Samenvatting van Inhoud voor Amazone AD-P 3000 Special
Pagina 1
Bedieningshandleiding Opbouwzaaimachines AD-P 3000 Special AD-P 3500 Special AD-P 4000 Special Lees en schenk aandacht aan deze bedieningshandleiding voor u de MG5187 machine in bedrijf stelt! BAH0081-2 02.17 Bewaren voor verder gebruik!
Pagina 2
HET MAG NIET onbelangrijk of overbodig voorkomen, deze gebruiksaanwijzing te lezen en zich aan de aanwijzingen te houden; het volstaat niet van anderen te horen, dat de machine goed is, ze daarom te kopen en te denken dat alles vanzelf gaat.
Pagina 3
Fax.: + 49 (0) 5405 501-234 E-mail: amazone@amazone.de Bestelling reserve-onderdelen Onderdelenlijsten zijn te vinden in het onderdeelportaal onder www.amazone.de. Wij verzoeken u uw orders bij uw AMAZONE-dealers te plaatsen. Gegevens over de bedieningshandleiding Type: AD-P 30/35/4000 SPECIAL Documentnummer: MG5187 Productiedatum: 02.17...
Pagina 4
Voorwoord Voorwoord Geachte klant, U heeft gekozen voor een van onze kwaliteitsproducten uit het uitgebreide programma van AMAZONEN-WERKE, H. DREYER GmbH & Co. KG. Wij bedanken u voor het in ons gestelde vertrouwen. Controleer bij ontvangst van de machine of er sprake is van transportschade en of er onderdelen ontbreken! Controleer aan de hand van het afleveringsbewijs of de machine compleet is geleverd, inclusief de bestelde toebehoren.
Inhoudsopgave Gebruikersadvies ..................10 Doel van het document ......................10 Plaatsaanduidingen in de bedieningshandleiding ..............10 Gebruikte beschrijvingen ....................... 10 Algemene veiligheidsaanwijzingen ............11 Verplichtingen en aansprakelijkheid ..................11 ...
Pagina 6
Inhoudsopgave 5.3.2 Meting afgelegde weg met impulswiel (hulpuitrusting) ............53 Machinedocumentatie ......................53 Tank en platform ........................54 5.5.1 Leegmeldsensor (optie) ......................55 Dosering ..........................56 5.6.1 Tabel doseerrollen afbeeldingen ................... 57 ...
Pagina 7
Inhoudsopgave Machines koppelen ......................107 7.2.1 Koppelen van tractor en grondbewerkingsmachine met ISOBUS-systeem ......109 7.2.1.1 Montage van de analoge werkstandsensor en de werkstandsensor voor de zaaileidingbewaking ......................110 7.2.2 Koppelen van tractor en grondbewerkingsmachine met de bedieningsterminal ...
Pagina 8
Inhoudsopgave 8.13 Beschermstrip in verkeers-/parkeerstand zetten ..............160 8.13.1 Beschermstrip in de transportstand voor de openbare weg zetten ........160 8.13.2 Beschermstrip in parkeerstand brengen ................160 8.14 Impulswiel in werk-/transportstand brengen ............... 161 ...
Pagina 9
Inhoudsopgave AD-P 30/35/4000 SPECIAL BAH0081-2 02.17...
Gebruikersadvies Gebruikersadvies Het hoofdstuk Tips voor de gebruiker bevat informatie over het omgaan met de bedieningshandleiding. Doel van het document Deze bedieningshandleiding beschrijft de bediening en het onderhoud van de machine. voorziet u van belangrijke informatie om veilig en efficiënt met de machine te werken.
Algemene veiligheidsaanwijzingen Algemene veiligheidsaanwijzingen Dit hoofdstuk bevat belangrijke instructies om veilig met de machine te werken. Verplichtingen en aansprakelijkheid Instructies in de bedieningshandleiding opvolgen Kennis van de basisveiligheidsinstructies en veiligheidsvoorschriften is de eerste voorwaarde om veilig en zonder storingen met de machine te kunnen werken.
Pagina 12
Algemene veiligheidsaanwijzingen Gevaren bij het werken met de machine De machine is gebouwd volgens de allernieuwste techniek en de erkende veiligheidstechnische regels. Toch kunnen er zich bij het gebruik van de machine gevaren en beschadigingen voordoen voor het leven van de bestuurder of derden; ...
Algemene veiligheidsaanwijzingen Beschrijving van veiligheidssymbolen Veiligheidsinstructies worden aangegeven met een driehoekig veiligheidssymbool en een signaalwoord. Het signaalwoord (GEVAAR, WAARSCHUWING, VOORZICHTIG) geeft de ernst van het dreigende gevaar aan en heeft de volgende betekenis: GEVAAR verwijst naar een direct gevaar met een hoog risico dat de dood of zwaar lichamelijk letsel (verlies van lichaamsdelen of langdurig letsel) ten gevolge kan hebben als het gevaar niet wordt vermeden.
Algemene veiligheidsaanwijzingen Organisatorische maatregelen De eigenaar moet aan de uitvoerende personen beschermende bekleding aanbieden, zoals: veiligheidsbril, veiligheidsschoenen, beschermende kleding, huidcrème, etc. De bedieningshandleiding altijd daar bewaren waar de machine wordt gebruikt, moet te allen tijde voor gebruikers en onderhoudsmedewerkers beschikbaar zijn.
Algemene veiligheidsaanwijzingen Scholing van de personen Alleen geschoolde en geïnstrueerde personen mogen met/aan de machine werken. De eigenaar dient de bevoegdheden voor het bedienen en onderhouden duidelijk vastleggen. Personen die nog moeten worden opgeleid, mogen alleen onder toezicht van een ervaren persoon met/aan de machine werken.
Algemene veiligheidsaanwijzingen Veiligheidsmaatregelen voor normaal gebruik Gebruik de machine alleen als alle veiligheids- en beschermingsvoorzieningen volledig functioneren. Controleer de machine tenminste een keer per dag op waarneembare schade en het correct functioneren van de veiligheids- en beschermingsvoorzieningen. Gevaren door resterende energie Houd rekening met mechanische, hydraulische, pneumatische en elektrische/elektronische resterende energie in de machine.
Algemene veiligheidsaanwijzingen 2.10 Bouwkundige modificaties Zonder toestemming van AMAZONEN-WERKE zijn modificaties, aan- of ombouw aan de machine niet toegestaan. Dit geldt ook voor laswerkzaamheden aan dragende delen. Voor alle aan- of ombouwwerkzaamheden is schriftelijke toestemming van AMAZONEN-WERKE noodzakelijk. Gebruik uitsluitend de door AMAZONEN-WERKE goedgekeurde ombouwdelen en toebehoren, zodat bijvoorbeeld de goedkeuring volgens nationale en internationale voorschriften van kracht blijft.
Onderdelen, slijtageonderdelen en hulpstoffen Onderdelen van de machine die niet meer in perfecte staat zijn, dienen direct te worden vervangen. Gebruik uitsluitend originele-AMAZONE-onderdelen en slijtdelen of onderdelen die door de AMAZONEN-WERKE zijn toegestaan, waardoor de functionaliteit volgens landelijke en internationale voorschriften gewaarborgd blijft.
Algemene veiligheidsaanwijzingen 2.13 Waarschuwingsstickers en andere tekens op de machine Houd alle waarschuwingsstickers op de machine altijd schoon en goed leesbaar! Vervang onleesbare waarschuwingsstickers. Bestel de waarschuwingsstickers aan de hand van het bestelnummer (bv. MD 075) bij uw dealer. Opbouw waarschuwingssticker Waarschuwingsstickers geven gevaarlijke plaatsen op de machine aan en waarschuwen voor restgevaren.
Pagina 20
Algemene veiligheidsaanwijzingen Bestelnummer en toelichting Waarschuwingssticker MD 077 Gevaar voor het naar binnen trekken of vastgrijpen van armen, veroorzaakt door toegankelijke, bewegende onderdelen die deelnemen aan het arbeidsproces! Veroorzaakt zwaar lichamelijk letsel aan het gehele lichaam met mogelijk dodelijke afloop. Kom nooit met handen in de gevarenzone ...
Pagina 21
Algemene veiligheidsaanwijzingen MD 084 Kans op letsel als gevolg van beklemming van het gehele lichaam, veroorzaakt door het oponthoud in het zwenkbereik van zakkende onderdelen van de machine. Veroorzaakt zwaar lichamelijk letsel aan het gehele lichaam met mogelijk dodelijke afloop. ...
Pagina 22
Algemene veiligheidsaanwijzingen MD 097 Gevaar voor bekneld raken van het hele lichaam als gevolg van het aanwezig zijn binnen het hefbereik van de driepuntsophanging bij het bedienen van de 3-puntshydraulica! Veroorzaakt zwaar lichamelijk letsel aan het gehele lichaam met mogelijk dodelijke afloop. ...
Pagina 23
Algemene veiligheidsaanwijzingen MD 154 Gevaar voor prikken of doorboren van andere verkeersdeelnemers, veroorzaakt door transportritten met onbeschermde, spitse egtanden van de zaaieg! Veroorzaakt zwaar lichamelijk letsel aan het gehele lichaam met mogelijk dodelijke afloop. Transportritten zonder correct gemonteerde beschermstrip voor de verkeersveiligheid zijn verboden.
