houden met gevaar, veroorzaakt door draaiende en bewegende machinedelen! 1.
3 - 9 3.6.4 Algemene veiligheids- en 3.6.5 Algemene veiligheids- en ongevallenpreventieregels bij het ongevallenpreventieregels gebruik van een hydraulisch systeem bij het gebruik van een aftakas 1. Het hydraulisch systeem staat onder hoge druk! 1. Uitsluitend de door de fabrikant voorgeschreven 2.
8. Reserve onderdelen moeten minstens aan de door de fabrikant van de machine vastgelegde techni- sche eisen voldoen! Daarom uitsluitend originele AMAZONE-onderdelen gebruiken! AD-P B 123-2 06.02...
Aanspraak op schadevergoeding door bedieningsfouten worden op voorhand afgewezen. Er kan alleen aanspraak op garantievergoeding worden gemaakt indien er uitsluitend originele AMAZONE onder- delen en slijtdelen zijn gebruikt. 10t073 Fig. 4.1...
Pagina 26
4 - 2 Turbine met hydr. aandrijving aansluiten: zie hfdst. 12. Slangkoppeling I op de trekker op een enekelwerkend regelventiel aansluiten: Op slangkoppeling I (Fig. 4.1/1) zijn aangesloten: 1. Hydrauliekcilinder voor bediening van de markeurs (zie hfdst. 23.0) 2. de schakelkast voor de zaaiwielen voor de rijpadenschakeling (zie hfdst.
4 - 3 Stand van de aandrijfkast voor de zaaihoeveelheid vaststellen (zie hfdst. 21.0). Controleer de hydrauliekslangen voor het bedrijfstellen tijdens werkzaamheden volgens hfdst. 50.7.1. Instelwerkzaamheden op het veld Markeurs in werkstand brengen (zie hfdst. 23.2). Stappenwiel in werkstand brengen: Stappenwiel uit de houder van de draaibare aandrijving 11t019 trekken en met de eerst verwijderde overslagpen (Fig.
4 - 4 Tijdens het zaaien Het niveau in de zaadbak kan met het elektronische controle-, besturings- en regelsysteem “AMADOS” (ex- tra uitvoering) worden gecontroleerd (zie speciale hand- leiding). Het isa verboden zich binnen de gevarenzone van trekker met werktuig op te houden! Houd rekening met de breed uitstaande markeurs! Zaadbak tijdig bijvullen!
4 - 5 Wegzetten van de AD-P combinatie De stabiliteit van de machinecombinatie kan pas worden gewaarborgd, wanneer de combinatie op de afzetsteunen (Fig. 4.4/1) van de zaaimachine wordt weggezet. Een overeenkomstige aanwijzing is op de zaaimachine bevestigd. Fig 4.4 Voor dat de combinatie wordt afgekoppeld van de trekker moeten de pennen voor de diepte-instelling (Fig.
6 - 1 Opbouwzaaimachine op een combinatie met bandenpakkerwals bevestigen Twee kunststof blokken (Fig. 6.1/1) aan de houders van de zaaimachine bevestigen. 10t037 Fig 6.1 10t019 Twee opnamegoten (Fig. 6.2/1) aan de bandenpakker- wals bevestigen. Fig 6.2 Met de combinatie bestaande uit grondbewerkingsma- chine en bandenpakkerwals achteruit naar de zaaima- chine rijden, die op de afzetsteunen (Fig.
Pagina 32
6 - 2 De bandenpakkerwals heeft rechts voor een centreerstift (Fig. 6.4/1) die tijdens het aankoppelen in een sleufgat van de zaaimachine grijpt. 10t038 Fig 6.4 Lagerassen (Fig. 6.5/2) van de zaaimachine in de vang- haken (Fig. 6.5/1) van de bandenpakkerwals plaatsen en met de pennen (Fig.
Pagina 33
6 - 3 Topstang (Fig. 6.7/1) aan zaaimachine en grondbewer- kingsmachine bevestigen en de bevestigingspennen met borgpennen beveiligen. De topstang heeft een instelmogelijkheid van 490 mm tot 630 mm. 10t023 Fig 6.7 Ketting beschermkap (Fig. 6.8/1) aan het rechter binnen- ste zijdeel van de zaaimachine na het losmaken van de vleugelmoer (Fig.
Pagina 34
6 - 4 Kettingspanhendel (Fig. 6.9/1) naar beneden drukken en de aandrijfketting (Fig. 6.9/2) van de zaaimachine om het kettingwiel (Fig. 6.9/3) van de bandenpakkerwals leggen. 10t025 Fig 6.9 Hefboom (Fig. 6.10/1) voorzichtig omhoog zwenken. Daardoor wordt de aandrijfketting (Fig. 6.10/2) gespan- nen.
Pagina 35
6 - 5 De bandenpakkerwals zorgt voor de aandrijving van de zaaiorganen van de zaaimachine. Opdat geen zaadgoed tijdens het keren op de kopakker verloren gaat, is het noodzakelijk dat de aandrijving van de zaaiorganen meteen wordt onderbroken zodra zaaimachine bandenpakkerwals met de hefinrichting van de trekker worden opgetild.
