Instellingen voor de opnamefunctie
Instellingen met B/R/f/i/A
Indien u op de knop <n>, <o>, <m> of <b> drukt
terwijl de opname op het LCD-scherm wordt weergegeven, verschijnt
het scherm met instellingen op het LCD-scherm en kunt u het instelwiel
<6> of <5> gebruiken om de bijbehorende functie in te stellen.
Tijdens opname met handmatige belichting (pag. 320), kunt u op de
knop <m> drukken om de ISO-snelheid in te stellen.
Door op de knop <n> en vervolgens op de knop <B> te
drukken, kunt u de witbalans-shift en witbalansbracketing instellen.
De volgende opties kunnen niet worden ingesteld: <q>
Meetmethode, <y> Flitsbelichtingscompensatie, <w> HDR-
modus en <P> Meerdere opnames.
Q Snel instellen
In de modi <d>, <s>, <f>, <a> en <F> kunnen de opties voor AF-
methode, Transportmodus, Movie-opnameformaat, Opnameniveau
(alleen handmatig instellen), Volume (hoofdtelefoon), Opnemen/
afspelen, kaart en beeldkwaliteit (foto's), Witbalans, Beeldstijl en Auto
Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) worden ingesteld.
In de modus <A> kunnen alleen de vetgedrukte functies worden ingesteld.
Druk op de knop <Q>
1
De instelbare functies worden
weergegeven.
Selecteer een functie en stel deze in.
2
Gebruik <9> om een functie te selecteren.
De instelling van de geselecteerde functie
wordt op het scherm weergegeven.
Draai aan het instelwiel <6> of <5>
om de instelling te kiezen.
Om het movie-opnameformaat in te
stellen of de kwaliteit van het beeld in
te stellen op RAW, drukt u op <0>.
.
(7)
329