Pagina 1
Uitgebreide gebruikershandleiding NEDERLANDS...
Pagina 2
Bekijk de opnamen nadat u deze hebt gemaakt en controleer of ze goed zijn vastgelegd. Wanneer de camera of de geheugenkaart gebreken vertoont en de opnamen niet kunnen worden vastgelegd of naar een computer kunnen worden gedownload, is Canon niet verantwoordelijk voor eventueel verlies of ongemak. Copyright...
Pagina 3
Indien u de lenzenset koopt, komen sommige accessoires die met de lens zijn meegeleverd, mogelijk niet overeen met de accessoires die in de instructiehandleiding voor de lens zijn weergegeven. U kunt software downloaden van de Canon-website (= 484).
Pagina 4
Verkorte handleiding Plaats de accu (= 37). ( 2 ) Laad na aankoop de accu om deze te kunnen gebruiken (= 35). ( 1 ) ( 2 ) ( 1 ) Plaats de kaart (= 37). ( 1 ) Plaats de kaart in de kaartsleuf met de etiketzijde naar de achterzijde van de camera gericht.
Pagina 5
Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op <f> (= 47). Zet de aan-uitschakelaar op <1> en stel het programmakeuzewiel in op <A> (Scene Intelligent Auto) (= 70). Alle noodzakelijke camera-instellingen worden automatisch ingesteld. Klap het LCD-scherm uit (= 40). Zie pagina 43 wanneer het instel- scherm voor datum/tijd/zone op het LCD-scherm wordt weergegeven.
Pagina 6
Maak de opname (= 50). Druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken. Bekijk de opname. De gemaakte opname wordt circa 2 seconden op het LCD-scherm weergegeven. Druk op de knop <x> om de opname nogmaals weer te geven (= 101). Zie “Opnamen maken met het LCD-scherm (Live View-opnamen)”...
Pagina 7
Compatibele geheugenkaarten De volgende kaarten kunnen met de camera worden gebruikt, ongeacht de capaciteit. Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd (geïnitialiseerd) met een andere camera of computer, moet u de kaart met deze camera formatteren (= 66). SD-/SDHC*-/SDXC*-geheugenkaarten * UHS-I-kaarten worden ondersteund.
Pagina 8
Hoofdstukken Inleiding Aan de slag en basiscamerahandelingen Basisfuncties voor het maken en weergeven van opnamen De AF- en transportmodi instellen Opname-instellingen Geavanceerde functies voor fotografische effecten Opnamen maken met de flitser Opnamen maken met het LCD-scherm (Live View-opnamen) Movie-opnamen Handige functies Opnamen weergeven Opnamen naverwerken Draadloze functies...
Pagina 9
Inhoud op doel Opnamen maken = 69 - = 100 (Basismodi) Automatisch opnamen maken Î = 112 (i Continue opname) Continue opname maken Î = 206 (j Zelfontspanner) Een opname van uzelf maken Î in een groep = 149 (s AE met De actie bevriezen Î...
Pagina 10
Beeldkwaliteit = 121 (Beeldstijl) Opnamen maken met Î beeldeffecten die bij het onderwerp passen = 115 (73, 83, 1, D) Een opname groot printen Î = 115 Een grote hoeveelheid Î foto’s maken AF (scherpstellen) = 108 Het scherpstelpunt Î Knop voor AF-puntselectie) wijzigen = 83...
Pagina 11
Draadloze functies = 349 (Communiceren met een Beelden naar een Î smartphone verzenden smartphone) = 378 (Gebruiken met software) Beelden naar een Î computer verzenden = 381 (Afdrukken van Wi-Fi-printer) Beelden printen Î = 391 (Beelden naar een webservice Beelden online delen Î...
Pagina 13
Beeldkwaliteit Flitser Opnamekwaliteit (= 115) Ingebouwde flitser (= 169) Beeldstijl (= 121) Externe flitser (= 174) Witbalans (= 129) Flitsfunctie-instellingen (= 175) Auto Lighting Optimizer (Auto Live View-opnamen optimalisatie helderheid) (= 136) Ruisreductie voor lange Live View-opnamen (= 180) belichtingstijden (= 139) Aspect ratio (= 192) Ruisreductie voor hoge AF-bediening (= 195)
Pagina 14
Weergave Software Verkorte softwarehandleiding Kijktijd (= 261) (= 484) Weergave van één opname (= 101) Software-instructiehandleiding Opname-informatie (= 323) (= 485) Indexweergave (= 281) Door opnamen navigeren Draadloze functies (opnamesprong) (= 282) Communiceren met een Vergrote weergave (= 284) smartphone (= 349) Beeldrotatie (= 287) Automatisch vastgelegde beelden Classificatie (= 288)
Pagina 15
Symbolen en afspraken in deze handleiding Pictogrammen in deze handleiding <6> : Het hoofdinstelwiel. <W><X><Y><Z> : Duidt respectievelijk op omhoog, omlaag, links en rechts op de pijltjestoetsen <V>. <0> : De instelknop. * In aanvulling op bovenstaande punten worden de pictogrammen en symbolen die op de cameraknoppen worden gebruikt en op het LCD-scherm worden weergegeven, ook in deze handleiding gebruikt bij het bespreken van de relevante handelingen en functies.
