Instellingen voor de opnamefunctie
Opnamemodus
Indicator
belichtingsniveau
Witbalanscorrectie
Beeldstijl
AF-gebruik
Pictogram Quick Control
Accuniveau
Wi-Fi-functie*/Eye-Fi-
overdrachtstatus
Status GPS-verwerving/Logfunctie
* Raadpleeg de instructiehandleiding van de Wi-Fi-adapter W-E1.
Als u op de knop <Q> drukt, wordt Sneltoetsen ingeschakeld voor
de opname-instellingen (pag. 61).
Wanneer u op de knop <n>, <o>, <m> of <S> drukt,
wordt het instellingenscherm weergegeven en kunt u gebruikmaken van
<6>, <5>, <B> of <9> instellingen te configureren.
Als u de camera uitschakelt terwijl het scherm met de opname-instellingen of de digitale horizon wordt weergegeven,
wordt dit scherm opnieuw weergegeven wanneer u de camera weer inschakelt. Als u dit niet wilt, drukt u op de knop
<B> om het scherm met opname-instellingen te verlaten en schakelt u de camera vervolgens uit.
Diafragma
Sluitertijd
Witbalans
Meetmethode
Transportmodus
AE-vergrendeling
Lichte tonen prioriteit
ISO-snelheid
Flitsbelichtings-
compensatie
Aangepaste bediening
Auto Lighting Optimizer
(Auto optimalisatie
helderheid)
Opnamekwaliteit
Maximum aantal opnamen
Maximale opnamereeks/Aantal resterende
opnamen met meervoudige belichting
Kaartindicator
Meervoudige belichting/HDR/
Ruisonderdrukking bij meerdere opnamen
Pictogram kaartselectie
Flitser gereed/FE-vergrendeling/High-speed synchronisatie
B-knopfuncties
469