Algemene veiligheidsaanwijzingen 2.13.1 Plaats van de waarschuwingsstickers en overige aanduidingen Waarschuwingssticker De volgende afbeeldingen geven aan waar de waarschuwingsstickers op de machine zijn aangebracht. Fig. 1 Fig. 2 AD-P 30/35/4000 SPECIAL BAH0081-2 02.17...
Algemene veiligheidsaanwijzingen 2.14 Gevaren bij het negeren van de veiligheidsinstructies Het negeren van de veiligheidsinstructies kan personen in gevaar brengen, schadelijk zijn voor het milieu en beschadigingen aan de machine veroorzaken. kan leiden tot het verlies van alle aanspraken op schadevergoeding.
Algemene veiligheidsaanwijzingen 2.16 Veiligheidsinstructies voor de gebruiker WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, snijden, vastgrijpen, naar binnen trekken en stoten vanwege het ontbreken van verkeers- en gebruiksveiligheid! Telkens voor het gebruik machine en trekker controleren op verkeers- en gebruiksveiligheid! VOORZICHTIG De bedieningsterminal uitschakelen ...
Pagina 27
Algemene veiligheidsaanwijzingen de toegestane tractorasbelastingen het toegestane draagvermogen van de tractorbanden Beveilig de tractor en de machine tegen onbedoeld wegrollen, voordat u de machine aan- of afkoppelt! Het is verboden bij het aankoppelen tussen de aan te koppelen machine en achteruitrijdende tractor te gaan staan! Aanwezige personen mogen alleen aanwijzingen geven als zij naast het voertuig staan en pas na stilstand tussen tractor en...
Pagina 28
Algemene veiligheidsaanwijzingen Werken met de machine Maak uzelf voordat u met de werkzaamheden begint vertrouwd met de uitrusting en bedieningselementen van de machine en hun functies. Tijdens het werk is het daarvoor te laat! Draag strak zittende kleding! Losse kleding verhoogt het risico op vastgrijpen of opwikkelen door aandrijfassen! ...
Pagina 29
Algemene veiligheidsaanwijzingen voldoende stuurvermogen. Bevestig gewichten aan voor- of achterzijde altijd in overeenstemming met de voorschriften aan de daartoe bestemde bevestigingspunten! Houd rekening met het maximale laadvermogen van de aangebouwde/aangekoppelde machine en de toelaatbare asbelasting en oplegdruk van de tractor! ...
Vervang beschadigde en verouderde hydraulische slangen! Gebruik alleen originele AMAZONE hydraulische slangen! Gebruik hydraulische slangen niet langer dan zes jaar. Ook bij correcte opslag en belasting zijn de slangen en slangkoppelingen onderhavig aan een natuurlijke veroudering, daarom is de opslagtijd en de gebruiksduur begrensd.
Algemene veiligheidsaanwijzingen 2.16.3 Elektrisch systeem Bij werkzaamheden aan het elektrische systeem dient u altijd de accu (minpool) los te koppelen! Gebruik uitsluitend de voorgeschreven zekeringen. Het gebruik van te zware zekeringen veroorzaakt onherstelbare schade aan het elektrische systeem – brandgevaar! ...
Algemene veiligheidsaanwijzingen 2.16.4 Aangekoppelde werktuigen Bij het aankoppelen moeten de aanbouwcategorieën van tractor en machine overeenstemmen of op elkaar worden aangepast. Voorschriften van de fabrikant opvolgen! Voor het aan- en afbouwen van de machine aan de driepuntsophanging de bedieningshendel in een stand zetten, waarbij onbedoeld heffen en zakken is uitgesloten! ...
Maak voordat u elektrisch gaat lassen aan tractor en aangebouwde machines eerst de kabel van de dynamo en accu van de tractor los! Onderdelen moeten minimaal voldoen aan de door AMAZONEN-WERKE vastgestelde technische eisen. Originele AMAZONE-onderdelen voldoen aan deze eisen! AD-P 30/35/4000 SPECIAL BAH0081-2 02.17...
Bij aanlevering de machine ver- en afladen Bij aanlevering de machine ver- en afladen Het pictogram geeft de plaats aan waar de hijsmiddelen voor het oplichten van de machine met een kraan moet worden bevestigd. GEVAAR Bevestig de hijsmiddelen voor het verladen van de machine met een kraan alleen op de gemarkeerde plaatsen.
Productbeschrijving Productbeschrijving Fig. 5 Machines van de zaaicombinatie (1) Grondbewerkingsmachine (2) Wals (3) Opbouwzaaimachine AD-P 30/35/4000 SPECIAL BAH0081-2 02.17...
Pagina 36
Productbeschrijving Modules van de opbouwzaaimachine AD-P Special Fig. 6 (1) Reservoir met rolzeil (6) RoTeC-Control-zaaischijf, naar keuze WS-zaaischijf (2) Verdeelkop (7) Exacteg, (3) Zaaigoeddosering, elektrische aangedreven of rolleneg (4) Zaadtoevoerslangen (8) Turbine (5) Markeurs, (9) Laadplatform met traptreden bevestigd aan de zaaimachine of aan de grondbewerkingsmachine (10) Rijpadmarkeerapparaat AD-P 30/35/4000 SPECIAL BAH0081-2 02.17...
Pagina 37
Productbeschrijving Paneel voor de voedingsleidingen Fig. 7 (1) Zaaigoeddosering, elektrische aangedreven (2) Injectiesluis Fig. 8 (1) Leegmeldsensor (aanzicht zonder zeefrooster) Fig. 9 WS-zaaischijf Fig. 10 AD-P 30/35/4000 SPECIAL BAH0081-2 02.17...
Productbeschrijving Veiligheids- en beschermingsvoorzieningen (1) 2 grendels dienen als mechanische transportborging van de markeurs op grondbewerkingsmachines. Fig. 11 (1) De vastgeklonken borging voorkomt verwijderen van het zeefrooster bij draaiende doseerrol. Fig. 12 (1) De beschermstrip dekt de tanden van de exacteg af die in de verkeersruimte uitsteken.
Productbeschrijving Overzicht - voedingsleidingen/voedingskabel 4.2.1 Voedingskabel Naam Functie Machinestekker Gegevensoverdracht machine/jobcomputer/bedieningsterminal Stekker (7-polig) Aansluiting op de rijverlichting 4.2.2 Hydraulische slangleidingen Alle hydraulische slangleidingen hebben grepen met kleurmarkeringen en een markeringsgetal of -letter, om de betreffende hydraulische functie van de persleiding aan een tractorregeleenheid toe te kennen.
wordt op een hiervoor goedgekeurde AMAZONE-grondbewerkingsmachine opgebouwd. wordt samen met de grondbewerkingsmachine via de driepunt aan een tractor gekoppeld en door één persoon bediend.
Productbeschrijving Gevarenzone en gevaarlijke plaatsen De gevarenzone is de omgeving van de machine waarin personen binnen het bereik zijn van arbeidsbewegingen van de machine en zijn gereedschappen; door de machine naar buiten geslingerde materialen of voorwerpen; onbedoeld omlaag zakkende omhoog geheven machine-elementen; ...
Productbeschrijving Typeplaatje en CE-markering De afbeelding is de plaats van het typeplaatje en de CE-markering op de machine te zien. De CE-markering geeft aan dat de machine voldoet aan de bepalingen van de EU-richtlijnen die van kracht zijn. Fig. 21 Op het typeplaatje en de CE-markering staan de volgende zaken vermeld: (1) Mach.-ident.nr.
Productbeschrijving 4.7.1 Technische gegevens voor berekening van het tractorgewicht en de asbelasting van de tractor De technische gegevens [totaalgewicht (G ) en afstand (d)] zijn nodig voor het berekenen van de tractorgewichten en tractorasbelastingen (zie pagina 92). Het toegestane totaalgewicht (GH) van de achteraanbouw-machinecombinatie resulteert uit het totaal van de in de volgende tabel genoemde gewichten.
Om de machine in overeenstemming met de voorschriften te gebruiken, dient de tractor te voldoen aan de volgende voorwaarden. AMAZONE-rotorcultivator, V-ringwals KW en vanaf 81 kW (110 pk) AD-P 3000 Special AMAZONE-rotorcultivator, Benodigd V-ringwals KW en vanaf 88 kW (120 pk)
AMAZONE-rotoreg AMAZONE-tandpackerwals PW AMAZONE-V-ringwals (Fig. 24/3) KW Cracker-Disc-wals CDW. De zaaicombinatie optimaliseert het losmaken en weer stevig maken van de bodem, gelijkmatige zaaidiepte en het bedekken van het zaaigoed in één keer. AD-P 30/35/4000 SPECIAL BAH0081-2 02.17...
Pagina 50
De luchtstroom transporteert het zaad naar de verdeelkop (Fig. 25/3), die het zaad gelijkmatig verdeelt over alle zaaischijven. Zaaimachines met WS-zaaischijven worden na het ploegen ingezet. Met de AMAZONE-rotorcultivator is zaaien in stoppels mogelijk, als de AD-P is uitgerust met RoTeC-Control- zaaischijven (Fig. 25/4).