Pagina 16
Inhoudsopgave Inleiding Controlelijst onderdelen ...............3 Verkorte handleiding ................4 Compatibele geheugenkaarten............7 Hoofdstukken ..................8 Inhoud op doel ..................9 Functie-index ..................12 Symbolen en afspraken in deze handleiding ........15 Inhoudsopgave ..................16 Veiligheidsmaatregelen..............22 Tips en waarschuwingen voor het gebruik ........25 Namen van onderdelen ..............28 Aan de slag en basiscamerahandelingen De accu opladen ................35 De accu en kaart plaatsen en verwijderen.........37 Het LCD-scherm gebruiken ...............40...
Pagina 17
Volautomatische technieken (Scene Intelligent Auto) ......74 Modus Speciale scène...............78 Portretfoto’s maken ................79 Portretfoto’s maken met egale huidtinten ..........80 Groepsfoto’s maken ................81 Landschapsfoto’s maken ..............82 Opnamen maken van bewegende onderwerpen .......83 Kinderen fotograferen ................84 Close-ups maken ................85 Voedsel fotograferen................86 Portretten bij kaarslicht maken ............87 Nachtportretten maken (met een statief) ...........88 Nachtopnamen maken (uit de hand) ..........89 Opnamen met tegenlicht maken ............90...
Pagina 18
Lichte tonen prioriteit ...............137 Ruisreductie instellen...............138 Correctie van lensafwijkingen door optische eigenschappen ..141 Het bereik van reproduceerbare kleuren instellen ......145 Geavanceerde functies voor fotografische effecten AE-programma (P-modus)...............147 De beweging van het onderwerp vastleggen (Tv-modus) ....149 De scherptediepte wijzigen (Av-modus) ..........152 Handmatige belichting (M-modus) ...........155 De lichtmeetmethode wijzigen ............158 De gewenste belichtingscorrectie instellen ........160...
Pagina 19
Zelfportret maken (selfie) ..............210 MF: Handmatige scherpstelling ............212 Movie-opnamen Movie-opnamen ................218 Instellingen voor de opnamefunctie ..........227 Het movie-opnameformaat instellen ..........228 Movie digital zoom gebruiken ............231 Digitale beeldstabilisatie van movies ..........232 HDR-films opnemen ................234 Movies opnemen met creatieve filters ..........235 Time-lapse-movies opnemen ............238 Videosnapshots maken ..............245 Menufunctie-instellingen ..............250 Handige functies...
Pagina 20
Frames uit 4K-movies of 4K time-lapse-movies opslaan als foto ..301 Diavoorstelling (automatische weergave) ........303 Weergave op een tv .................305 Opnamen beveiligen ................307 Opnamen wissen ................310 Het afdrukken voorbereiden ............313 Afdrukken..................315 Digital Print Order Format (DPOF) ..........316 Opnamen selecteren voor een fotoboek..........320 Weergave met opname-informatie ..........323 Opnamen naverwerken Creatieve filtereffecten toepassen ...........329...
Pagina 21
De bijnaam wijzigen .................418 Beelden van geotags voorzien met GPS-informatie van andere apparaten..................419 Verbindingsinstellingen wijzigen of verwijderen .......423 Standaardinstellingen voor draadloze communicatie-instellingen herstellen ..................425 Scherm Info bekijken ...............426 Het virtuele toetsenbord gebruiken ..........427 Reageren op foutmeldingen ............428 Opmerkingen over de draadloze communicatiefunctie....439 Beveiliging ..................441 Netwerkinstellingen controleren............442 Status draadloze verbinding ............443...
Pagina 22
Veiligheidsmaatregelen De volgende voorzorgsmaatregelen zijn getroffen om schade of letsel aan uzelf en anderen te voorkomen. Zorg ervoor dat u deze voorzorgsmaatregelen goed begrijpt en volg ze op voordat u het product gaat gebruiken. Volg de onderstaande waarschuwingen. Anders kan dit Waarschuwingen: resulteren in dodelijke ongevallen of ernstige verwondingen.
Pagina 23
Gebruik de apparatuur niet in de buurt van ontvlambaar gas. Zo voorkomt u een explosie of brand. Als u de apparatuur laat vallen en de behuizing zodanig beschadigd raakt dat de interne onderdelen bloot komen te liggen, raak deze dan niet aan. U kunt dan een elektrische schok krijgen.
Pagina 24
Neem de onderstaande aandachtspunten Aandachtspunten: in acht. Als u dit niet doet, kan dat leiden tot fysiek letsel of schade aan eigendommen. Zorg dat u het product niet gebruikt of laat liggen op een plaats waar de temperatuur hoog is, zoals in een auto die in de zon staat. Het product kan dan heet worden en brandwonden veroorzaken.
Pagina 25
De camera is niet waterdicht en kan niet onder water worden gebruikt. Neem direct contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center als u de camera per ongeluk in het water laat vallen. Droog de camera af met een schone, droge doek als er waterspatten op zijn gekomen.
Pagina 26
Canon Service Center of zelf te controleren of de camera goed functioneert. Als u continue opnamen herhaalt of lange tijd achtereen Live View-opnamen of movie-opnamen maakt, kan de camera heet worden.
Pagina 27
Als vlekken op de opname zichtbaar zijn, raden wij u aan de sensor te laten reinigen door een Canon Service Center. Lens Nadat u de lens hebt losgedraaid van de camera, plaatst...
