BINNENVERLICHTING
1
Plafondverlichting voor 1
Druk op de schakelaar 1 om het volgende
te activeren:
– een constant brandende verlichting;
– een verlichting die gaat branden als een
van de voorportieren of, afhankelijk van
de auto, een van de vier portieren wordt
geopend; de binnenverlichting gaat
alleen uit als de portieren, waarop de ver-
lichting reageert, goed gesloten zijn;
– een niet brandende verlichting.
3.24
(1/3)
Kaartleeslampjes 2 en 3 voorin
(afhankelijk van de auto)
Druk op de schakelaar 2 of, afhankelijk van
de auto, op de schakelaar 3 om het vol-
gende in te schakelen:
– een constant brandende verlichting;
– een verlichting die gaat branden als een
van de voorportieren of, afhankelijk van
de auto, een van de vier portieren wordt
geopend; de binnenverlichting gaat
alleen uit als de portieren, waarop de ver-
lichting reageert, goed gesloten zijn;
– een niet brandende verlichting.
2
3