Werken met de machine
10.3.2
Keren op wendakker
1. Bedien de regeleenheid (geel).
Oplichten van de actieve markeur.
Verder schakelen van de rijpadenteller.
2. Bedien de regeleenheid voor der trekstangen van de tractor.
Oplichten van de combinatie.
3. Keren met de combinatie.
Door oplichten van de combinatie vóór het keren op de wendakker wordt de toevoer van zaaigoed
onderbroken doordat de doseerrol in de doseerunit stilstaat. Bij draaiende turbine komt er zaaigoed
van de zaaischijven, totdat de zaadtoevoerbuizen leeg zijn.
Na het keren op wendakker
1. Begin te rijden.
2. Bedien de regeleenheid voor der trekstangen van de tractor.
Laten zakken van de combinatie.
3. Bedien regeleenheid (geel) tenminste 5 seconden, zodat alle hydraulische functies volledig
worden uitgevoerd.
Laten zakken van de actieve markeur.
Alleen in schakelstand „0":
Omkeren van de zaaigoedstroom in de kleppenkast terug in de tank (rijpaden).
Neerlaten van de spoorschijven van het rijpadmarkeerapparaat (optie).
4. Begin van de rit over het veld.
170
GEVAAR
Na het keren wordt bij overeenkomstige instelling in de
bedieningsterminal en bij bediening van de regeleenheid de
tegenoverliggende markeur in de werkstand gebracht.
De zaaischijven en eggen mogen bij het wenden niet in aanraking
met de grond komen.
AD-P 30/35/4000 SPECIAL BAH0081-2 02.17