PW of V-ringwals KW450 bevestigen Voor het aankoppelen van de opbouwzaaimachine AD-P aan een AMAZONE-tandenpakkerwals PW of V-ring- wals KW450 moeten beide machines met de betreffende koppelingsdelen worden uitgerust. Koppelingsdelen opbouwzaaimachine AD-P De opbouwzaaimachine AD-P moet met volgende kop- pelplaten worden uitgerust: Koppelplaat (Fig.
7 - 2 Koppeldelen van de wals Wals met twee lagerconsoles (Fig. 7.2/1) uitrusten. Lagerconsoles (Fig. 7.2/1) aan het frame van de wals met moerbeugels (Fig. 7.2/2) op de juiste afstand “A” (Fig. 7.3) vast monteren: AD-P 302....afstand A = 2770 mm AD-P 402....afstand A = 3770 mm AD-P 452....afstand A = 4270 mm De Lagerconsoles (Fig.
7 - 3 Zaaimachine aankoppelen Grondbewerkingsmachine en wals met de hefinrichting van de trekker optillen. De combinatie achteruit naar de opbouwzaaimachine rijden, die op de afzetsteunen staat. Lagerassen (Fig. 7.4/1) in de opvanghaken (Fig. 7.4/ 2) plaatsen, met pennen (Fig. 7.4/3) vastzetten en met overslagpennen borgen.
8 - 1 Opbouwzaaimachine AD-P aan een combinatie met V-ringwals KW580 bevestigen Twee kunststof blokken (Fig. 8.1/1) aan de houders van de zaaimachine bevestigen. 10t037 Fig 8.1 Twee opvanggoten (Fig. 8.2/1) aan de V-ringwals beve- stigen. 10t085 Fig 8.2 Met de combinatie bestaande uit grondbewerkingsma- chine en V-ringwals achteruit naar de zaaimachine rijden, die op de afzetsteunen (Fig.
Pagina 42
8 - 2 De V-ringwals heeft rechts voor een centreerstift (Fig. 8.4/1) die tijdens het aankoppelen in een sleufgat van de zaaimachine grijpt. 10t038 Fig 8.4 Lagerassen (Fig. 8.5/2) van de zaaimachine in de vang- haken (Fig. 8.5/1) van de V-ringwals plaatsen en met de pennen (Fig.
Pagina 43
8 - 3 Topstang (Fig. 8.7/1) aan zaaimachine en grondbewer- kingsmachine bevestigen en de bevestigingspennen met borgpennen beveiligen. De topstang heeft een instelmogelijkheid van 490 mm tot 630 mm. 10t023 Fig 8.7 Opdat de opbouwzaaimachine in de parallellogramophanging vrij te kunnen laten bewegen, moeten nadat de zaai- machine is aangekoppeld, de beide pen- nen van de bovenste draagarm (Fig.
11.0 Turbine met koppelingsasaandrijving voor KE/KG Wordt de AD-P in combinatie met een AMAZONE-rotor- cultivator of een AMAZONE-rotoregge met wisseltand- wiel- (Fig. 11.1) of schakelbare hoofdaandrijving (Fig. 11.2/1) gebruikt, kan de turbine (Fig. 11.3/1) van de AD- P met het constante aftakastoerental van de trekker over de hoofdtandwielkast worden aangedreven.
11 - 2 11.1 Smoorklep Verandering van het turbinetoerental is met de aandrijving over de koppelingsas niet mogelijk. Om de luchtstroom te reduceren zijn de machines met een smoorklep uitgerust. Met de hendel van de smoorklep (Fig. 11.4/1) kan de smoorklep in twee standen wordt vastgezet;...
11 - 3 11.2 Manometer Een regelmatige verdeling van het zaaigoed over alle kouters is afhankelijk van het juiste turbinetoerental of van de juiste luchtdoorstroming in de injectiesluis. Op de manometer (Fig. 11.7/1) wordt de stuwdruk in de injec- tiesluis aangegeven. De manometer is op een mondstuk (Fig.
12 - 1 12.0 Turbine met hydraulische 952794 aandrijving AD-P / FRS / FPS De luchtstroom voor het zaadtransport van de venturi naar de zaaipijpen wordt door een turbine opgewekt. Voor de aandrijving van de turbine door een hydromotor (Fig. 12.2/1) moet deze aan de hand van het schakelsche- max.
12 - 2 De instellingen, die u uitvoert, kunt u met een manometer controleren (zie hfdst. 12.3.1) of worden op het display van AMADOS getoond (zie bedieningshandleiding AMA- DOS) indien uw machine hiermee is uitgerust. 12.2 Schakelschema turbine met hydraulische aandrijving Nr Benaming (zie figuur 12.2) 1 Turbine-hydromotor N = 3800 U/min.
12 - 3 12.2.1 Verklaringen bij het schakelschema Aan de drukzijde kan de hydromotor van de ventilator (Fig. 12.2/1) gekoppeld worden aan een enkelwerkende of een dubbelwerkende aansluiting (Fig. 12.2/8). Veiligheidsaanwijzingen volgens hfdst. 3.6.4 opvolgen! Om beschadiging van de hydromotor van de turbine te voorkomen, mag de oliedruk in de retour (Fig.