De combinatie kan op een willekeurige ISOBUS-compatibel bedieningsterminal worden aangesloten. Wanneer de tractor het ISOBUS-systeem heeft, kan de AMAZONE-jobcomputer ook op de aanwezige ISOBUS-contactdoos van de tractor worden aangesloten en met de aan boord aanwezige terminal worden bediend.
Opbouw en werking Bedieningsterminal AMADRILL+ (hulpuitrusting) De bedieningsterminal AMADRILL+ heeft geen jobcomputer. De AMADRILL+ bestaat uit de bedieningsterminal en de basisuitrusting (kabel- en bevestigingsmateriaal). Zie voor de bediening van de terminal de handleiding van de AMADRILL+. Fig. 28 Meting afgelegde weg Voor het bepalen van de afgelegde weg heeft de machine een impulswiel of een radarapparaat.
Opbouw en werking 5.3.1 Meting afgelegde weg met radarapparaat (hulpuitrusting) In combinatie met een AMAZONE- grondbewerkingsmachine heeft de AD-P Special een radarapparaat (Fig. 29/1). Het radarapparaat (Fig. 29/1) schakelt bij snelheidsregistratie automatisch in, wanneer de combinatie zich in de werkstand bevindt.
Opbouw en werking Tank en platform Het rolzeil (Fig. 32/1) beschermt de inhoud van de zaaigoedtank tegen water en stof. De tank wordt handmatig gevuld vanaf het platform, aan de achterzijde van de machine. De tankopbouw (Fig. 32/2, optie) vergroot de inhoud van de zaaigoedtank.
Opbouw en werking 5.5.1 Leegmeldsensor (optie) Een leegmeldsensor (Fig. 34/1) bewaakt het zaaigoedniveau in de zaadbak. Wanneer het zaaigoedniveau de leegmeldsensor bereikt, klinkt een akoestisch signaal. Tegelijkertijd toont de bedieningsterminal een waarschuwingsmelding. Deze waarschuwing herinnert de tractorbestuurder eraan om tijdig zaaigoed bij te vullen.
Opbouw en werking Dosering In de doseerunit (Fig. 35/1) wordt het zaaigoed door een doseerrol gedoseerd. De doseerrol wordt aangedreven door een elektromotor (Fig. 35/2). Het zaaigoed valt gedoseerd in de injectiesluis (Fig. 35/3) en wordt door de luchtstroom naar de verdeelkop en verder naar de zaaischijven geleid.
Opbouw en werking Voor het uitzaaien van zeer grof zaad, zoals tuinbonen, kunnen de kamers (Fig. 37/1) van de grove doseerrol worden vergroot door de rolsegmenten en tussenplaten om te zetten. Fig. 37 Het volume van een aantal doseerrollen kan door het omzetten/verwijderen van aanwezige wielen en invoegen van doseerwielen zonder kamers worden veranderd.
Pagina 58
Opbouw en werking Doseerrollen (standaard) Volume: ....20 cm Doseerrol (optie) Volume: ....40 cm Doseerrol (optie) Volume: ....120 cm Doseerrollen (standaard) Volume: ....210 cm AD-P 30/35/4000 SPECIAL BAH0081-2 02.17...
Pagina 59
Opbouw en werking Doseerrol (optie) Volume: ....350 cm Doseerrollen (standaard) Volume: ....600 cm Doseerrol (optie) Volume: ....660 cm AD-P 30/35/4000 SPECIAL BAH0081-2 02.17...
Opbouw en werking 5.6.3 Zaaihoeveelheid kalibreren Bij het kalibreren van de zaaihoeveelheid wordt de latere veldrit gesimuleerd. Daarbij wordt het benodigde toerental van de doseerrol voor het uitbrengen van de gewenste zaaihoeveelheid bepaald. De zaaihoeveelheid altijd kalibreren bij het eerste gebruik; ...
Opbouw en werking 5.6.4 Automatische zaaihoeveelheidsverhoging (optie) Bij de overgang van normale grond naar zware grond en omgekeerd kan de zaaischijfdruk en de exactegdruk tijdens het werk aan de grond worden aangepast. Hiervoor is de hydraulische verstelling van de zaaischijfdruk en exactegdruk nodig.
Opbouw en werking 5.6.5 Voordosering zaaigoed In de bedieningsterminal (bijvoorbeeld AMATRON) kan de zaaigoed-voordosering worden bijgeschakeld, die het zaaigoed in de luchtstroom doseert voordat de machine in beweging komt. De zaaigoed-voordosering wordt gebruikt, als er in hoeken moet worden gezaaid die alleen kunnen worden bereikt door de machine achteruit te rijden met opgetilde zaaischijven.
Opbouw en werking Turbine De turbine (Fig. 43/1) produceert de luchtstroom waarmee het zaaigoed van de injectiesluis naar de zaaischijven wordt getransporteerd. De hydraulische motor voor de turbine (Fig. 43/2) drijft de turbine aan. Fig. 43 De turbinemotor is op de tractorhydrauliek aangesloten.
Pagina 66
Opbouw en werking Fig. 45 Het benodigd turbinetoerental: (Fig. 45/1) is afhankelijk van het zaaigoed fijne zaden (Fig. 45/2), zoals koolzaad en graszaad graan of peulgewassen (Fig. 45/3) en de zaaihoeveelheid (Fig. 45/4). Voorbeeld: Zaaigoed: ................graan (Fig. 45/3) Zaaihoeveelheid: ............
Opbouw en werking Verdeelkop Het doseergoed wordt in de verdelerkop (Fig. 47/1) gelijkmatig over alle aangesloten zaaigoedleidingen verdeeld en naar de zaaischijven getransporteerd. Bij het aanleggen van de rijpaden verschijnt een symbool in de bedieningsterminal sluiten de kleppen in de kleppenkast (Fig. 47/2) de zaaigoedtoevoer naar de zaadleidingen (Fig.
Opbouw en werking 5.8.1 Zaaileidingbewaking (optie) De zaaileidingslangen verzorgen de verbinding tussen verdelerkop en zaaischijven. Elke zaadleidingslang kan met een sensor (Fig. 49/1) zijn uitgerust, die de zaaigoedstroom herkent. Er komt een waarschuwingsmelding, wanneer de zaaigoedstroom in een bewaakte zaadleidingslang wegvalt of wanneer grote afwijkingen in de doorstroomhoeveelheden tussen de bewaakte zaadleidingslangen optreden.
Opbouw en werking WS-zaaischijf (hulpuitrusting) Gebruik uw zaaimachine met WS-zaaischijven (Fig. 52) voor ploegzaaien. Via een trechter (Fig. 52/1) wordt het zaad direct achter de zaaischijfpunt (Fig. 52/2) geleid. Zo wordt een exacte en gelijkmatige zaaidiepte bereikt. De beweegbaar gelagerde zaaischijfsteun (Fig. 52/3) voorkomt dat de zaaischijfuitloop verstopt raakt bij het laten zakken van de zaaimachine.
Opbouw en werking 5.10 RoTeC-Control-zaaischijf (hulpuitrusting) De RoTeC-Control-zaaischijf (Fig. 55) is bedoeld voor het uitbrengen van zaaigoed op geploegde of gestoppelde grond, ook bij grote strohoeveelheden of veel plantenresten. Door het steunen van de RoTeC-Control-zaaischijf op de vlakzaai- of reinigingsschijf en de hoge zaaischijfdruk loopt de schijf bijzonder rustig en houdt de zaaidiepte exact aan.
Opbouw en werking 5.11 Zaaischijfdruk, zaaihoeveelheidverhoging en optillen zaaischijven Een voorwaarde voor een gelijkmatige zaaidiepte is het aanpassen van de zaaischijfdruk op de bodem. De zaaidiepte van het zaaigoed is afhankelijk van de factoren bodemgesteldheid (licht tot zwaar) rijsnelheid ...
Opbouw en werking 5.11.2 Zaaischijfdruk - hydraulische verstelling Bij de overgang van normale grond naar zware grond en omgekeerd kan de zaaischijfdruk tijdens het werk aan de grond worden aangepast. Twee pennen (Fig. 58/1) in een stelsegment dienen als aanslag voor de hydraulische cilinder. Als de tractorregeleenheid (blauw) onder druk wordt gezet, neemt de zaaischijfdruk toe en ligt de aanslag tegen de bovenste pen.
Opbouw en werking 5.11.3 Zaaischijven en eg heffen - grondbewerking zonder zaad Voor het bewerken van de grond zonder te zaaien kunnen de zaaischijven samen met de eg uit de grond worden getild (optie). Zaaischijven en eg door bedienen van de tractorregelklep (groen) optillen.
Opbouw en werking 5.12.1 Stand van de exactegtanden Stand van de exactegtanden Afstand "A" 230 tot 280 mm Bij een correcte instelling moeten de tanden van de exacteg plat op de grond liggen en 5-8 cm vrij van de grond zitten. Fig.