Pagina 30
Programmakeuzewiel Het programmakeuzewiel bevat de Basismodi en Creatieve modi. (1) Basismodi U hoeft alleen maar de ontspanknop in te drukken. De camera stelt alles in en zorgt dat de instellingen zijn afgestemd op het onderwerp of de scène. : Scene Intelligent Auto (= 70) 8 : Speciale scène (= 78) Portret (= 79) Close-up (= 85)
Pagina 31
(2) Creatieve modi Met deze modi is het eenvoudiger om naar wens opnamen te maken verschillende onderwerpen. d : AE-programma (= 147) s : AE met sluitertijdvoorkeuze (= 149) f : AE met diafragmavoorkeuze (= 152) a : Handmatige belichting (= 155)
Pagina 34
Aan de slag en basiscamerahandelingen In dit hoofdstuk worden de voorbereidende stappen voor het maken van opnamen en de basis camerahandelingen beschreven. De nekriem bevestigen ( 1 ) Haal het uiteinde van de riem van onderaf door het oog van het ( 2 ) bevestigingspunt van de draagriem.
Pagina 35
De accu opladen Verwijder het beschermdeksel. Verwijder het beschermdeksel van de accu. Plaats de accu. Plaats de accu op de juiste manier in de lader zoals afgebeeld in de illustratie. Om de accu te verwijderen, herhaalt u de bovenstaande procedure in omgekeerde volgorde.
Pagina 36
5 seconden niet aan te raken. Laad geen andere accu op dan een accu van het type LP-E17. Accu LP-E17 is uitsluitend geschikt voor producten van Canon. Wanneer u deze oplaadt met een incompatibele acculader of een ander product dat niet compatibel is, kunnen zich defecten of ongelukken voordoen waarvoor Canon geen aansprakelijkheid aanvaardt.
Pagina 37
De accu en kaart plaatsen en verwijderen Plaats een volledig opgeladen accu LP-E17 in de camera. In de camera kan een SD-, een SDHC- of een SDXC-geheugenkaart worden gebruikt (afzonderlijk verkrijgbaar). Ook UHS-I Speed Class SDHC- en SDXC- geheugenkaarten zijn geschikt. De opnamen worden opgeslagen op de kaart. Zorg ervoor dat het schrijfbeveiligingsschuifje van de kaart omhoog staat, zodat schrijven/wissen mogelijk is.
Pagina 38
Sluit het klepje. Druk op het klepje totdat het dichtklikt. Als u de aan-uitschakelaar op <1> zet, wordt het maximum aantal opnamen weergegeven op het LCD-scherm. Let erop dat u het kaartsleuf-/accucompartimentklepje bij het openen niet verder naar achteren drukt. Het scharnier zou anders kunnen breken. Het maximum aantal opnamen varieert, afhankelijk van de resterende capaciteit van de kaart, de instelling voor de opnamekwaliteit, de ISO-snelheid, enzovoort.
Pagina 39
Verwijder de kaart. Druk de kaart voorzichtig in de camera en laat vervolgens los om de kaart uit te werpen. Trek de kaart recht uit de camera. Sluit het klepje. Druk op het klepje totdat het dichtklikt. Wanneer de lees-/schrijfindicator brandt of knippert, betekent dit dat opnamen op de kaart worden gelezen, opgeslagen of gewist, of dat gegevens worden overgedragen.
Pagina 40
Het LCD-scherm gebruiken Nadat u het LCD-scherm hebt uitgeklapt, kunt u menufuncties instellen, Live View-opnamen gebruiken, movies opnemen of foto’s en movies weergeven. U kunt de richting en hoek van het LCD-scherm wijzigen. Klap het LCD-scherm uit. Draai het LCD-scherm. Wanneer het LCD-scherm is uitgeklapt, 180°...
Pagina 41
De camera inschakelen Als na het aanzetten van de camera het instelscherm met datum/tijd/ zone wordt weergegeven, raadpleegt u pagina 43 voor het instellen van de datum, tijd en tijdzone. <k> : De camera is ingeschakeld. U kunt movies opnemen (= 218). <1>...
Pagina 42
Indicator accuniveau Wanneer de camera wordt ingeschakeld, heeft het accuniveau een van de volgende vier niveaus. z: De accu is vol. x: De accu raakt leeg, maar de camera kan nog worden gebruikt. c: De accu is bijna leeg. (Knippert) n: Laad de accu op.
Pagina 43
De datum, tijd en tijdzone instellen Wanneer de camera voor het eerst wordt ingeschakeld of als de datum/ tijd/zone-instellingen zijn gereset, wordt het instelscherm datum/tijd/ zone weergegeven. Volg de stappen hieronder om eerst de tijdzone in te stellen. Stel de tijdzone in waarin u zich op dit moment bevindt. Als u op reis gaat, hoeft u alleen maar de tijdzone in te stellen op de tijdzone van uw bestemming.
Pagina 44
Zie = 59–= 62 voor de procedures voor menufunctie-instellingen. In stap 3 is de tijd die wordt weergegeven in [Tijdzone] het tijdsverschil in vergelijking met Coordinated Universal Time (UTC). Druk nogmaals op <0>. Druk op de pijltjestoetsen <W> en <X> om de tijdzone te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Pagina 45
Stel de zomertijd in. Stel dit naar wens in. Druk op de pijltjestoetsen <Y> en <Z> om [Y] te selecteren. Druk op <0> zodat <r> wordt weergegeven. Druk op de pijltjestoetsen <W> en <X> om [Z] te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Pagina 46
De interfacetaal selecteren Geef de hoofdtabbladen weer. Druk op de knop <M> om de hoofdtabbladen weer te geven. Selecteer op het tabblad [5] de optie [TaalK]. Druk op de toetsen <Y> <Z> om het hoofdtabblad [5] te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Pagina 47
Een lens bevestigen en verwijderen De camera is compatibel met alle Canon EF- en EF-S-lenzen. Houd er rekening mee dat u de RF- of EF-M-lenzen niet kunt gebruiken. Een lens bevestigen Verwijder de doppen. Verwijder de achterste lensdop en de...