12 - 4 12.3 Toerentalcontrole Voorwaarde voor een regelmatige zaadaanvoer is een constant toerental van de turbine. Voor de controle van het turbinetoerental is uw machine uitgerust met een mano- meter of controle via het display van AMADOS (extra uitvoering). Indien uw machine met de elektronische controle-, bestu- rings- en regelsysteem AMADOS is uitgerust, kunt u het turbinetoerental in het display van de computer aflezen.
Pagina 53
12 - 5 Bevindt de manometer zich in het rode gebied (Fig. 12.6/3), dan kan een gelijkmatige verdeling van het zaaigoed worden beïnvloed. In het rode gebied (Fig. 12.6/4) kan het turbinetoerental kan het maximale toerental van 3800 t/min worden overschreden.
16 - 1 16.0 Zaadbak vullen en ledigen Alvorens de zaadbak te vullen eerst de zaaimachine aan de grondbewerkingsmachine koppelen. Zaadbak eerst leegmaken voor de zaaimachine wordt afgekoppeld! 16.1 Zaadbak vullen De zaadbak kan vanaf het laadplatform (Fig. 16.1) worden gevuld.
Pagina 56
16 - 2 16.2 Zaadbak leegmaken Na het werk altijd de zaadbak en de doseerwielen reinigen! Als de doseerwielen niet geheel leeg gemaakt worden, zwellen of kiemen zaadresten zelfs in de doseerwielen. Het draaien van de doseerwielen wordt geblokkeerd en er kan schade ontstaan aan de aandrijving of in de tandwielkast.
Pagina 57
16 - 3 Om het laatste zaad eruit te halen de klep van de venturi (Fig. 16.5/1) openen. Fig. 16.5 Hendel (Fig. 16.6/1) naar beneden drukken en vastzetten. Met de hendel wordt een extra aftap achter de doseereen- heid geopend. Voor het ledigen van de doseerwielen zoals bij het vast- stellen van de tandwielkastinstelling met de afdraaislinger de doseerwielen meerdere malen draaien.
20 - 1 20.0 Doseereenheid Stand Stuw- op de zaadsoort instellen Zaadsoort Doseerwiel* druk smoor- (mbar)*** Elke doseereenheid beschikt over klep** een wit gekleurd hoofdzaaiwiel (Fig. 20.1/1) Spelt Hoofdzaaiwielen open 35-45 een oranje gekleurd hoofdzaaiwiel (Fig. 20.1/2) Hoofdzaaiwielen open een rood-zwart gekleurd fijnzaadwiel (20.1/3). 35-45 Haver Hoofdzaaiwielen...
20 - 2 20.1 In- en uitschakelen van de zaaiwielen In de stand „zaaiwiel in“ is de kartelschroef (Fig. 20.3/ 1) tot aan de aanslag ingeschroefd. 10w009 Fig. 20.3 In de stand „zaaiwiel uit“ is de kartelschroef (Fig20.4/ 1) tot aan de aanslag (Fig. 20.4/2) uitgedraaid. Kartelschroeven in stand „zaaiwiel in “of „zaaiwiel uit “draaien.
20 - 3 20.3 Zaaien met het fijnzaadwiel 10w007 Fig. 20.6 Voor het zaaien met het fijnzaadwiel (Fig. 20.6/1) Handwiel (Fig. 20.7/1) zover verdraaien, tot de kartelschroeven (Fig. 20.7/2) zichtbaar worden Kartelschroef (Fig. 20.6/2) van het fijnzaadwiel indraaien Kartelschroeven (Fig. 20.6/3) van de beide hoofdzaaiwielen uitdraaien.
21 - 1 21.0 Tandwielkastinstelling voor de ge- wenste zaaihoeveelheid vaststel- Zaaimachine volgens. 20.0 instellen. Zaadkast voor minstens 1/4 met zaad vullen. De gewenste zaaihoeveelheid op de tandwielkast (Fig. 21.1/1) instellen. Met de instelhendel van de tandwielkast (Fig. 21.1/2) kan het toerental van de zaaias en daarmee de gezaaide hoeveelheid, traploos worden ingesteld.
Pagina 64
21 - 2 Vleugelmoer (Fig. 21.2/2) losdraaien en afdraaibak (Fig. 21.2/1) in de hand nemen. Fig. 21.2 Afdraaibak (Fig. 21.3/1) onder de doseereenheid plaat- sen. Klep (Fig. 21.3/2) openzetten. Fig. 21.3 AD-P B 123 06.02...
Pagina 65
21 - 3 Vastzetknop (Fig. 21.4/1) van de verstelhendel van de tandwielkast losdraaien. Verstelhendel (Fig. 21.4/2) van onderen op de volgende instelling plaatsen: Zaaien met beide hoofdzaaiwielen: Tandwielkastinstelling „50“ Zaaien met het fijnzaaiwiel: Tandwielkastinstelling „15“ Vastzetknop (Fig. 21.4/1) weer aandraaien. Wanneer uw zaaimachine met de hydrau- lische verstelling van zaaihoeveelheid is Fig.
