Inhoudsopgave
Advertenties
3 Pacerfrequentie instellen
Stel de PACERFREQUENTIE in op een waarde die 10-20 ppm hoger is dan de intrinsieke
hartfrequentie van de patiënt. Gebruik bij het ontbreken van een intrinsieke frequentie 100 ppm.
Door aan de knop te draaien wordt de pacerfrequentie op het scherm met stappen van 2 ppm
verhoogd of verlaagd.
OFF
PACER
STROOM
STROOM
Let op de pacingprikkelmarkering op het scherm of de strook
in de diastole bevindt.
4 Paceroutput instellen
Verhoog de PACERSTROOM tot de stimulatie afdoende is (capture); de mA-waarde voor de
output wordt getoond. Door aan de knop te draaien wordt de paceroutput op het scherm met
stappen van 2 mA verhoogd of verlaagd.
OFF
PACER
STROOM
STROOM
Opmerking: Als het apparaat vanuit de modus PACER op de handmatige modus wordt
Als het apparaat voor een periode langer dan 10 seconden wordt uitgeschakeld, worden de
standaardinstellingen voor de pacer hersteld.
9650-0904-16 Rev. N
4:1
FREQUENTIE
FREQUENTIE
mA
mA
ppm
ppm
4:1
FREQUENTIE
FREQUENTIE
mA
mA
ppm
ppm
overgeschakeld en vervolgens binnen 10 minuten weer op de modus PACER
wordt gezet, blijven de pacerinstellingen ongewijzigd.
Bedieningshandleiding voor de R Series van ZOLL
Niet-invasieve tijdelijke pacing
(
Pacingprikkels
en controleer of deze zich
)
9–5
Advertenties
Inhoudsopgave
