H
1 A
OOFDSTUK
LGEMENE INFORMATIE
Het is mogelijk dat de ECG-analysefunctie bij patiënten met een geïmplanteerde pacemaker
ventrikelfibrilleren niet op betrouwbaar wijze detecteert. De controle van het elektrocardiogram
en klinisch bewijs voor cardiopulmonale stilstand dienen het uitgangspunt voor de behandeling
van patiënten met een geïmplanteerde pacemaker te zijn.
Als een patiënt met een geïmplanteerde pacemaker een hartstilstand of een ander type aritmie
heeft, kan tijdens het meten van de hartfrequentie of tijdens de ECG-analyse per ongeluk de
frequentie van de pacemaker worden geteld. Het is mogelijk dat zelfs speciale
pacemakerdetectiecircuits niet alle pieken van geïmplanteerde pacemakers detecteren.
Controleer de pols van de patiënt; vertrouw niet op de hartfrequentiemeter alleen. Bij het
bepalen of de patiënt een pacemaker heeft, spelen de anamnese en lichamelijk onderzoek een
belangrijke rol. Pacemakerpatiënten dienen nauwlettend te worden geobserveerd.
Plaats elektroden niet recht boven een geïmplanteerde pacemaker.
Het R Series-apparaat detecteert uitsluitend de elektrische ECG-signalen van het hart. Het
detecteert geen polsslag (d.w.z. effectieve circulatoire perfusie). De pols en hartslag van de
patiënt dienen altijd te worden gecontroleerd door fysieke beoordeling. Ga er nooit van uit dat
wanneer er een hartfrequentie met een andere waarde dan nul wordt weergegeven, dit betekent
dat er een pols is.
Om schade aan het R Series-apparaat te voorkomen, moet het worden uitgeschakeld alvorens
de patiënt met een tweede defibrillator te defibrilleren.
Gebruik het ECG-uitgangssignaal van het apparaat niet als synchronisatiepuls voor een andere
defibrillator of cardioversieapparaat.
Plaats de patiënt op een stevige ondergrond voordat u met de reanimatie begint.
Batterij
Hoewel het apparaat op netvoeding alleen kan werken, beveelt ZOLL sterk aan dat u het
apparaat altijd gebruikt met een geïnstalleerde batterij. Een volledig opgeladen reservebatterij
of directe toegang tot het lichtnet via een stopcontact kan zorgen voor deze backup-stroom.
Gebruik van het apparaat met een batterij verschaft reservevoeding bij stroomuitval en leidt tot
een snellere oplaadtijd. De batterij kan automatisch worden opgeladen terwijl hij in het
apparaat is geïnstalleerd. Zorg dat er altijd een volledig opgeladen reservebatterij beschikbaar is
voor de defibrillator.
Test de batterij regelmatig. Een batterij die niet voldoet aan de capaciteitstest van de
ZOLL-oplader kan er de oorzaak van zijn dat het R Series-apparaat onverwachts uitschakelt.
Als de waarschuwing BATTERIJ BIJNA LEEG verschijnt, moet het R Series-apparaat worden
aangesloten op een voedingsbron of moet er een volledig opgeladen batterij worden geplaatst.
Als de waarschuwing BATTERIJ VERVANGEN verschijnt, moet de batterij onmiddellijk
worden vervangen door een volledig opgeladen batterij of moet het R Series-apparaat worden
aangesloten op een voedingsbron, aangezien het apparaat elk moment kan uitschakelen als
gevolg van een lege batterij.
Bij onjuiste behandeling kan de batterij ontploffen. Demonteer batterijen niet en breng ze niet
in contact met vuur.
Veiligheid voor gebruiker
R Series-producten niet gebruiken in zuurstofrijke ruimtes, in de buurt van ontvlambare
anesthetica of andere ontvlambare middelen (zoals benzine). Het gebruik van het apparaat in
een dergelijke omgeving kan een explosie tot gevolg hebben.
1–18
www.zoll.com
9650-0904-16 Rev. N