83: Aangepaste bedieningN
U kunt veelgebruikte functies naar wens toewijzen aan cameraknoppen
of instelwielen.
Wanneer het scherm uit stap 2 wordt weergegeven, kunt u de instellingen voor
Aangepaste bediening terugzetten op de standaardinstellingen door op de knop <L> te
drukken. Zelfs wanneer u [85: Wis persoonlijke voorkeuze (C.Fn)] selecteert,
worden de instellingen voor [83: Aangepaste bediening] niet geannuleerd.
Selecteer [83: Aangepaste
1
bediening].
Selecteer [Aangepaste bediening]
op het tabblad [83] en druk
vervolgens op <0>.
Het scherm Aangepaste bediening voor
de selectie van bedieningsknoppen en
instelwilen wordt weergegeven.
Selecteer een knop of instelwiel.
2
Selecteer een knop of instelwiel en
druk vervolgens <0>.
De naam van de knop of het wiel van
de camera en de toewijsbare functies
worden weergegeven.
Wijs een functie toe.
3
Selecteer een functie en druk
vervolgens op <0>.
Zodra het pictogram [z] linksonder
verschijnt, kunt u op de knop <B>
drukken en andere, verwante opties instellen.
Verlaat de instelling.
4
Wanneer u op <0> drukt om de
instelling af te sluiten, verschijnt het
scherm uit stap 2 weer.
Druk op de knop <M> om de
instelling te sluiten.
445