Pagina 66
21 - 4 alleen AD-P met bandenpakkerwals: Om de opbouwzaaimachine stilstaand af te draaien, moet de overslagpen (Fig. 21.7/1) uit de tussenaandrijving van de bandenpakkerwals worden getrokken. Fig. 21.7 alleen AD-P met bandenpakkerwals: Afdraaislinger (Fig. 21.8/1) in de tussenaandrijving steken en zo lang aan de slinger draaien, tot alle kamers van de (het) zaaiwiel(en) zijn gevuld en een gelijkmatige stroom zaad in de afdraaibak komt.
Pagina 67
21 - 5 alleen voor AD-P met stapwiel: Afdraaislinger (Fig. 21.9/1) in de pijp van het stapwiel steken en zo lang aan de slinger draaien, tot alle kamers van het (de) zaaiwiel(en) gevuld zijn en een gelijkmatige stroom zaad in de afdraaibak komt. Afdraaibak in de zaadbak ledigen en met de slinger het aantal malen rechtsom draaien, zoals aangegeven in de tabel (Fig.
Pagina 68
1/10 ha af te draaien. Werk- AD 2 RP-AD 2 breedte AD-P 2 RP-AD-P 2 1/40 ha 1/10 ha 1/40 ha 1/10 ha 2,5 m 27,0 108,0...
Pagina 69
21 - 7 Voor andere werkbreedten als in de (Fig. 21.10) aangegeven, kan het aantal slingeromwentelingen als volgt worden berekend: omrekeningsfactor Slingeromwentelingen voor 1/40 ha (250 m werkbreedte (m) omrekeningsfactor Slingeromwentelingen voor 1/10 ha (1000 m werkbreedte (m) Zoek de omrekeningsfactor in tabel Fig. 21.10 op. Fig.
Pagina 70
21 - 8 Afdraaien op 1/40 ha: Te zaaien hoeveelheid [kg/ha] = afgedraaide hoeveelheid zaad [kg/ha] x 40 Afdraaien op 1/10 ha: Te zaaien hoeveelheid [kg/ha]= afgedraaide hoeveel;heid zaad [kg/ha] x 10 Voorbeeld: afdraaien op 1/40 ha afgedraaide hoeveelheid zaad 3,2 kg Te zaaien hoeveelheid [kg/ha] = 3,2 [kg/ha] x 40 = 125 [kg/ha] Rekenschijf...
21 - 9 21.1 Vaststellen tinstelling van de aandrijfkast met behulp van de rekenschijf Met de eerste afdraaiproef wordt de gewenste zaaihoeveelheid in de regel niet bereikt. Met het instelnummer van de aandrijfkast uit de eerste afdraaiproef en de berekende zaaihoeveelheid kan de juiste stand van de aandrijfkast met behulp van de rekenschijf worden vastgesteld.
21 - 10 21.2 Overbrenging aandrijving instellen In de aandrijfkast is een set tandwielen gemonteerd, waarmee twee overbrengingen kunnen worden ingesteld: langzame overbrenging snelle overbrenging (zie Fig. 21.13) (zie Fig. 21.14) Af fabriek is de aandrijfkast op de ‘langzame overbrenging’ ingesteld. Bij buitengewoon grote hoeveelheden zaad en grote rijnenafstanden kan het wel eens voorkomen, dat bij instelling „100“...
Pagina 73
21 - 11 Fig. 21.13 Fig. 21.14 AD-P B 123 06.02...
21 - 12 21.3 Hoeveelheidafwijking tussen instelling en gezaaide hoeveelheid Om afwijkingen tussen de instelling van de zaaihoeveelheid en de later werkelijk gezaaide hoeveelheid te voorkomen en om een gelijkmatige verdeling van het zaad over alle zaaipijpen te garanderen, dient u de volgende aanwijzingen in acht te nemen: Bij het zaaien van ontsmet zaaizaad de verdeelkop regelmatig controleren en dagelijks reinigen.
22 - 1 22.0 Zaaidiepte instellen Een van de belangrijkste voorwaarden voor hoge op- brengsten is het nauwkeurig aanhouden van de gewenste zaaidiepte. De zaaidiepte wordt bepaald door de druk op de zaaipij- pen, rijsnelheid en de toestand van de grond. De zaaibak standaard uitgerust met een centrale schaardrukverstel- ling, die de druk op alle zaaikouters gelijkmatig verstelt 10t086...
22 - 2 Voor bediening van de verstelspindel (Fig. 22.1/1) moet 16165 de afdraaislinger (Fig. 22.1/2) op de verstelspindel wor- den gestoken. De afdraaislinger (Fig. 22.2/1) bevindt zich in een houder aan de linkerkant van het frame. 22.2 Zaaidiepte met een hydrauliekcilinder (extra toebehoren) instellen De druk op de zaaipijpen en daarmee de zaaidiepte kan centraal met een hydrauliekcilinder (Fig.