Pagina 48
In- en uitzoomen Draai de zoomring op de lens met uw vingers. Zoom in of uit voordat u scherpstelt. Wanneer u na het scherpstellen aan de zoomring draait, kan de scherpstelling verloren gaan. De lens verwijderen Druk op de objectie font- grendelings knop en draai het ( 2 ) ( 3 )
Pagina 49
Basisopnamefuncties De scherpte van de zoeker aanpassen Draai aan de knop voor dioptrische aanpassing. Draai de knop naar links of rechts zodat de AF-punten in de zoeker scherp zijn. Als het lastig is om de knop te draaien, verwijdert u de oogschelp (= 464). Als het beeld in de zoeker na de dioptrische aanpassing van de camera nog niet scherp is, wordt u aangeraden om gebruik te maken van de dioptrische aanpassingslenzen uit de E-serie (afzonderlijk verkrijgbaar).
Pagina 50
Ontspanknop De ontspanknop heeft twee stappen. U kunt de ontspanknop half indrukken. Vervolgens kunt u de ontspanknop helemaal indrukken. Half indrukken Hiermee activeert u de automatische scherpstelling en het automatische belichtingssysteem dat de sluitertijd en het diafragma instelt. De belichtingsinstelling (sluitertijd en diafragma) wordt in de zoeker weergegeven.
Pagina 51
Het schermweergaveniveau instellen U kunt naar uw voorkeur instellen hoe informatie op het scherm wordt weergegeven. Wijzig de instelling zoals gewenst. Geef de hoofdtabbladen weer. Druk op de knop <M> om de hoofdtabbladen weer te geven. Selecteer het tabblad [s]. Druk op de <Y>...
Pagina 52
Voorbeeldschermen <v>: Met uitleg <v>: Standaard <f>: Met uitleg <f>: Standaard Als in de creatieve modi [Met uitleg] is ingesteld, worden alleen de voor de ingestelde opnamemodus specifieke functies in het scherm Snel instellen weergegeven. Merk op dat items die niet kunnen worden ingesteld vanuit het scherm Snel instellen als [Met uitleg] is ingesteld, kunnen worden ingesteld via het menuscherm (= 60).
Pagina 53
Menuweergave U kunt het weergavetype instellen op [Standaard] of [Met uitleg]. Als u [Met uitleg] instelt, worden beschrijvingen voor hoofdtabbladen gegeven als u op de knop <M> drukt. Als u [Standaard] instelt, gaat u rechtstreeks naar het menuscherm als u op de knop <M> drukt. De standaardinstelling is [Met uitleg].
Pagina 54
Uitleg voor Opnamemodus U kunt een korte beschrijving van de opnamemodus weergeven wanneer u schakelt tussen opnamemodi. De standaardinstelling is [Inschakelen]. Selecteer [Modusuitleg]. Selecteer [Inschakelen]. Draai aan het programmakeuzewiel. Een beschrijving van de geselecteerde opnamemodus verschijnt. Druk op de toets <X>. De rest van de beschrijving verschijnt.
Pagina 55
Uitleg Bij gebruik van Quick Control of het instellen van menu-items kunt u een korte beschrijving van functies en opties (Uitleg) weergeven. De standaardinstelling is [Inschakelen]. Selecteer [Uitleg]. Selecteer [Inschakelen]. Voorbeeldschermen Scherm Snel instellen Menuscherm ( 1 ) ( 1 ) (1) Uitleg De beschrijving verdwijnt als u er op tikt of verdergaat met de bewerking.
Pagina 56
Opnamepunten Opnamepunten verschijnen als [Opnamescherm] is ingesteld op [Met uitleg] (= 51) en de camera-instellingen leiden tot een van de volgende omstandigheden. In basismodi verschijnen opnamepunten ongeacht de instelling van [Opnamescherm]. U wilt de achtergrond verder vervagen (door de laagste diafragmawaarde in te stellen in de modus <f>).
Pagina 57
Quick Control voor opnamefuncties U kunt de opnamefuncties die worden weergegeven op het LCD-scherm, rechtstreeks selecteren en instellen met intuïtieve handelingen. Dit heet Quick Control. Druk op de knop <Q>. Het scherm Snel instellen wordt weergegeven. Stel de gewenste functies in. Druk op de pijltjestoetsen <V>...
Pagina 58
Voorbeeld van het scherm Snel instellen Als [s: Opnamescherm: Met uitleg] is ingesteld ( 4 ) ( 1 ) ( 5 ) ( 2 ) ( 3 ) ( 6 ) Belichtingscorrectie Diafragma Terug AF-bediening Transportmodus AF-puntselectie Als [s: Opnamescherm: Standaard] is ingesteld ( 7 ) ( 8 ) ( 9 ) ( 1 )
Pagina 59
Menubewerkingen en configuraties U kunt verschillende instellingen opgeven via de menu’s, zoals de opnamekwaliteit, datum/tijd, enzovoort. ( 1 ) ( 3 ) ( 2 ) ( 4 ) Knop <M> Knop <0> LCD-scherm <V> Pijltjestoetsen Menuscherm De weergegeven menutabbladen en menu-items kunnen per opnamemodus verschillen.
Pagina 60
Procedure voor het instellen van het menu Als [s: Menuweergave: Met uitleg] is ingesteld ( 1 ) Geef de hoofdtabbladen weer. Als u op de knop <M> drukt, verschijnen de hoofdtabbladen (1) en een beschrijving van het geselecteerde tabblad. Selecteer een hoofdtabblad. Telkens als u op de pijltjestoetsen <Y>...
