H
2 P
OOFDSTUK
RODUCTOVERZICHT
Tabel 2-2. Knoppen en indicatoren R Series (vervolg)
Knop of indicator
Knop RECORDER
PACERSTROOM mA
(optioneel)
PACERFREQUENTIE
ppm
(optioneel)
Knop 4:1
(optioneel)
Knop NIBD
(optioneel)
Softkeys
Indicatorlampje
Opladen (niet
afgebeeld)
Scherm
Opmerking: De scherminhoud is afhankelijk van de bedrijfsmodus en de geïnstalleerde opties.
Op het voorpaneel bevindt zich een kleurenscherm waarop het volgende wordt weergegeven:
•
de verstreken tijd (sinds het apparaat werd ingeschakeld).
•
het ECG-signaal, geselecteerde afleiding, grootte, hartslagindicator en alarmstatus.
•
de geselecteerde energie, oplaadstatus en toegediende energie voor defibrillatie en
gesynchroniseerde cardioversie.
•
de outputstroom en stimulatiefrequentie voor pacing.
•
het gemeten percentage SpO
van toepassing) en de alarmstatusindicatoren voor optionele SpO
•
Niet-invasieve bloeddrukmetingen (NIBD): diastolische, systolische en gemiddelde
bloeddruk, en alarmstatusindicators (optioneel; raadpleeg de optiebijsluiter Niet-invasieve
bloeddruk (NIBD), onderdeelnummer 9650-0914-16).
•
De kooldioxideconcentratie, de ademhalingsfrequentie en het capnogram (indien van
toepassing) van de patiënt, en alarmstatusindicators voor CO
de optiebijsluiter End-tidal kooldioxide (EtCO
•
berichten en prompts.
•
labels boven de softkeys (van toepassing op de context).
•
Perfusion Performance Indicator™ en loslaatbalk (alleen R Series Plus).
•
Reanimatietempo en -diepte
•
Reanimatie-afteltimer.
2–6
Beschrijving
Verschijnen alleen in de handmatige modus. Hiermee wordt de
stroken-recorder gestart of gestopt. Als de ECG-afleiding is geselecteerd,
kunt u het apparaat overschakelen naar een diagnostische ECG-bandbreedte
(0,05 – 150 Hz) door de knop RECORDER ingedrukt te houden. Zolang u de
knop RECORDER ingedrukt houdt, blijft de diagnostische bandbreedte
gehandhaafd. Zodra de knop RECORDER wordt losgelaten, keert het
apparaat terug naar de standaard bewakingsbandbreedte.
Wanneer pacing geselecteerd is, kunt u met deze knop de stroomsterkte
instellen. De geselecteerde stroomsterkte wordt op het scherm aangegeven.
Wanneer pacing is geselecteerd, kunt u met deze knop de frequentie
(aantal pulsen per minuut) voor de pacemaker instellen. De
geselecteerde frequentie wordt op het scherm aangegeven.
Deze knop is bedoeld voor het bepalen van het onderliggende ECG-ritme
van de patiënt. Wanneer u deze knop indrukt, worden elektrische prikkels
toegediend met ¼ van het ingestelde aantal pulsen per minuut. Als de
knop wordt losgelaten, wordt de normale pacing hervat.
Met de NIBD-knop kunt u een eenmalige, automatische of STAT niet-inva-
sieve bloeddrukmeting (NIBD) starten, zoals beschreven in de bijsluiter
Niet-invasieve bloeddruk (onderdeelnummer 9650-0914-16). Alleen als u
deze configuratie hebt besteld, beschikt uw apparaat over deze knop.
Deze zes knoppen zonder aanduiding die zich direct onder het scherm
bevinden, dienen voor verschillende functies, afhankelijk van de
bedieningsmodus waarin het apparaat zich bevindt.
Onder in het scherm is boven elke softkey te zien welke functie deze vervult.
Dit lampje op de apexpaddle gaat branden wanneer de defibrillator
opgeladen en klaar voor gebruik is.
-saturatie, signaalsterkte, plethysmografische signaal (indien
2
), onderdeelnummer 9650-0915-16).
2
www.zoll.com
-bewaking.
2
-bewaking (optioneel; raadpleeg
2
9650-0904-16 Rev. N