Opbouw en werking 5.12.2 Instelling exactegdruk - mechanische verstelling De druk op de exacteg wordt geregeld door trekveren, die worden gespannen met een hendel (Fig. 65/1). De hendel steunt op de instelplaat tegen een pen (Fig. 65/2). Hoe hoger de pen in de gatenplaat is gestoken, des te hoger is de druk op de exacteg.
Opbouw en werking 5.13 Rolleneg met contourgeleiding (optie) De rolleneg bestaat uit de egtanden (Fig. 67/1); de aandrukrollen (Fig. 67/2). De egtanden sluiten de zaaivoren. De aandrukrollen drukken het zaad tegen de voorbodem. Door de betere bodemsluiting is er meer vocht voor het kiemen beschikbaar.
Opbouw en werking 5.14 Markeurs (optie) De hydraulisch bediende markeurs maken afwisselend rechts en links naast de machine een spoor in de grond. De actieve markeur (Fig. 68/1) maakt hierbij een spoor op het veld. Wanneer de markeurs correct zijn ingesteld, wordt de rijaansluiting automatisch gerealiseerd, wanneer de tractorbestuurder in het midden over het gemaakte spoor rijdt.
Opbouw en werking 5.15 Rijpaden Op het veld kunnen rijpaden worden aangelegd. Rijpaden zijn sporen waarin niet wordt gezaaid voor de machines die later worden ingezet ten behoeve van bemesting en verzorging. Het rijpad kan ook als intervalrijpad worden aangelegd. Daarbij wordt het rijpad in repeterende, vrij intstelbare afstanden gezaaid.
Pagina 79
Opbouw en werking Fig. 73 Met de rijpadenschakeling kunnen de rijpaden (A) in het veld op vooraf ingestelde afstanden worden aangelegd. De afstand tussen de rijpaden (b) komt overeen met de werkbreedte van de andere machines (B), bijv. kunstmeststrooiers en/of landbouwsproeiers, die na het zaaien worden ingezet. Voor het instellen van de rijpadenschakeling moet de benodigde rijpadenverdeling in de bedieningsterminal worden ingesteld.
Pagina 80
Opbouw en werking Wanneer niet anders besteld, is de spoorbreedte (Fig. 74/a) van het rijpad ingesteld op 1,80 m. Fig. 74 Wanneer niet anders besteld, is de spoorbreedte (Fig. 75/c) van het rijpad ingesteld op 40 cm. Fig. 75 AD-P 30/35/4000 SPECIAL BAH0081-2 02.17...
Pagina 81
Opbouw en werking Werkbreedte zaaimachine 3,0 m 3,43 m 3,5 m 4,0 m Afstand tussen de rijpaden Rijpadenverdeling (werkbreedte kunstmeststrooier en veldspuit) ̶ 12 m 12 m ̶ 16 m 15 m ̶ 20 m 18 m ̶ 21 m 24 m 21 m 24 m...
Opbouw en werking 5.15.1 Voorbeelden voor het aanleggen van rijpaden Afbeelding toont enkele voorbeelden van het aanleggen van rijpaden (zie Fig. 77): werkbreedte van de zaaimachine rijpadenafstand (= werkbreedte kunstmeststrooier/veldspuit) rijpadenverdeling rijpadenteller (tijdens het werk worden de slagen doorgenummerd en in de bedieningsterminal weergegeven).
Pagina 83
Opbouw en werking Fig. 77 AD-P 30/35/4000 SPECIAL BAH0081-2 02.17...
Opbouw en werking 5.15.2 Rijpadenverdeling 2 en 21 Fig. 78 Bij het aanleggen van rijpaden met rijpadenverdeling 2 en 21 worden tijdens de heen- en terugrit rijpaden in het veld aangelegd. de toevoer van zaaigoed naar de rijpadzaaischijven wordt onderbroken bij machines met ...
Opbouw en werking 5.15.3 Rijpadenverdeling 4, 6 en 8 Fig. 79 De zaaimachine werkt tijdens de eerste veldring in de rijpadenverdeling 4, 6 en 8 met een halve werkbreedte (sectie). Het werk kan ook met volle werkbreedte en het aanmaken van een rijpad beginnen (zie Fig. 79). In dit geval werkt de onderhoudsmachine tijdens de eerste slag met halve werkbreedte.
Opbouw en werking 5.15.4 Werken met halve werkbreedte (sectie) Fig. 80 De zaaimachine werkt tijdens de eerste veldring in het rijpad-schakelritme 4, 6 en 8 met een halve werkbreedte (sectie). De zaaischijven aan de linker machinehelft leggen geen zaaigoed in de grond. Door de inbouw van een inzetstuk (Fig.
Opbouw en werking 5.15.5 Rijpadmarkeerapparaat (optie) Bij het aanleggen van rijpaden dalen de spoorschijven (Fig. 82/1) automatisch en markeren het net aangelegde rijpad. Hierdoor zijn de rijpaden al zichtbaar voordat het gewas is opgekomen. Instelbaar is spoorbreedte van het rijpad (spoorbreedte tractor) ...
Opbouw en werking 5.16 Werkschijnwerper (optie) De werkschijnwerper (Fig. 84/1) maakt ook bij donker het zien van de werktuigen van de machine en het bewerkte gebied mogelijk. De schijnwerpers worden afhankelijk van het model in- en uitgeschakeld via de bediening van de boordcomputer ...
In bedrijf stellen In bedrijf stellen Dit hoofdstuk voorziet u van informatie over het in bedrijf stellen van uw machine. de wijze waarop u kunt controleren of u de machine aan uw tractor kunt aansluiten. Voor het inbedrijfstellen van de machine moet de gebruiker deze bedieningshandleiding hebben gelezen en begrepen.
In bedrijf stellen Controleren of de tractor geschikt is WAARSCHUWING Het negeren van de gebruiksvoorschriften kan leiden tot gevaar voor breuk, onvoldoende stabiliteit en onvoldoende stuur- en remvermogen van de tractor! Controleer of uw tractor geschikt is voordat u de machine aan de tractor koppelt.
In bedrijf stellen 6.1.1 Berekenen van de werkelijke waarden voor tractortotaalgewicht, tractorasbelasting en bandendraagvermogens plus de benodigde minimale ballast Het toelaatbare totaalgewicht van de tractor, aangegeven in het kentekenbewijs, dient hoger te zijn dan de som van leeggewicht tractor ...
In bedrijf stellen 6.1.1.1 Benodigde gegevens voor de berekening (aangebouwde machine) Fig. 86 [kg] Eigen gewicht van tractor zie de handleiding van de tractor of het [kg] Voorasbelasting van de lege tractor kentekenbewijs [kg] Achterasbelasting van de lege tractor [kg] Totale gewicht van de zie hoofdstuk "Technische gegevens achteraanbouwmachine of achtergewicht...
In bedrijf stellen 6.1.1.2 Berekening van het vereiste minimale ballastgewicht voor G om de V min bestuurbaarheid te waarborgen Voer de waarde van het berekende minimale ballastgewicht G V min dat aan de voorzijde van de tractor nodig is, in de tabel (hoofdstuk 6.1.1.7) in.
In bedrijf stellen 6.1.1.7 Tabel Daadwerkelijke waarde Toegestane waarde Dubbel toelaatbaar volgens berekening conform de handleiding draagvermogen (2 van de tractor banden) Minimale ballastgewicht voor/achter Totaalgewicht Voorasbelasting Achterasbelasting Raadpleeg het kentekenbewijs van uw tractor voor de toelaatbare waarden voor het totaalgewicht van de tractor, de asbelastingen en het draagvermogen van de banden.
In bedrijf stellen Tractor/machine tegen onbedoeld starten en wegrollen beveiligen WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, scharen, snijden, afsnijden, vastgrijpen, opwikkelen, naar binnen trekken, vastgrijpen en stoten bij handelingen aan de machine door onbedoeld zakken van de door de 3-puntshydraulica van de tractor opgeheven, onbeveiligde machine;...
In bedrijf stellen Aansluiting hydraulische turbine-aandrijving Voor het gebruik van alle hydraulische functies inclusief de hydraulische turbine-aandrijving moet de capaciteit van de hydraulische pomp van de tractor ten minste 80 l/min bij 150 bar bedragen. Aansluitschema hydraulische turbine-aandrijving Fig. 87/... Machinegedeelte Tractorgedeelte Hydraulische motor voor turbine...
In bedrijf stellen Eerste montage van de koppelingsonderdelen (vakwerkplaats) De combinatie bestaat uit (1) Grondbewerkingsmachine (2) Wals (3) Opbouwzaaimachine AD-P Special. Grondbewerkingsmachine en wals zijn gekoppeld. De opbouwzaaimachine AD-P Special is op de meegeleverde steunen opgesteld. Fig. 88 De walsdraagarmen zijn met twee pennen (Fig. 89/1) vastgezet.
Pagina 98
In bedrijf stellen 3. Twee dempers (Fig. 91/1) met stelringen (Fig. 91/3) onder de draagarmen (Fig. 91/2) aan de grondbewerkingsmachine bevestigen. De dempers kunnen gemakkelijker worden gemonteerd, wanneer de wals niet aan de grondbewerkingsmachine is gekoppeld. 4. Bevestig de diepteregelaar (Fig. 91/4) helemaal onderin het stelsegment en borg deze met een borgpen.