Pagina 61
Stel de optie in. Druk op <0> om de instelling vast te leggen. Als u de instelling wijzigt van standaard, wordt dit in blauw aangegeven (alleen beschikbaar voor de menuopties op het tabblad [z]). Verlaat de instelling. Druk twee keer op de knop <M> om het menu af te sluiten en naar de opnamemodus terug te keren.
Pagina 62
Gedimde menu-items Voorbeeld: als [Ruisond. bij meerd. opn.] is ingesteld Gedimde menu-items kunnen niet worden ingesteld. Menu-items worden gedimd weergegeven als een andere functie- instelling voorrang heeft. U kunt de functie die voorrang heeft, weergeven door het gedimde menu-item te selecteren en op <0> te drukken, herkennen.
Pagina 63
De camera bedienen met de touchscreen U kunt de camera bedienen door met uw vingers op het LCD-scherm (aanraakgevoelig paneel) te tikken. Tikken Voorbeeldweergave (Quick Control) Tik met uw vinger op het LCD-scherm (kort aanraken en dan weer loslaten). U kunt menu’s, pictogrammen, enzovoort op het LCD-scherm selecteren door erop te tikken.
Pagina 64
Slepen Voorbeeldscherm (Menuscherm) Sleep uw vinger over het LCD-scherm. Voorbeeldscherm (Schaalweergave) Mogelijke bewerkingen door met uw vinger over het scherm te slepen Een menutabblad of -item selecteren nadat u op de knop <M> hebt gedrukt Instelling met schaalweergave Quick Control AF-punten selecteren Functies instellen in Live View-opnamen en movie-opnamen Weergaveopties...
Pagina 65
De aanraakbediening instellen Selecteer [Aanraakbediening]. Selecteer op het tabblad [5] de optie [Aanraakbediening] en druk vervolgens op <0>. Stel de gevoeligheid voor de aanraakbediening in. Selecteer de gewenste instelling en druk op <0>. [Standaard] is de normale instelling. [Gevoelig] zorgt voor een betere reactie van het touchscreen dan [Standaard].
Pagina 66
Geheugenkaarten formatteren Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd met een andere camera of computer, moet u de kaart met deze camera formatteren. Wanneer de geheugenkaart wordt geformatteerd, worden alle opnamen en gegevens van de kaart gewist. Zelfs beveiligde opnamen worden gewist;...
Pagina 67
Gebruik [Kaart formatteren] in de volgende gevallen: De kaart is nieuw. De kaart is geformatteerd met een andere camera of een computer. De kaart is volledig gevuld met opnamen of gegevens. Er wordt een kaartfout weergegeven (= 477). Low-levelformattering Voer een low-levelformattering uit als de schrijf- of leessnelheid van de kaart laag is of als u alle gegevens op de kaart volledig wilt wissen.
Pagina 68
Wisselen van scherm op het LCD-scherm Op het LCD-scherm kunnen het scherm Snel instellen, het menuscherm, vastgelegde beelden, enzovoort worden weergegeven. Wanneer u de camera inschakelt, wordt het scherm Snel instellen weergegeven. Vervolgens kunt u de actuele opname- instellingen bekijken. Wanneer u de ontspanknop half indrukt, wordt het scherm uitgeschakeld.
Pagina 69
Basisfuncties voor het maken en weergeven van opnamen In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de basismodi op het programmakeuzewiel kunt gebruiken voor de beste resultaten en hoe u opnamen kunt weergeven. In de basismodi hoeft u de camera alleen maar op het onderwerp te richten en de opname te maken;...
Pagina 70
Volautomatisch opnamen maken (Scene Intelligent Auto) <A> is een volledig automatische modus. De camera analyseert de scène en stelt automatisch de optimale instellingen in. Bovendien past de camera de scherpstelling automatisch aan op het niet-bewegende of bewegende onderwerp door de beweging van het onderwerp te detecteren (= 74). Stel het programmakeuzewiel in op <A>.
Pagina 71
Stel scherp op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in. De lenselementen worden aangepast om scherp te stellen op het onderwerp. De stip in het AF-punt waarop wordt scherpgesteld, knippert kort rood wanneer scherp is gesteld. Op hetzelfde moment is er een pieptoon te horen en brandt de scherpstelindicator <o>...
Pagina 72
Veelgestelde vragen De scherpstelindicator <o> knippert en scherpstelling is niet bereikt. - Richt het AF-punt op een gedeelte met goed contrast en druk de ontspanknop vervolgens half in (= 50). - Als u te dicht bij het onderwerp bent, gaat u iets achteruit en maakt u een nieuwe opname.
Pagina 73
De flitser is gebruikt, maar het onderste gedeelte van de opname is onnatuurlijk donker. De schaduw van de lens kwam in beeld doordat het onderwerp zich te dichtbij bevond. Vergroot de afstand tot het onderwerp en maak de opname. Als er een zonnekap op de lens is bevestigd, moet deze worden verwijderd voordat u een opname met de flitser maakt.
Pagina 74
Volautomatische technieken (Scene Intelligent Auto) De compositie opnieuw bepalen Door het onderwerp afhankelijk van de scène links of rechts in beeld te plaatsen om een uitgebalanceerde achtergrond op te nemen, wordt een opname met een beter perspectief bereikt. In de modus <A> wordt om scherp te stellen op een stilstaand onderwerp door de ontspanknop half in te drukken de scherpstelling op dat onderwerp vergrendeld.
