RIJSTROOKASSISTENT
Werking
Wanneer de functie is geactiveerd, worden
het waarschuwingslampje
linker- en rechterstreep 3 op het instrumen-
tenpaneel grijs weergegeven.
De functie is ingesteld om te werken als
de rijsnelheid hoger is dan 70 km/h en als
het controlelampje
en de 3 correc-
tie-indicatoren wit gekleurd zijn.
De functie wordt geactiveerd alsde auto
een streep overschrijdt zonder dat de rich-
tingaanwijzers zijn aangezet.
(3/6)
In deze gevallen:
– activeert de functie een actie op de stuur-
inrichting van de auto om de verplaat-
singsrichting van de auto te corrigeren;
– het waarschuwingslampje
lampje 3 aan de kant van de overschre-
den streep gaat geel branden op het in-
strumentenpaneel.
Opmerking: bochten kunnen enigszins
worden afgesneden zonder dat de functie
wordt geactiveerd.
Als de corrigerende actie op de stuurinrich-
ting onvoldoende is, gaan het waarschu-
3
wingslampje
de kant van de overschreden streep rood
branden op het instrumentenpaneel en is
een trilling in het stuurwiel voelbaar.
en de
Bijzondere gevallen
Bij het gebruik van de functie:
– Als het systeem geen actie van de be-
en het
– Als de corrigerende actie op het stuur-
en de indicator 3 aan
U kunt de correctie van de verplaat-
singsrichting op elk moment onderbre-
ken door het stuurwiel te bewegen.
stuurder op het stuurwiel detecteert, ver-
schijnt het gele controlelampje
op het instrumentenpaneel, met het be-
richt Handen aan het stuur houden. Ook
hoort u een geluidssignaal:
systeem te lang actief blijft, klinkt er een
geluidssignaal en knippert het lampje 3
naast de betreffende streep, totdat de be-
stuurder de controle overneemt.
2.41