CDW 3500 CDW 4000 Bestelnr.: 210504 Bestelnr.: 210504 Bestelnr.: 210504 Zaaimachine AD-P 3000 Special AD-P 3500 Special AD-P 4000 Special Fig. 93 De koppelingsdelen alleen op de in tabel (Fig. 93) genoemde AMAZONE-grondbewerkingsmachines en walsen monteren. AD-P 30/35/4000 SPECIAL BAH0081-2 02.17...
In bedrijf stellen Eerste montage beschermstrip voor de verkeersveiligheid Twee houders (Fig. 102/1) op het frame (Fig. 102/2) van de zaaimachine schroeven. Fig. 102 De beschermstrip (Fig. 103/1) is tijdens het werk aan de houders (Fig. 103/2) bevestigd. Fig. 103 AD-P 30/35/4000 SPECIAL BAH0081-2 02.17...
Machine aan- en afkoppelen Machine aan- en afkoppelen De opbouwzaaimachine kan worden neergezet solo, op de meegeleverde steunen. Fig. 104 opgebouwd, op de grondbewerkingsmachine Fig. 105 Dit hoofdstuk beschrijft het aan- en afkoppelen van de grondbewerkingsmachine op de tractor. ...
Pagina 105
Machine aan- en afkoppelen VOORZICHTIG Raadpleeg bij het aan- en afkoppelen het hoofdstuk "Veiligheidsinstructies voor de gebruiker". VOORZICHTIG De bedieningsterminal uitschakelen voor transportritten, vóór het uitvoeren van instel-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden. Gevaar voor ongevallen door onbedoeld in beweging zetten van de doseerunit of andere machinecomponenten door impulswielbeweging of radarimpuls.
Machine aan- en afkoppelen Hydraulische slangleidingen WAARSCHUWING Infectiegevaar door hydraulische olie die onder hoge druk naar buiten stroomt! Bij het aan- en afkoppelen van de hydraulische slangleidingen moet het hydraulische systeem van zowel de tractor als van de machine drukloos zijn. Raadpleeg bij letsel door hydraulische olie direct een arts.
Machine aan- en afkoppelen 7.1.2 Hydraulische slangleidingen loskoppelen 1. Zet de tractorregeleenheden in de neutrale stand. 2. De hydraulische stekers lostrekken en in de slanghouder plaatsen. Fig. 108 Machines koppelen WAARSCHUWING Het negeren van de gebruiksvoorschriften kan leiden tot gevaar voor breuk, onvoldoende stabiliteit en onvoldoende stuur- en remvermogen van de tractor! Koppel de machine uitsluitend aan tractoren die daartoe geschikt...
Pagina 108
Machine aan- en afkoppelen WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken tussen tractor en machine bij het aankoppelen van de machine. Stuur personen weg uit de gevarenzone tussen tractor en machine voordat u naar de machine rijdt. Aanwezige personen mogen alleen aanwijzingen naast de tractor en de machine aanwijzingen geven en pas na stilstand tussen tractor en machine gaan staan.
Machine aan- en afkoppelen 7.2.1 Koppelen van tractor en grondbewerkingsmachine met ISOBUS-systeem Combinaties met het ISOBUS-systeem hebben een analoge werkstandsensor. De analoge werkstandsensor levert de impuls levert het in- en uitschakelen van de elektromotor voor de doseerrolaandrijving. De uitrusting van uw zaaimachine met de zaaileidingbewaking vereist montage van een tweede werkstandsensor.
Machine aan- en afkoppelen 7.2.1.1 Montage van de analoge werkstandsensor en de werkstandsensor voor de zaaileidingbewaking zonder zaaileidingbewaking: 1. Opname (Fig. 111/1) op het bovenste koppelingspunt schroeven. Fig. 111 met zaaileidingbewaking: 2. Opname (Fig. 112/1) en sensorhouder (Fig. 112/2) op het bovenste koppelingspunt schroeven.
Pagina 111
Machine aan- en afkoppelen zonder zaaileidingbewaking: 3. Middendeel (Fig. 113/1) met topstanghouder (Fig. 113/2) en arm (Fig. 113/3) vastschroeven. Fig. 113 met zaaileidingbewaking: 4. Middendeel (Fig. 114/1) met topstanghouder (Fig. 114/2), arm (Fig. 114/3) en coulisse (Fig. 114/4) voor de magneet vastschroeven.
Pagina 112
Machine aan- en afkoppelen zonder zaaileidingbewaking: 5. Arm (Fig. 115/1) met een zeskantbout (Fig. 115/2) op de opname (Fig. 115/3) schroeven. Fig. 115 met zaaileidingbewaking: 6. Arm (Fig. 116/1) met een zeskantbout (Fig. 116/2) op de opname (Fig. 116/3) schroeven. Fig.
Pagina 113
Machine aan- en afkoppelen alle typen: 7. De steunen (Fig. 117/1) in de opname (Fig. 117/2) steken en met een zeskantbout (Fig. 117/3) vastklemmen. 8. De potentiometer (Fig. 117/4) met een zeskantbout (Fig. 117/5) en zeskantmoer (Fig. 117/6) met de arm (Fig. 117/7) verbinden.
Machine aan- en afkoppelen 7.2.2 Koppelen van tractor en grondbewerkingsmachine met de bedieningsterminal AMADRILL+ Combinaties met de bedieningsterminal AMADRILL+ hebben een analoge werkstandsensor. De digitale werkstandsensor levert de impuls voor het in- en uitschakelen van de elektromotor voor de doseerrolaandrijving. De uitrusting van uw zaaimachine met de zaaileidingbewaking vereist montage van een tweede werkstandsensor.
Machine aan- en afkoppelen 7.2.2.1 Montage van de digitale werkstandsensor Bevestig de digitale werkstandsensor (Fig. 121/1) aan de hand van de meegeleverde Fig. 121 montagehandleiding op het bovenste koppelingspunt van de grondbewerkingsmachine. 7.2.2.2 Montage van de werkstandsensor voor zaaimachines met zaaileidingbewaking Bevestig de werkstandsensor (Fig.
Machine aan- en afkoppelen 7.2.3 Opbouwzaaimachine en grondbewerkingsmachine koppelen De opbouwzaaimachine heeft een koppelingsdriehoek (Fig. 123/1) en Fig. 123 twee pendelsteunen (Fig. 124/1). 6. De pendelsteunen moeten op de pen (Fig. 124/3) steunen. De pen (Fig. 124/3) fixeert de pendelsteun (Fig.
Pagina 117
Machine aan- en afkoppelen 10. Trek de handrem aan, zet de tractormotor af en trek de contactsleutel uit het slot. 11. De koppelingsdriehoek (Fig. 126/1) door verstellen van de topstanglengte (Fig. 126/2) uitlijnen. 12. Draai de contramoer van de topstang vast. 13.
Pagina 118
Machine aan- en afkoppelen 17. 4 pennen (Fig. 129/1) uittrekken. Fig. 129 18. De 4 pennen (Fig. 130/1) in de pendelhouder steken. De pennen borgen de verbinding van de pendelhouder met de pendelsteunen. 19. Borg de pennen met borgpennen. Fig. 130 20.
Pagina 119
Machine aan- en afkoppelen 22. Zet de combinatie op de grond. 23. Trek de handrem aan, zet de tractormotor af en trek de contactsleutel uit het slot. 24. Richt de opbouwzaaimachine door verstellen van de topstang (Fig. 132/1). 25. Draai de contramoer van de topstang vast. Fig.
Machine aan- en afkoppelen 7.2.4 Opbouwzaaimachine van de grondbewerkingsmachine afkoppelen GEVAAR Maak de tank leeg vóór het loskoppelen van de opbouwzaaimachine van de grondbewerkingsmachine. WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, snijden, vastgrijpen, naar binnen trekken en stoten door onvoldoende stabiliteit en omkantelen van de afgekoppelde machine! Zet de machine altijd op een vlakke en stevige bodem.
Pagina 121
Machine aan- en afkoppelen 8. De hydraulische leidingen (Fig. 136/1) losmaken (alleen bij bevestiging van de markeur op de grondbewerkingsmachine). Fig. 136 9. De kabels losmaken: Kabel (Fig. 137/1) voor de straatverkeerverlichting Markeursensorkabel (Fig. 137/2) (bij bevestiging van de markeur op de grondbewerkingsmachine).
Pagina 122
Machine aan- en afkoppelen 11. Breng de combinatie omhoog. 12. Trek de handrem aan, zet de tractormotor af en trek de contactsleutel uit het slot. 13. Bevestig de 4 steunelementen (Fig. 139/1) in het kokerprofiel van de opbouwzaaimachine. Fig. 139 14.
Pagina 123
Machine aan- en afkoppelen 16. Trek de handrem aan, schakel de motor van de tractor uit en verwijder de contactsleutel. 17. 4 pennen (Fig. 141/1) verwijderen. Fig. 141 18. De 4 pennen (Fig. 142/1) in de parkeerpositie vastzetten. 19. Borg de pennen met borgpennen. Fig.