Pagina 75
Live View-opnamen U kunt opnamen maken terwijl het zoekerbeeld op het LCD-scherm wordt weergegeven. Dit heet “Live View-opnamen”. Zie pagina 180 voor meer informatie. Geef het Live View-beeld op het LCD-scherm weer. Druk op de knop <A>. Het Live View-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven.
Pagina 76
Opnemen met toegepaste effecten (Creatieve hulp) Druk op de knop <Q>. zIn de zoekeropnamen kunt u op de toetsen <Y> <Z> drukken om [Creatieve hulp] te selecteren. Druk vervolgens op <0>. In Live View-opnamen leest u het bericht en selecteert u [OK]. Selecteer een effect.
Pagina 77
] Helderheid Pas de helderheid van het beeld aan. ] Contrast Pas het contrast aan. ] Verzadiging Pas de levendigheid van kleuren aan. ] Kleurtoon 1 Pas de kleurtoon voor amber/blauw aan. ] Kleurtoon 2 Pas de kleurtoon voor groen/magenta aan. ] Monochroom Stel het toningeffect voor monochroomopnamen in.
Pagina 78
Modus Speciale scène De camera kiest automatisch de juiste instellingen wanneer u een opnamemodus voor uw onderwerp of scène selecteert. * <8> staat voor Speciale scène. Stel het programmakeuzewiel in op < >. Druk op de knop < >. Selecteer een opnamemodus. Druk op de pijltjestoetsen <W>...
Pagina 79
Portretfoto’s maken De modus <2> (Portret) maakt de achtergrond onscherp, zodat personen duidelijker naar voren komen. Ook worden de tinten van de huid en het haar zachter gemaakt. Opnamepunten Selecteer de locatie waar de afstand tussen het onderwerp en de achtergrond het grootst is.
Pagina 80
Portretfoto’s maken met egale huidtinten Met de modus <E> (Egale huid) kunt u huidtinten er aantrekkelijker uit laten zien op portretten. Beelden worden bewerkt zodat huidtinten er egaler uitzien. Opnamepunten Pas de gezichtsgrootte aan. Er wordt een kader weergegeven rondom alle gedetecteerde hoofdonderwerpen waarop Egale huid kan worden toegepast.
Pagina 81
Groepsfoto’s maken Gebruik de modus <q> (Groepsfoto) om groepsfoto’s te nemen. U kunt een foto nemen waarin zowel de mensen op de voorgrond als op de achtergrond scherp zijn. Opnamepunten Gebruik een groothoeklens. Gebruik de groothoekstand van een zoomlens om alle mensen in een groep gemakkelijker scherp te krijgen, vanaf de voorste tot de achterste rij.
Pagina 82
Landschapsfoto’s maken Gebruik de modus <3> (Landschap) voor panoramafoto’s of om alles van dichtbij tot veraf scherp in beeld te krijgen. Voor levendige blauwe en groene tinten en zeer scherpe en heldere opnamen. Opnamepunten Gebruik bij een zoomlens de groothoekzijde. Stel bij gebruik van een zoomlens deze in op groothoek om onderwerpen dichtbij en veraf scherp te krijgen.
Pagina 83
Opnamen maken van bewegende onderwerpen Gebruik de modus <5> (Sport) om bewegende onderwerpen te fotograferen, bijvoorbeeld rennende mensen of een rijdende auto. Opnamepunten Gebruik een telelens. Voor opnamen vanaf een afstand wordt het gebruik van een telelens aanbevolen. Gebruik het middelste AF-punt om scherp te stellen. Richt het middelste AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop vervolgens half in om automatisch scherp te stellen.
Pagina 84
Kinderen fotograferen Wanneer u rondrennende kinderen wilt fotograferen en voortdurend op ze wilt blijven scherpstellen, gebruikt u <C> (Kinderen). Dit zorgt ook voor een gezonde huidtint in de opnamen. Opnamepunten Gebruik het middelste AF-punt om scherp te stellen. Richt het middelste AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop vervolgens half in om automatisch scherp te stellen.
Pagina 85
Close-ups maken Wanneer u bloemen of kleine onderwerpen van dichtbij wilt fotograferen, gebruikt u de modus <4> (Close-up). Gebruik een macrolens (afzonderlijk verkrijgbaar) om kleine onderwerpen veel groter te laten uitkomen. Opnamepunten Gebruik een eenvoudige achtergrond. Met een eenvoudige achtergrond komen kleine objecten zoals bloemen beter tot hun recht.
Pagina 86
Voedsel fotograferen Gebruik voor het fotograferen van voedsel de modus <P> (Voedsel). De foto wordt scherp en aantrekkelijk. Afhankelijk van de lichtbron wordt bovendien de roodachtige tint onderdrukt in opnamen die bij kunstlicht enzovoort worden gemaakt. Opnamepunten Pas de kleurtoon aan. U kunt de [Kleurtoon] aanpassen.
Pagina 87
Portretten bij kaarslicht maken Wanneer u menselijke onderwerpen bij kaarslicht wilt fotograferen, gebruikt u <x> (Kaarslicht). De atmosfeer van kaarslicht wordt gereflecteerd in de kleurtoon van de foto. Opnamepunten Gebruik het middelste AF-punt om scherp te stellen. Richt het middelste AF-punt in de zoeker op het onderwerp en maak de foto.
Pagina 88
Nachtportretten maken (met een statief) Gebruik de modus <6> (Nachtportret) als u ’s avonds mensen wilt fotograferen en een natuurlijk uitziende achtergrond wilt hebben. U wordt aangeraden een statief te gebruiken. Opnamepunten Gebruik een groothoeklens en een statief. Gebruik bij een zoomlens de groothoekzijde om in het donker een panorama-effect te verkrijgen.