Pagina 77
22 - 3 Twee pennen (Fig. 22.6/3 en Fig. 22.6/4) steken als aanslag van de hydrauliekcilinder (Fig. 22.6/1) in het verstelsegment. De aanslag van de hydrauliekcilinder ligt aan tegen de pen van (Fig. 22.6/3), wanneer de hydrauliekcilinder drukloos is, en tegen de pen van (Fig. 22.6/4), wanneer de hydrauliekcilinder onder druk staat.
22 - 4 22.3 Zaaidiepte instellen door verstel- van de schijfkouter-dieptebegren- zers (extra toebehoren) Om het zaad ook bij wisselende grondomstandigheden gelijkmatig diep te zaaien, kunnen de schijfkouters met dieptebegrenzers (Fig. 22.8/1) worden uitgerust. Bij meelevering zijn de dieptebegrenzers door de fabriek afgesteld op een zaaidiepte van ca.
Pagina 79
22 - 5 De verstelling van de dieptebegrenzer van de ene kerf (Fig. 22.10) in de andere komt overeen met een veran- dering van de zaaidiepte van ca. 1,5 cm op een gemid- delde grondsoort. Hoe verder de wijzer (Fig. 22.10/1) naar rechts geschoven wordt, hoe dieper er wordt ge- zaaid.
23 - 1 23.0 Markeurs De zaaimachine is uitgerust met twee markeurs (Fig. 23.1) voor het markeren van een spoor midden voor de trekker. Na het draaien op de kopakker rijdt de trekker tijdens de aansluitende werkgang midden over het gemar- keerde spoor.
Pagina 82
23 - 2 Op de kopakker worden de markeurs door de stuurschuif I (Fig. 23.3/1) omgeschakeld dat door een enkelwerkend regelventiel vanuit de trekkercabine wordt aangestuurd. Wordt het regelventiel van de trekker, bijv. bij het keren op de kopakker bediend, dan worden de markeurs gewisseld en de schakelkast van de zaaiwielschakeling voor het rijpadensysteem (indien aanwezig) schakelt naar het volgende getal.
Pagina 83
23 - 3 23.1 Markeurarmen monteren AD-P 302 De bij de aflevering los meegeleverde markeurs moeten als volgt worden gemonteerd: alleen bij zaaimachines tot 3 m werkbreedte: De hydrauliekcilinder (Fig. 23.5/1) moet aan de koppelpla- at (Fig. 23.5/2) in het langste sleufgat (Fig. 23.5/3) worden bevestigd.
23 - 4 Markeurschijven (Fig. 23.7) in de markeurarmen schuiven en met twee bouten (Fig. 23.7/1) vastklemmen. Fig. 23.7 23.2 Markeur in werkstand brengen Stuurschuif I (Fig. 23.3/1) op een enkelwerkend regelven- tiel van de trekker aansluiten. Iedere markeurarm (Fig. 23.8/1) wordt tijdens transport met een borgpen (Fig.
23 - 5 Als de stuurklep van de trekker onder druk wordt gezet, worden beide markeurs (Fig. 23.9/1) tegen de zijkant van de zaadbak gedrukt: 1. voor transport 2. voor het draaien op de kopakker 3. bij het passeren van een hindernis op het land. Als de stuurschuif van de trekker in zweefstand wordt gezet zakt een van de markeurs (Fig.
23 - 6 23.4 Markeurs op de juiste lengte instellen De zaaimachine is uitgerust met mar- keurs voor het markeren van een spoor midden voor de trekker. Gemeten wordt de afstand vanuit het midden van de machine of van de buiten- ste zaaiende pijpen (zie Fig.
23 - 7 De markeurschijven (Fig. 23.12) kunnen daarvoor in de markeurarm worden verschoven. Eerst twee zeskantbou- ten (Fig. 23.12/1) losdraaien en aansluitend weer vast- draaien. Stel de markeurschijven (Fig. 23.12) meteen zo in, dat ze op lichte grond ongeveer evenwijdig aan de rijrichting staan en op zware grond meer dwars staan.
24 - 1 24.0 Exactegge Na het zaaien wordt het zaad gelijkmatig door de exacteg- ge (Fig. 24.1) met grond bedekt. 24.1 Bevestiging van de exactegge aan de zaaimachine Hoekbeugel (Fig. 24.2/1, gatenplaat „A“) aan de strip van de zaaibak schroeven. Fig.
Pagina 90
24 - 2 Stootblokjes (Fig. 24.3/1) aanschroeven. Draagarmen (Fig. 24.2/2) met pennen (Fig. 24.2/3) aan de houders (Fig. 242/4) van de exactegge bevestigen en met borgpennen (Fig. 24.2/5) vastmaken. Draagarmen (Fig. 24.2/2) met pennen (Fig. 243.2/6) aan de hoekijzers (Fig. 24.2/7) bevestigen en met borgpennen (Fig. 242/8) vastmaken.
24 - 3 24.1.1 Hydrauliekcilinder aansluiten (extra toebehoren) De hydrauliekcilinder (Fig. 24.4/1) is bij aflevering reeds aan de exactegge gemonteerd. Sluit de hydrauliekslang (Fig. 24.4/2) op de hydrauliekcilinder (Fig. 24.4/1) en op de “aansluiteenheid II“ (Fig. 24.5/1)aan waarmee uw zaaimachine eveneens is uitgerust. Leg de hydrauliekslang (Fig.