Pagina 124
Machine aan- en afkoppelen 21. Stuur personen weg uit de gevarenzone tussen de machines. 22. De grondbewerkingsmachine zover neerlaten, tot de koppelingsdriehoek (Fig. 144/1) is losgekomen. Fig. 144 23. Trek de grondbewerkingsmachine voorzichtig naar voren. De voedingsleidingen mogen bij het vooruit trekken van de grondbewerkingsmachine niet bekneld raken.
Machine aan- en afkoppelen 7.2.5 Spoorbreedte rijpad controleren Controleer bij levering van de machine en bij aanschaf van een nieuwe tractor of het rijpad is ingesteld op de spoorbreedte (Fig. 146/a) van de tractor. Stel, indien gewenst, de rijpadspoorbreedte in op de spoorbreedte van de tractor (zie hoofdstuk "Spoorbreedte rijpad instellen", pagina 185).
Instellingen Instellingen WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, schuren, snijden, afsnijden, vastgrijpen, opwikkelen, naar binnen trekken, vastgrijpen en stoten door onbedoeld neerlaten van de door de 3-puntshydraulica van de tractor opgeheven machine; onbedoeld zakken van opgeheven, onbeveiligde onderdelen van de machine; ...
Instellingen Trapje uit- en inklappen GEVAAR Betreed het platform nooit, wanneer de zaaimachine op de steunen staat (gevaar voor kantelen). Betreed het platform alleen, wanneer de zaaimachine aan de grondbewerkingsmachine is gekoppeld. Het trapje voor aanvang van de werkzaamheden of transportritten altijd inklappen.
Instellingen Zaaigoedtank vullen GEVAAR Koppel de machinecombinatie voor het vullen van de zaadbak met de tractor. Neem de toelaatbare vulling en totaalgewichten in acht. WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken in de gevarenzone onder zwevende lasten/machineonderdelen bij het vullen van de tank door onbedoeld zakken! Zet de machinecombinatie altijd op de grond voordat u de tank gaat vullen.
Pagina 130
Instellingen 1. De machinecombinatie en tractor koppelen. 2. De tractoraftakas uitschakelen en wachten, tot de aftakas van de tractor tot stilstand is gekomen. 3. Zet de combinatie op een vlakke ondergrond. 4. Trek de handrem aan, zet de tractormotor af en trek de contactsleutel uit het slot. 5.
Instellingen Zaaihoeveelheid kalibreren 1. De machinecombinatie en tractor koppelen (zie hoofdstuk "Machines koppelen", pagina 107). 2. De tractoraftakas uitschakelen en wachten, tot de aftakas van de tractor tot stilstand is gekomen. 3. Zet de combinatie op een vlakke ondergrond. 4. Zet de handrem vast en zet de tractormotor af. Schakelt het contact niet uit.
Instellingen 8.3.1 Automatische zaaihoeveelheidsverhoging (optie) instellen 1. De zaaischijfdruk met de hydraulische zaaischijfdrukverstelling instellen (zie hoofdstuk 8.5.1.2, 139). pagina 2. De instelling van de zaaischijfdruk in de bedieningsterminal kiezen. 3. De zuigerstang van de hydraulische cilinder inschuiven. 3.1 Druk activeren op de tractorregeleenheid (blauw).
Instellingen Ventilatortoerental instellen GEVAAR Het maximale turbinetoerental mag niet hoger zijn dan 4000 1/min. Het turbinetoerental verandert net zolang tot de hydrauliekolie op bedrijfstemperatuur is gekomen. Bij het in bedrijfstellen het turbinetoerental tot het bereiken van de bedrijfstemperatuur voortdurend corrigeren. Wanneer de turbine na langere tijd van stilstand opnieuw in bedrijf wordt gesteld, wordt het ingestelde turbinetoerental pas bereikt zodra de hydraulische olie op bedrijfstemperatuur is.
Instellingen 8.4.1 Turbinetoerental instellen op de stroomregelklep van de tractor 1. De basisinstelling van de drukbebrenzingsklep uitvoeren conform par. 8.4.3.1 of par. 8.4.4.1 (afhankelijk van de uitvoering van de drukbegrenzingsklep). 2. Het benodigde turbinetoerental uit de tabel (Fig. 45, pagina 66) aflezen. 3.
Instellingen 8.4.3 drukbegrenzingsklep met ronde buitencontour Fig. 161 Fig. 162 8.4.3.1 Basisinstelling van de drukbegrenzingsklep 1. Draai de contramoer (Fig. 161) los. 2. Stel de drukbegrenzingsklep in op de fabrieksmatige ingestelde maat "21 mm" (Fig. 162). 2.1. Verdraai de bout overeenkomstig met de inbussleutel (Fig. 161/1). 3.
Instellingen 8.4.4 Drukbegrenzingsklep met zeskantige buitencontour Fig. 163 Fig. 164 8.4.4.1 Basisinstelling van de drukbegrenzingsklep 1. Draai de contramoer (Fig. 163) los. 2. Draai de bout met de inbussleutel (Fig. 163/1) helemaal naar binnen (rechtsom). 3. Draai de bout met de inbussleutel 3 omwentelingen naar buiten. 4.
Instellingen Zaaidiepte voor zaaigoed instellen en controleren De zaaidiepte van het zaaigoed is afhankelijk van de factoren bodemgesteldheid (licht tot zwaar) Werksnelheid Zaaischijfdruk Stand van de zaaischijven. Controleer de zaaidiepte, wanneer één van de factoren verandert. 1.
Instellingen 8.5.1 Zaaischijfdruk instellen Deze instelling is van invloed op de zaaidiepte van het zaaigoed. Controleer de zaaidiepte na elke instelling. 8.5.1.1 Mechanische zaaischijfdrukverstelling 1. Steek de slinger (Fig. 165/1) op de stelspil en stel de zaaischijfdruk in. Verdraaiing van de slinger ...
Instellingen 8.5.1.2 Hydraulische zaaischijfdrukinstelling WAARSCHUWING Iedereen uit de gevarenzone wegsturen. De hydraulische cilinders voor de zaaischijf- en exactegdrukverstelling worden tegelijkertijd bediend. Twee pennen in een stelsegment (Fig. 58/1) dienen als aanslag voor de hydraulische cilinder. Als de tractorregeleenheid (blauw) onder druk wordt gezet, neemt de zaaischijfdruk toe en ligt de aanslag tegen de bovenste pen.
Instellingen 8.5.2 Zaaischijven en eg optillen (grondbewerking zonder zaad) WAARSCHUWING Voor het bedienen van de tractorregelventielen, personen uit het draaibereik van de zaaischaren en eg wegsturen. Zaaischaren en eg optillen 1. Zaaischijfdruk verlagen. 1.1 Tractorregelventiel (blauw) bedienen. 2. Zaaischijven en eg heffen. 2.1 Tractorregelventiel (groen 1) bedienen.
Instellingen RoTeC-Control-zaaischijf 8.6.1 Zaaischijven instellen Elke zaaischijf kan in 3 standen aan de schijf worden vergrendeld of van de schijf worden verwijderd. Laat de hendel van alle schijven in dezelfde positie borgen. positie Afleggen Vlak Zaaien zonder Diep zaaischijf Fig. 170 Zaaischijven positioneren Borg de hendel (Fig.
Pagina 142
Instellingen Zaaischijven demonteren 1. De hendel via de borging (Fig. 172/1) in het sleufgat (Fig. 172/2) borgen. 2. De zaaischijf in het sleufgat (Fig. 172/2) zover verschuiven, tot de zaaischijf van de sluiting (Fig. 172/3) loskomt. 3. De zaaischijf van de schijf aftrekken. Fig.
Instellingen Bandzaadschoen aan de WS-zaaischijf bevestigen Bevestig de bandzaadschoen (Fig. 174/1) met een pen aan de WS-zaaischijf en borg deze met een borgpen. Fig. 174 AD-P 30/35/4000 SPECIAL BAH0081-2 02.17...
Instellingen Exacteggen 8.8.1 Stand van de exactegtanden 1. De tractoraftakas uitschakelen en wachten, tot de aftakas van de tractor tot stilstand is gekomen. 2. De combinatie op het veld neerzetten. 3. Trek de handrem aan, zet de tractormotor af en trek de contactsleutel uit het slot. 4.
Instellingen 8.8.2 Exactegdruk instellen - mechanisch 1. Span de hefboom (Fig. 177/1) met de slinger. 2. Steek de pen (Fig. 177/2) in een gat onder de hefboom. 3. Ontspan de hefboom. 4. Borg de pen met een borgpen. 5. Stel alle stelsegmenten op dezelfde wijze Fig.
Instellingen 8.8.4 Exacteg in werk-/transportstand zetten 8.8.4.1 Exacteg in werkstand zetten De wals en de zaaischijven van de zaairail drukken de grond met een bepaalde afstand naar buiten, afhankelijk van rijsnelheid en bodemgesteldheid. Stel de buitenste toestrijkers zodanig in, dat de grond wordt teruggevoerd en een sporenvrij zaadbed ontstaat.
