Q Quick Control
In de modi <d> <s> <f> <a> <F> kunt u de AF-methode,
Transportmodus, Meetmethode, Kaart voor opslaan/weergeven
en beeldkwaliteit, Witbalans, Beeldstijl en Auto Lighting Optimizer
(Auto optimalisatie helderheid) instellen.
In de modus <A> kunt u de vet weergegeven items en het flitsen
instellen.
Druk op de knop <Q>
1
De instelbare functies worden
weergegeven.
Selecteer een functie en stel deze
2
in.
Gebruik <9> om een functie te
selecteren.
De instelling van de geselecteerde
functie wordt op het scherm
weergegeven.
Draai aan het instelwiel <6> of
<5> om de instelling te kiezen.
Stel de kwaliteit voor RAW-opnamen
in door op <0> te drukken.
Selecteer de kaart voor het opslaan/
weergeven, witbalans-shift/
witbalansbracketing of
beeldstijlparameters in door op de
knop <B> te drukken.
Druk op <0> om de instelling te
voltooien en ga terug naar de Live
view-modus.
Instellingen voor de opnamefunctie
(
.
)
7
293