24 - 4 24.2 Buitenste toestrijkers in werkstand brengen Tijdens het werk drukken de rol en de zaaikouters de grond meer of minder naar buiten, afhankelijk van de rijsnelheid en de toestand van de grond. De buitenste toestrijkers (Fig. 27.7/1) moeten zo worden ingesteld, dat de grond wordt terug gevoerd en een sporenvrij zaaibed ontstaat.
24 - 5 24.4 Toestrijkerdruk instellen van exac- tegge zonder hydrauliekcilinder De druk, waarmee de veertanden (Fig. 24.10/1) van de exactegge op de grond drukken moet zo worden inge- steld, dat na afdekking van het zaad geen grondruggetje op het land achterblijft. Toestrijkerdruk als volgt instellen: Aanslag (Fig.
Pagina 94
24 - 6 Twee pennen (Fig. 24.12/1 en Fig. 24.12/2) steken als aanslag voor de hendel (Fig. 24.12/3) in het verstelseg- ment. De hendel (Fig. 24.12/3), die door de hydrauliekci- linder (Fig. 24.11/1) wordt bediend, staat tegen pen I (Fig. 24.12/1) wanneer de hydrauliekcilinder drukloos is en tegen pen II (Fig.
24 - 7 24.6 Transport over de openbare weg Voor het transport over de openbare weg moeten de buitenste draagbalken (Fig. 24.13/1) met de buitenste toestrijkers (Fig. 24.13/2) tot aan de aanslag in de middelste draagbuis van de toestrijkers worden gescho- ven.
26 - 1 26.0 Rijpadenschakeling, hydraulisch bediend Met behulp van de rijpadenschakeling worden op het veld rijpaden aangelegd, waardoor later na opkomst andere machines zoals kunststrooiers en veldspuiten kunnen rijden. 22c147 Fig. 26.1 AD-P B 123 06.02...
Pagina 98
26 - 2 Rijpaden zijn zaairijen (Fig. 26.1/1), waarin geen zaad wordt uitgebracht. De spoorbreedte wordt bepaald door die van de verzorgingstrekker. Bij het aanleggen van de rijpadsporen wordt de zaadtoevoer naar de zaaikouters in de rijsporen onderbroken. De afstand tussen de rijpaden komt overeen met de werkbreedte van de spuitmachine (Fig.
Pagina 99
26 - 3 Het hydraulisch cilindertje (fig. 26.4/1) in de schakelkast wordt bediend met een enkelwerkend regelventiel vanuit de trekkercabine. Wordt het regelventiel op de kopakker bediend, dan schakelt de schakelkast verder en ver- schijnt het volgende cijfer (fig. 265/1) op het cijferronsel. De hydraulisch markeurbediening, de hy- draulische rijspoorschakeling van de zaaiwielen en de hydraulische schakeling...
26 - 4 26.1 Montage Bij aflevering van uw zaaimachine zijn de kouters voor de rijpaden reeds op de spoorbreedte van uw verplegingst- rekker ingesteld en de schakelkast uitgerust met de door u gewenste schakelintervallen. De hydrauliekcilinder in de schakelkast is op de aanslu- itklep I (Fig.
26 - 5 26.2 Instellingen voor het begin van de werkzaamheden Voor het begin van het werk moet de schakelkast op het juiste startgetal (Fig. 26.5/1) worden gezet. Op de bladzij- den 13-6 en 13-7 vindt u voorbeelden voor het aanleggen van rijpaden.
26 - 7 Voor het instellen van het juiste cijfer (Fig. 26.11/1) regelventiel in de trekkercabine zo vaak bedienen, tot het gewenste getal in het cijferronsel van de schakelkast verschijnt. Gevaar voor verwondingen! Bij bedienen van het regelventiel worden ook de markeurs bediend! Personen uit de gevarenzone verwijderen! Let op, dat de juiste markeur naar beneden...
26 - 8 Fig. 26.13 26.4 Aanwijzingen voor het aanleggen van rijpaden met 4-, 6- en 8-voudi- ge schakelingen Op bladzijden 26-6 en 27-7 geeft o.a. voorbeelden voor het aanleggen van rijpaden met 4-, 6- en 8-voudige schakelingen. Voorgesteld is het werken met halve werk- breedte van de zaaimachine tijdens de eerste werkgang.
26 - 9 Fig. 26.14 26.5 Aanwijzingen voor het aanleggen van rijpaden met 2-voudige en 6- plus schakelingen Bij het aanleggen van rijpaden met 2-voudige en 6-plus schakelingen (zie Fig. 26.14) wordt tijdens een heen- en een teruggang een rijpad aangelegd. Bij zaaimachines met •...
26 - 10 26.6 De schakelkast op goede werking controleren Indien de hydrauliekcilinder (Fig. 26.21/1) van de schakel- kast niet door schakelt, dat moet deze als volgt worden ingesteld: Hydrauliekcilinder (Fig. 26.21/1) vanuit de trekkercabine onder druk zetten Voor bedienen van het regelventiel personen uit de gevarenzone verwijderen! Fig.