Instellingen Rolleneg 8.9.1 Instelhoek van de tanden ten opzichte van de grond instellen 1. Til de machine zo ver op, dat de egtanden net boven de grond hangen, maar deze niet raken. 2. Trek de handrem aan, zet de tractormotor af en trek de contactsleutel uit het slot. 3.
Instellingen 8.9.3 Roldruk instellen 1. Breng de machine op het veld in de werkstand. 2. Beide grijpers (Fig. 182/1) naar boven draaien. Fig. 182 De beide veerbelaste hendels (Fig. 183/1) zijn bedoeld voor het instellen van de roldruk op de bodem.
Pagina 149
Instellingen 4. De stand van de hendel (Fig. 184/1) met een veerclip (Fig. 184/2) borgen. 5. De tweede hendel in hetzelfde gat van de gatenplaat steken en borgen. De roldruk is het grootst wanneer de buisveerclip (Fig. 184/2) in het gat naast het plusteken (Fig.
Instellingen 8.9.4 De rolleneg optillen/neerlaten 8.9.4.1 De rolleneg optillen (deactiveren) 1. Machine op een vlakke ondergrond wegzetten. 2. De hendel (Fig. 186/1) kort aantrekken en de buisveerclip (Fig. 186/2) uitnemen. Fig. 186 3. De grijper (Fig. 187/1) naar beneden zwenken. Fig.
Instellingen 8.9.4.2 De rolleneg neerlaten (activeren) 1. Machine op een vlakke ondergrond wegzetten. 2. Neem de in de parkeerstand geplaatste buisveerclip in de hand. 3. De grijper (Fig. 189/1) naar boven zwenken. Fig. 189 4. Trek de hendel (Fig. 190/1) in de richting van de pijl.
Instellingen 8.10 Markeurs GEVAAR De markeurs moeten direct na het werk op het veld worden geborgd (transportstand). Onbeveiligde markeurs kunnen onbedoeld in de werkstand zwenken en ernstig letsel veroorzaken. De markeurs moeten pas vlak voor het werk op het veld worden losgemaakt.
Pagina 153
Instellingen Markeurs op zaaimachine Elke markeur is met een pen (fig. Fig. 193/1) vastgezet en met een borgpen (Fig. 193/2) gezekerd. Fig. 193 1. Zet de machine op het veld. 2. Ontgrendel beide markeurs. 2.1 Tractoraftakas uitschakelen, trek de handrem aan, zet de tractormotor af en trek de contactsleutel uit het slot.
7. Draai de bouten (Fig. 195/1) vast. Fig. 195 Werkbreedte Afstand „A“ AD-P 3000 Special 3,0 m AD-P 3500 Special 3,5 m AD-P 4000 Special 4,0 m Afstand van het midden van de machine tot het verticale vlak van de markeurschijf.
Instellingen 8.10.3 De markeur inklappen en borgen De markeurs moeten direct na het werk op het veld worden geborgd. 1. Stuur iedereen weg uit het zwenkbereik van de markeurs. 2. Bedien tractorregeleenheid (geel). Beide markeurs zwenken in de transportstand (zie Fig. 197). 3.
Instellingen 8.11 De machine aan één kant uitschakelen 1. Demonteer de buitenste kap van de verdeelkop (Fig. 200/1). 2. Monteer het inzetstuk (Fig. 200/2) zodanig, dat de zaaigoedtoevoer naar de betreffende zaaischijf onderbroken is. 3. Halveer de zaaihoeveelheid (zie handleiding „Isobus-Software“ of handleiding „AMADRILL+“).
Pagina 157
Instellingen 4. De met een borgpen gezekerde pen (Fig. 202/1) verwijderen. Fig. 202 5. Draai de spoorschijfdrager naar beneden. Fig. 203 Bevestig de spoorschijfhouders met behulp van een pen (Fig. 204/1) en borg deze met een veerclip. Fig. 204 6. Stuur iedereen weg uit het zwenkbereik van de markeurs en het rijpadenmarkeerapparaat. 7.
Pagina 158
Instellingen 10. Stel de spoorschijven zodanig in, dat zij het door de rijpadenzaaischijven aangelegde rijpad markeren. 11. Verdraai de zaaischijven om de arbeidsintensiteit van het rijpadenmarkeerapparaat zodanig in te stellen dat deze op een lichte grond vrijwel parallel aan de rijrichting en op een zware grond meer op grip is afgesteld.
Instellingen 8.12.2 Rijpadmarkeerapparaat in transportstand zetten 1. Stuur iedereen weg uit het zwenkbereik van de markeurs en het rijpadenmarkeerapparaat. 2. De rijpadenteller op een getal groter dan "nul" instellen (zie handleiding „Isobus-Software“ of handleiding „AMADRILL+“). 3. Bedien tractorregeleenheid (geel). 3.1 Spoorschijfdrager optillen. 4.
Instellingen 8.13 Beschermstrip in verkeers-/parkeerstand zetten 8.13.1 Beschermstrip in de transportstand voor de openbare weg zetten 1. Schuif de meerdelige beschermstrip voor de verkeersveiligheid (Fig. 209/1) over de tandpunten van de exacteg. 2. Bevestig de beschermstrips voor de verkeersveiligheid met veerspanners (Fig. 209/2) aan de exacteg.
Instellingen 8.14 Impulswiel in werk-/transportstand brengen 8.14.1 Impulswiel in werkstand zetten De hendel (Fig. 211/1) blokkeert het opgelichte impulswiel in transportstand. 1. Houd het impulswiel vast. 2. De hendel (Fig. 211/1) omhoog trekken. 3. Zwenk het impulswiel in de werkstand. Fig.
Transportritten Transportritten GEVAAR In Duitsland en in enkele andere landen is het transport van de aan de tractor gekoppeld machine tot 3,0 m breed over de openbare weg toegestaan. In deze landen is het transport van een combinatie van meer dan 3,0 meter breed uitsluitend op een transportvoertuig toegestaan.
Transportritten Wettelijke voorschriften en veiligheid Bij het transport op openbare wegen moeten tractor en machine voldoen aan de nationale verkeersvoorschriften (in Duitsland volgens StVZO en StVO) en de ongevallenpreventie voorschriften. De eigenaar van het voertuig en de chauffeur zijn er verantwoordelijk voor, dat deze wettelijke bepalingen worden opgevolgd.
Pagina 164
Transportritten Raadpleeg vóór aanvang van een rit het hoofdstuk "Veiligheidsinstructies voor de gebruiker" en controleer de volgende punten: het aanhouden van het toelaatbare gewicht het correct aansluiten van de voedingsleidingen beschadiging, werking en verontreiniging van de verlichting ...
Pagina 165
Transportritten WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, snijden, vastgrijpen, naar binnen trekken of stoten door onvoldoende stabiliteit en omkantelen. Houd een rijstijl aan waarbij u de tractor met aan- of afgekoppelde machine op elk moment onder controle hebt. Houd daarbij rekening met uw persoonlijke capaciteiten, de omstandigheden op de weg, van het verkeer, uw zicht, het weer en de rijeigenschappen van de tractor en de invloed van de aangebouwde of aangekoppelde machine.
Pagina 166
Transportritten WAARSCHUWING Gevaar voor steekletsel bij andere verkeersdeelnemers bij transportritten door niet-afgedekte, spitse veertanden van de exacteg! Transportritten zonder correct gemonteerde beschermstrip voor de verkeersveiligheid zijn verboden, wanneer de machine met een exacteg is uitgerust. WAARSCHUWING Gevaar voor steekwonden bij transport met uitgetrokken buitenste toestrijkers! Uitgetrokken buitenste toestrijkers steken tijdens transport naar de zijkant en brengen andere verkeersdeelnemers in gevaar.
Werken met de machine Werken met de machine Raadpleeg voor het werken met de machine het hoofdstuk „Waarschuwingsstickers en andere tekens op de machine“, pagina het hoofdstuk „Veiligheidsinstructies voor de gebruiker“, 26). pagina Het lezen van deze hoofdstukken is voor uw eigen veiligheid.
Werken met de machine 10.1 Machine van de transport- in de werkstand zetten 1. De beschermstrip van de exacteg in de parkeerstand zetten ........Pagina 160 2. Exacteg in werkstand zetten ..................Pagina 146 3. Rijpadmarkeerapparaat in werkstand zetten ..............Pagina 156 4.
Werken met de machine 12. Breng de aftakas van de grondbewerkingsmachine op werktoerental (zie bedieningshandleiding van de "grondbewerkingsmachine"). 13. Begin te rijden en laat de combinatie via de 3-puntshydraulica van de tractor zakken. 10.3 Tijdens het werk 10.3.1 Overzicht controles Tijdsafstanden Hoofds Controles...
Werken met de machine 10.3.2 Keren op wendakker GEVAAR Na het keren wordt bij overeenkomstige instelling in de bedieningsterminal en bij bediening van de regeleenheid de tegenoverliggende markeur in de werkstand gebracht. 1. Bedien de regeleenheid (geel). Oplichten van de actieve markeur. ...
