SNELHEIDSREGELAAR
3
2
Veranderen van de ingestelde
snelheid
U kunt de ingestelde snelheid veranderen
door een aantal keren te drukken op:
– de schakelaar 2 (SET/-) om de snelheid
te verlagen;
– de schakelaar 3 (RES/+) om de snelheid
te verhogen.
Opmerking: Druk op een van de schake-
laars en houd deze ingedrukt om de snel-
heid trapsgewijs te wijzigen.
2.88
(3/5)
Sneller rijden dan de gekozen
snelheid
U kunt de snelheid van de auto altijd verho-
gen door het gaspedaal in te drukken.
Zo lang u te snel rijdt, knippert de ingestelde
snelheid rood op het instrumentenpaneel.
Laat daarna het gaspedaal los: na enkele
secondes gaat uw auto automatisch weer
met de oorspronkelijk ingestelde snelheid
rijden.
Onmogelijkheid om de gekozen
ingestelde snelheid vast te houden
Tijdens een steile afdaling kan het systeem
de ingestelde snelheid niet vasthouden: de
snelheid in het geheugen knippert in het
rood op het instrumentenpaneel om u hier-
van op de hoogte te brengen.
Als de functie snelheidsrege-
laar niet meer beschikbaar is
(na verschillende pogingen om
deze te activeren), neemt u
contact op met een erkende dealer.
Tijdelijk niet beschikbaar
Het systeem laat uw auto versnellen en
vertragen met behulp van de motor en
het remsysteem. De remmen worden
geactiveerd om de ingestelde snelheid
aan te houden, met een beperkte rem-
capaciteit. Bij een steile afdaling, bijvoor-
beeld in een bergachtig gebied, kiest u
een lagere versnelling om te profiteren
van het afremmen op de motor.
Om de belasting van het remsysteem
te verminderen en te voorkomen dat de
remmen oververhit raken, kan de snel-
heidsregelaar tijdelijk worden uitgescha-
keld. U krijgt dan de melding "Controleer
regelaar". Het bericht verdwijnt wanneer
de functie weer beschikbaar is.
Als de melding blijft, neemt u contact op
met een goedgekeurde dealer.