Pagina 89
Nachtopnamen maken (uit de hand) U bereikt bij nachtopnamen het beste resultaat door een statief te gebruiken. Met de modus <F> (Nachtopnamen uit hand) kunt u echter ook prima nachtopnamen maken terwijl u de camera in de hand houdt. In deze opnamemodus worden vier continue opnamen gemaakt voor elke foto, en vervolgens wordt een opname met minder cameratrilling opgeslagen.
Pagina 90
Opnamen met tegenlicht maken Als u een opname maakt van een tafereel met zowel lichte als donkere gebieden, gebruikt u de modus <G> (HDR-tegenlicht). Wanneer u één foto in deze modus maakt, worden drie opvolgende opnamen met verschillende belichting gemaakt. Het resultaat is één opname met een breed kleurtoonbereik waarbij de schaduwen, veroorzaakt door tegenlicht, tot een minimum zijn beperkt.
Pagina 91
Aandachtspunten voor <q> Groepsfoto Omdat vervormingscorrectie wordt toegepast, gebruikt de camera een kleiner beeldgebied dan door de zoeker te zien is. (De randen van de opname zijn iets bijgesneden en het lijkt of de resolutie iets lager is.) En tijdens Live View-opnamen verandert de beeldhoek iets.
Pagina 92
Aandachtspunten voor <F> Nachtopnamen uit hand Als bij flitsfotografie het onderwerp zich te dicht bij de camera bevindt, wordt de opname mogelijk extreem helder (overbelichting). Als u de flitser gebruikt om een nachtopname bij beperkt licht te maken, sluiten de opnamen mogelijk niet goed op elkaar aan. Hierdoor kan een onscherpe opname ontstaan.
Pagina 93
Opnamen maken met Creatieve filtereffecten In de modus <v> (Creatieve filters) kunt u een van de tien filtereffecten (Korrelig Z/W*, Soft focus*, Fisheye-effect*, Aquareleffect*, Speelgoedcamera- effect*, Miniature effect (Miniatuureffect)*, HDR-kunst standaard, HDR-kunst helder, HDR-kunst opvallend en HDR-kunst embossed) toepassen voor het maken van opnamen.
Pagina 94
Selecteer een opnamemodus. Druk op de toetsen <W> <X> om een opnamemodus te selecteren en druk vervolgens op <0>. De opname wordt weergegeven met de effecten van het filter toegepast. Beschikbare opnamemodi in de modus v Opnamemodus Pagina Opnamemodus Pagina Miniature effect G Korrelig Z/W = 95...
Pagina 95
Tijdens Live View-opnamen Bij Korrelig Z/W zal het korreleffect op het LCD-scherm er anders uitzien dan het korreleffect in de daadwerkelijke opname. Bij de effecten Soft focus en Miniature effect (Miniatuureffect) kan de vervaging op het LCD-scherm er anders uitzien dan de vervaging in de daadwerkelijke opname. Het histogram wordt niet weergegeven.
Pagina 96
c Miniature effect (Miniatuureffect) Creëert een kijkdooseffect. Als u wilt dat het beeldcentrum scherp is, neemt u de foto zonder instellingen te wijzigen. Raadpleeg “Miniature effect (Miniatuureffect) aanpassen” (= 98) om het scherp uitziende gebied (frame met het miniatuureffect) in Live View-opnamen te verplaatsen.
Pagina 97
Aandachtspunten voor <A> HDR-kunst standaard, <B> HDR-kunst levendig, <C> HDR-kunst olieverf en <D> HDR-kunst embossed Vergeleken met andere opnamemodi is het beeldgebied kleiner. Het Live View-beeld dat met het toegepaste filter wordt weergegeven, ziet er niet exact hetzelfde uit als de eigenlijke opname. Als u een bewegend onderwerp fotografeert, kan de beweging van het onderwerp nabeelden achterlaten en kan het gebied om het onderwerp heen donker worden.
Pagina 98
Miniature effect (Miniatuureffect) aanpassen Verplaats het AF-punt. Verplaats het AF-punt naar de plek waarop u wilt scherpstellen. Verplaats het kader van het Miniature effect (Miniatuureffect). Verplaats het miniatuureffectkader als het AF-punt zich erbuiten bevindt, zodat het AF-punt op het kader is uitgelijnd. Druk op de knop <u>...
Pagina 99
Quick Control U kunt instellingen direct selecteren en instellen door te drukken op de knop <Q> in de basismodi. Stel het programmakeuzewiel in op een basismodus. Voorbeeld: <G> Druk op de knop <Q>. Het scherm Snel instellen wordt weergegeven. Stel de gewenste functies in. Druk op de pijltjestoetsen <V>...
Pagina 100
De helderheid instellen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de helderheid aanpast voor opnamen in andere <8>-modi dan <8:G>. U kunt zowel de helderheid als de donkerte instellen in 3 stappen waarbij 0 standaard is. Stel het programmakeuzewiel in op <8: 2Eq35C4 Px6F>.
Pagina 101
Opnamen weergeven Hieronder wordt beschreven hoe u opnamen het eenvoudigst kunt weergeven. Zie pagina 280 voor meer informatie over de weergaveprocedure. Geef de opname weer. Druk op de knop <x>. De laatst gemaakte of laatst bekeken opname wordt weergegeven. Selecteer een opname. Als u de opnamen vanaf de laatste opname wilt weergeven, drukt u op de toets <Y>.