Werken met de machine 10.3.3 Markeurs Vóór het passeren van obstakels de actieve markeur op het veld oplichten. In de bedieningsterminal zorgt het oplichten van de markeur voor het doorschakelen van de rijpadenteller. Laat na het passeren van het obstakel de markeur zakken en controleer de rijpadenteller;...
Werken met de machine 10.4 Tank en/of doseerunit leegmaken en de doseerrol vervangen GEVAAR Tractoraftakas uitschakelen, trek de handrem aan, zet de tractormotor af en trek de contactsleutel uit het slot. GEVAAR Adem het giftige stof van ontsmettingsmiddel niet in en laat het niet in contact komen met het lichaam.
Werken met de machine 10.4.2 Tank en/of doseerunit leegmaken en de doseerrol vervangen VOORZICHTIG De bedieningsterminal uitschakelen voor transportritten, vóór het uitvoeren van instel-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden. Gevaar voor ongevallen door onbedoeld in beweging zetten van de doseerunit of andere machinecomponenten door radarimpuls. 1.
Pagina 174
Werken met de machine 5.3 Verdraai de bouten (Fig. 221/1). 5.4 Druk de schuif (Fig. 221/2) tot aan de aanslag in de doseerunit. Fig. 221 6. De doseerunit leegmaken. 6.1 De bak onder de doseerunit schuiven en de injectorsluitklep openen (zie hoofdstuk 8.3, pagina 131).
Pagina 175
Werken met de machine 7.2 Draai het lagerdeksel (Fig. 224/1) en verwijder het. Fig. 224 Het lagerdeksel is voorzien van een O- ring (Fig. 225/1). Controleer de O-ring, en vervang deze indien beschadigd. Fig. 225 7.3 Trek de doseerrol naar buiten. Fig.
Pagina 176
Werken met de machine 8. Tank leeg maken 8.1 Sluit het behuizingsdeksel (Fig. 227/1). De doseerrol niet in de doseerunit plaatsen. 8.2 Trek de schuif (Fig. 227/2) langzaam uit de doseerunit naar buiten. De inhoud van de tank valt in de bak. 8.3 Reinig de tank, doseerunit en doseerrol grondig.
Storingen Storingen WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, schuren, snijden, afsnijden, vastgrijpen, opwikkelen, naar binnen trekken, vastgrijpen en stoten door onbedoeld zakken van de door de 3-puntshydraulica van de tractor opgeheven machine. onbedoeld zakken van opgeheven, onbeveiligde onderdelen van de machine. ...
Storingen 11.1 Wegklappen van een markeurarm Komt de markeur tegen een vast obstakel, dan breekt een bout (Fig. 229/1) af en klapt de markeur naar achteren. Fig. 229 Reservebreekpennen (Fig. 230/1) bevinden zich in een houder naast de markeur. Fig. 230 AD-P 30/35/4000 SPECIAL BAH0081-2 02.17...
Storingen 11.2 Weergave resterende hoeveelheid zaaigoed Onderschrijden van de resthoeveelheid in de tank (bij correct ingestelde leegmeldsensor) wordt optisch en akoestisch gesignaleerd. De minimumhoeveelheid moet groot genoeg zijn om schommelingen met betrekking tot de zaaihoeveelheid te voorkomen. 11.3 Verschil tussen de ingestelde en daadwerkelijke zaaihoeveelheid Verschillen tussen de ingestelde en daadwerkelijke zaaihoeveelheid kunnen worden veroorzaakt door: ...
Reiniging, onderhoud en reparatie Reiniging, onderhoud en reparatie 12.1 Veiligheid WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, schuren, snijden, afsnijden, vastgrijpen, opwikkelen, naar binnen trekken, vastgrijpen en stoten door onbedoeld zakken van de door de 3-puntshydraulica van de tractor opgeheven machine. ...
Reiniging, onderhoud en reparatie 12.2 Machine reinigen GEVAAR Adem het giftige stof van ontsmettingsmiddel niet in en laat het niet in contact komen met het lichaam. Veiligheidskleding, mondmasker, veiligheidsbril en handschoenen dragen bij het verwijderen van bijtmiddelstof bij het legen van bak en doseerunit ...
Reiniging, onderhoud en reparatie Het pictogram moet eraan herinneren, dat de reinigingsstraal van de hogedrukreiniger/stoomcleaner niet direct mag worden gericht op elektrische componenten smeerpunten en lagers typeplaat, waarschuwingsplaten, stickers en designfolie. De componenten kunnen beschadigd raken. Fig. 231 Behandel hydraulische slangleidingen nooit met benzine, benzeen, petroleum of minerale oliën.
Reiniging, onderhoud en reparatie De verdeelkop kan vanaf de tank veilig worden bereikt. Fig. 233 7. Draai de vleugelmoeren (Fig. 234/1) los en trek de doorzichtige kunststofkap (Fig. 234/2) van de verdeelkop. 8. Verwijder verontreinigingen met een bezem en reinig de verdeelkop en de kunststofkap met een droge doek.
Reiniging, onderhoud en reparatie 12.3 Instel- en reparatiewerkzaamheden (werkplaats) 12.3.1 Exacteg en rolleneg onderling vervangen (werkplaats) Exacteggen Rolleneg Fig. 236 Fig. 235 De houder (Fig. 236/1) is bedoeld voor het opscheoven van exacteg en rolleneg. Voor het vervangen, de eg in een kraan hangen. De kraan moet een minimaal hijsvermogen van 300 kg hebben.
Reiniging, onderhoud en reparatie 12.3.2 Spoorbreedte rijpad instellen Controleer bij levering van de machine en bij aanschaf van een nieuwe tractor of het rijpad is ingesteld op de spoorbreedte (Fig. 237/a) van de tractor. Voor het instellen van de spoorbreedte moeten de rijpadzaaislangen aan de schijven worden omgezet.
Reiniging, onderhoud en reparatie 12.3.3 Rijpadenspoorbreedte instellen (vakwerkplaats) Controleer bij levering van de machine en bij aanschaf van een nieuwe tractor of het rijpad is ingesteld op de spoorwijdte (Fig. 238/a) van de tractor. Als het aantal naast elkaar liggende rijpadzaaischijven toeneemt, wordt het spoor (Fig.
Pagina 187
Reiniging, onderhoud en reparatie Klep inschakelen De teller van de rijpadenschakeling mag niet op "nul" staan. 1. Schakel de teller van de rijpadenschakeling op de bedieningsterminal verder als de teller op "nul" staat. 2. Schuif het montagevenster (Fig. 240/1) naar boven en neem het naar voren uit de kleppenkast.
Reiniging, onderhoud en reparatie 12.4 Smeren De smeerpunten zijn op de machine aangegeven met het pictogram (Fig. 242). Reinig smeernippels en vetspuit voor het smeren grondig, zodat er geen vuil in de lagers wordt geperst. Pers het vervuilde vet in de lagers volledig naar buiten en vul de lagers met nieuw vet.
Reiniging, onderhoud en reparatie 12.5 Onderhoudsschema – overzicht Voer de onderhoudswerkzaamheden uit zodra de eerste termijn is bereikt. Tijdsintervallen, draai-uren van de motor en onderhoudsintervallen van de eventueel bijgeleverde documenten van derden hebben voorrang op het onderhoudsschema. Voor het eerste gebruik Hydraulische slangleidingen controleren en onderhouden.
Reiniging, onderhoud en reparatie 12.5.1 Inspectiecriteria voor hydraulische slangleidingen voor elke ingebruikname Controleer de hydraulische slangleidingen op zichtbare gebreken. Repareer schuurplekken op hydraulische slangleidingen en buizen. Laat versleten of beschadigde hydraulische slangen direct vervangen in een vakwerkplaats. 12.5.2 Inspectiecriteria voor hydraulische slangleidingen aan de hand van het onderhoudsschema...
Pagina 191
Vervang beschadigde en verouderde hydraulische slangen! Gebruik alleen originele AMAZONE hydraulische slangen! Gebruik hydraulische slangen niet langer dan 6 jaar. Dat is inclusief een eventuele opslagtijd van maximaal 2 jaar. Ook bij...
Werkzaamheden aan het hydraulische systeem mogen uitsluitend door een vakwerkplaats worden uitgevoerd. Gebruik alleen originele AMAZONE hydraulische slangen! Zorg voor een schone werkplek. U moet de hydraulische slangleidingen altijd zodanig monteren, dat onder alle bedrijfsomstandigheden ...
Reiniging, onderhoud en reparatie 12.5.3 Visuele controle van top- en trekstangbouten WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, beetpakken, vastgrijpen en stoten als de machine onbedoeld loskomt van de tractor. Controleer elke keer bij het aankoppelen van de machine of de top- en trekstangbouten zich in goede staat bevinden.
Pagina 194
Reiniging, onderhoud en reparatie De in de volgende tabel genoemde aandraaimomenten gelden niet voor gecoate bouten. Wanneer gecoate bouten worden gebruikt, vindt u het aandraaimoment naast de gebruiksinstructies. 10.9 12.9 M 8x1 M 10 16 (17) M10x1 M 12 18 (19) M 12x1,5 M 14...
Pagina 195
Reiniging, onderhoud en reparatie AD-P 30/35/4000 SPECIAL BAH0081-2 02.17...