26 - 11 26.8 Aanpassen aan de breedte van de banden Als het aantal rijpadenzaaikouters moet worden veran- derd, dan moet in de verdeelkop zoveel kleppen worden gemonteerd als er rijpadenzaaikouters nodig zijn. De kleppen onderbreken tijdens het aanleggen van rijpaden de zaadtoevoer naar de rijpadenzaaikouters.
26 - 12 26.10 Ombouwen van de schakelkast van een 2-, 3-, 4- en 6-voudige schakeling naar een ander schakel- ritme van deze groep Voor het ombouwen van de schakelkast van een 2-, 3-, 4- en 6-voudige schakeling naar een andere schakeling van deze groep moeten de schakelrollen op de verdeel- schijf worden verplaatst of aangevuld.
Pagina 109
26 - 13 Fig. 26.40 Montage van de schakelkast beneden drukken, totdat het cijferronsel (Fig. 26.40/ Opsluitplaat (Fig. 26.40/7) en borgring (Fig. 26.40/8) 3) tenminste driemaal volledig rondgedraaid is en monteren. controleren of de schakelkast naar behoren werkt, Cijferronsel (Fig. 26.40/3), zoals beschreven in hfdst. d.w.z.
26 - 14 26.11 Verdeelschijven en cijferstroken Figur 26.41 toont de verdeelschijven en cijferstroken met de bijgehorende schakelstanden van de schakelkast. Het cijfer „2“ links boven in fig. 26.41 geeft aan, dat hier om een verdeelschijf en cijferstrook voor een 2-voudige schakeling gaat.
26 - 15 26.12 Ombouw van de schakelkast in een 5-, 7-, 8- of 9-voudige schakeling of van een van deze schakelingen naar een andere schakelstand In de schakelkast moet een andere verdeelschijf (Fig. 26.50/1) worden gemonteerd bij de ombouw van een 2-, 3-, 4- of 6-voudige schakeling naar een 5-, 7-, 8- of 9-voudige schakeling een 5-, 7-, 8- of 9-voudige schakeling naar een 2-, 3-, 4- of 6-voudige schakeling een 5-, 7-, 8- of 9-voudige schakeling naar een andere schakeling binnen deze groep.
Pagina 112
26 - 16 Trekveer (Fig. 26.51/1) losmaken. Pen (Fig. 26.51/2) er uit trekken, na verwijderen van de splitpen (Fig. 26.51/ Pal (Fig. 26.51/4) verwijderen. Fig. 26.51 Trekveer (Fig. 26.52/1) losmaken. Fig. 26.52 AD-P B 123 06.02...
Pagina 113
26 - 17 Borgring 15 x 1,5 (fig. 26.53/1) losma- ken. De in fig. 26.52 met een pijl gekenmerk- te delen in de richting van de pijl drukken en de verdeelschijf (fig. 26.53/2) samen met de opvulringen (fig. 26.533) en de lagerbusjes (fig.
Pagina 114
26 - 18 Trekveer (fig. 26.55/1) in de uitsparing van de trekpal (fig. 26.55/2) vastha- ken. Trekpal (fig. 26.55/2) met de borgpen (fig. 26.55/3), ringetje (fig. 26.56/4) en een nieuwe splitpen 1,6 x 16, DIN 94 (fig. 26.56/5) aan de bedieningshef- boom (fig.
Pagina 115
26 - 19 Fig. 26.57 aanslagplaat staat. De beide zeskant moeren (fig. Beschrijving van de werking en basisafstelling van de 26.57/7) na de juiste afstelling stevig vastzetten schakelkast De tuimelstang (fig. 26.57/9) komt met de holpen (fig. 26.57/10) tegen de verdeelschijf (fig. 26.57/2. Voor dat u de basisafstelling van de schakelkast gaat veranderen, controleer eerst of de schakelkast met de fabrieksinstelling...
Pagina 116
26 - 20 De hendel (fig. 26.57/1) zo vaak naar beneden drukken, tot een schakelrol (fig. 26.57/11) de holpen (fig. 26.57/10) van de verdeelschijf (fig. 26.57/2) wegdrukt. De verdeelschijf is goed afgesteld, indien alle schakelrol- len (fig. 26.57/11) 2 tot 3 mm voor het hoogste punt (zie pijl in fig.
Pagina 117
26 - 21 Cijferronsel monteren Cijferronsel (fig. 26.58/1), zoals in hfdst. 26.11 beschreven, voorzien van een nieuwe cijferstrook en met behulp van de pijpklem (fig. 26.58/ 2) eerst losjes bevestigen. Schakelkast met de hendel (fig. 26.58/3) verder schakelen, tot de klempijp (fig.
26 - 22 26.13 8-voudige schakeling De ombouw van de schakelkast naar een 8- voudige schakeling geschiedt zoals beschre- ven in hfdst. 26.12. Er moeten echter de volgende extra montage werkzaamheden wor- den uitgevoerd: Hendel (fig. 26.59/1) na het losmaken van de zeskantbout M 10 x 100, DIN 931 (fig.
31 - 1 31.0 Afstandsbediende verstelling van de zaaihoeveelheid (extra uit- voering) Op percelen met sterk wisselende grond kan met behulp van de hydraulisch bediende verstelling van de zaai- hoeveelheid (Fig. 31.1) op plaatsen met zwaardere grond de zaadafgifte worden verhoogd. Deze verstelling wordt van uit de trekkercabine met een enkelwerkend regelven- tiel bediend.
31 - 2 31.2 Instelling van de zaaihoeveelheid Bepaal de gewenste instelling van de aandrijfkast voor de normale zaadafgifte en de verhoogde afgifte volgens hfdst. Kap. 21.0. Stel voor de normale zaaihoeveelheid de aandrijfkast als volgt in: Hydrauliekcilinder (Fig. 31.3/3) drukloos maken Beide stervormige knoppen (Fig.
34 - 1 34.0 Breedzaaischoen voor het K-zaai- kouter (extra uitvoering) Door breedzaaien wordt de standruimte voor de graange- wassen verbeterd. Hierdoor wordt de opbrengst verbeterd in vergoelijking met zaaien in rijen. Jarenlange vergelijken- de onderzoeken bij landbouw instituten en voorlichtings- diensten hebben meeropbrengsten van 4 tot 8% ten opzichte van het zaaien in rijen opgeleverd.
Pagina 122
34 - 2 De breedzaaischoen II (Fig. 34.2) is geschikt voor lichte en middelzware grond. De oplopende glijzool verdicht de zone waarin het zaad wordt afgelegd en vermindert de zaaidiepte. Fig. 34.2 AD-P B 123 06.02...
40 - 1 40.0 Transport op openbare wegen Bij het rijden op openbare wegen moeten trekkers en machines voldoen aan de geld- ende voorschriften. De eigenaar en de bestuurder zijn hiervoor verantwoordelijk. Bij het rijden op de openbare weg moet men zich 16t209 aan de volgende voorschriften houden.
Pagina 124
40 - 2 Verlichting Exactegge Zaaimachine met de wettelijk verplichte verlichting Draagbalken met de buitenste toestrijkerelementen uitrusten en de verlichting voor het transport van de exactegge naar het midden schuiven (zie controleren op goede werking. hfdst. precisietoestrijker) en alle naar achteren stekende tanden van de exactegge met de De opsteekverlichting moet voor het transport van de beschermplaat (Fig.
Pagina 125
40 - 3 Alleen AD-P met stapwiel: Zwenkbare aandrijving (Fig. 40.4/1) met het stapwiel iets heffen en de hendel (Fig. 40.4/2) vastklikken.. Spannenwiel in de houder van de zwenkbare aandrijving schuiven en met de vooraf losgemaakte borgpen (Fig. 40.5/1) vastmaken. Grondbewerkingsmachine Ook de grondbewerkingsmachine moet volgens de verkeerswetgeving zijn ingericht.
50 - 1 50.0 Onderhoud Algemene veiligheidsaanwijzingen bij onderhoudswerkzaamheden volgens hfdst. 3.6.6 lezen en in acht nemen. Reparatiewerkzaamheden aan de turbine en het hydraulisch systeem mogen alleen door de dealer worden uitgevoerd! 50.1 Boutverbindingen controleren 11p016 Alle boutverbindingen van de machine moeten na de Fig.
50 - 2 50.3 Oliepeil in tweesnelhedentandwielkast con- troleren Het oliepeil in de tweesnelhedentandwielkast kan bij horizontaal staande machine gecontroleerd worden met het peilglas (Fig. 50.2/1). Olie verversen is niet nodig. Om olie bij te vullen kan het deksel van de tandwielkast worden afgeschroefd: Hoeveelheid olie: 1,8 liter Gebruik alleen de volgende oliesoorten:...
50 - 3 50.4 Rollenkettingen controleren De zaaiorganen van de zaaimachine worden o.a. door rollenkettingen aangedreven. Na het einde van het seizo- en of voor een langere stilstand van de machine de rollenkettingen met olie invetten. Kettingbescherming van te voren verwijderen en erna weer bevestigen. In de Figuren 50.3 en 50.4 is de ketting beschermkap niet...
50 - 4 50.5 Verdelerkop reinigen Verdelerkop regelmatig controleren en vooral bij het zaai- en van ontsmet zaad na iedere gebruiksdag reinigen: - Hydraulisch systeem drukloos maken - Kap van de verdelerkop (Fig. 50.6/1) voor het reinigen verwijderen. Fig. 50.6 50.6 Afstrijkers schijfkouters nastellen Om de schijfkouters vrij te houden van aanklevende grond...
50 - 5 50.7 Hydraulische slangleidingen 50.7.4 Waar u ook bij montage en demon- tage op moet letten 50.7.1 Controle bij het in bedrijfstellen en tijdens het zaaien Bij het in bedrijfstellen en tijdens het zaaien moeten door een vakman de slangleidingen op werkveiligheid worden Voor aan de hydraulische te werken, hfdst.