Pagina 102
Beëindig de opnameweergave. Druk op de knop <x> om de opnameweergave te beëindigen en om meteen weer opnamen te kunnen maken. Weergave met opname-informatie Als het opname-informatiescherm wordt weergegeven (= 101), kunt u op de toetsen <W> <X> drukken om de onder in het scherm weergegeven opname-informatie als volgt te wijzigen.
Pagina 103
De AF- en transportmodi instellen De AF-punten in de zoeker zijn zodanig geplaatst dat u op een verscheidenheid aan onderwerpen en in allerlei omstandigheden automatisch scherp kunt stellen. U kunt ook de AF-bediening en de transportmodus selecteren die voor de opnameomstandigheden en het onderwerp het geschiktst zijn.
Pagina 104
De bediening voor automatische scherpstelling wijzigen U kunt de AF-bediening (automatische scherpstelling) selecteren die bij de opnameomstandigheden en het onderwerp past. In de basismodi wordt de optimale AF-bediening automatisch ingesteld voor de respectieve opnamemodus. Zet de scherpstelmodusknop op het objectief op <AF>. Draai het programmakeuzewiel naar een creatieve modus.
Pagina 105
1-beeld AF voor niet-bewegende onderwerpen Geschikt voor niet-bewegende onderwerpen. Wanneer u de ontspanknop half indrukt, stelt de camera slechts één keer scherp. De stip in het AF-punt (1) waarop is scherpgesteld licht gedurende korte tijd rood op en ook de scherpstelindicator ( 1 ) ( 2 ) <o>...
Pagina 106
AI Servo AF voor bewegende onderwerpen Deze AF-bediening is geschikt voor bewegende onderwerpen waarbij de scherpstelafstand telkens verandert. Terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt, blijft de camera voortdurend scherpstellen op het onderwerp. De belichting wordt ingesteld op het moment dat de opname wordt gemaakt. Bij automatische AF-puntselectie (= 108) stelt de camera eerst scherp op het middelste AF-punt.
Pagina 107
Het effectieve bereik van het AF-hulplicht dat door de ingebouwde flitser wordt geactiveerd, is ongeveer 4 meter. Het AF-hulplicht wordt zo nodig geactiveerd als de ingebouwde flitser is opgeklapt. Stel [z: AF-hulplicht] in op [Uitschakelen] om te voorkomen dat het AF-hulplicht wordt geactiveerd (= 167). Objectief elektronische MF instellen Met de USM- en STM-lenzen die zijn voorzien van een elektronische scherpstelfunctie kunt u instellen of elektronische handmatige scherpstelling...
Pagina 108
Het AF-punt selecteren Druk op de knop <S>. Het geselecteerde AF-punt wordt op het LCD-scherm en in de zoeker weergegeven. Selecteer het AF-punt. Gebruik de pijltjestoetsen <V> om het AF-punt te selecteren. Om het AF-punt te selecteren terwijl u in de zoeker kijkt, draait u aan het instelwiel <6>...
Pagina 109
Opnamepunten Als u van dichtbij een portret wilt maken, gebruikt u [1-beeld AF] en stelt u scherp op de ogen. Stel scherp op de ogen van het onderwerp voordat u de compositie van uw opname samenstelt. Als het moeilijk is om scherp te stellen, kunt u het beste het middelste AF-punt selecteren.
Pagina 110
Onderwerpen waarop moeilijk kan worden scherpgesteld Soms kan er niet automatisch worden scherpgesteld (de scherpstelindicator <o> in de zoeker knippert). Dit kan onder meer voorkomen bij de volgende speciale onderwerpen: Onderwerpen met zeer weinig contrast (bijvoorbeeld: blauwe luchten of effen, platte oppervlakken, enzovoort) Onderwerpen bij zeer weinig licht Reflecterende onderwerpen of onderwerpen met heel veel tegenlicht (bijvoorbeeld auto’s met een zeer reflecterende carrosserie)
Pagina 111
MF: Handmatige scherpstelling Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op <MF>. Stel scherp op het onderwerp. Stel scherp door aan de scherpstelring op de lens te draaien totdat u het onderwerp scherp in de zoeker ziet. Als u de ontspanknop half indrukt terwijl u handmatig scherpstelt, knippert het AF-punt waarmee is scherpgesteld gedurende korte tijd rood en gaat de scherpstelindicator <o>...
Pagina 112
De transportmodus selecteren De camera heeft transportmodi voor enkele opnamen en continue opnamen. Druk op de knop <Q>. Het scherm Snel instellen wordt weergegeven. Selecteer [ Druk op de pijltjestoetsen <V> om [ ] te selecteren en druk vervolgens op <0>. Selecteer de transportmodus.
Pagina 113
l : Zelfontspanner: 2 sec q : Zelfontspanner: Continu Zie pagina 206 voor het maken van opnamen met de zelfontspanner. Zie pagina 463 voor het maken van opnamen met de afstandsbediening BR-E1. De snelheid van continue opnamen neemt mogelijk af op basis van de sluitertijd, het diafragma, de onderwerpomstandigheden, de helderheid, de lens, het gebruik van de flitser, de temperatuur, voedingsbron, het resterende accuniveau, enzovoort.
Pagina 114
Opname-instellingen In dit hoofdstuk worden functie-instellingen voor opnamen beschreven: opnamekwaliteit, ISO-snelheid, beeldstijl, witbalans, Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid), ruisreductie, lensafwijkingscorrectie en andere functies. Het pictogram rechts boven de paginatitel geeft aan dat de functie alleen in de creatieve modi beschikbaar is (= 31).
Pagina 115
Beeldkwaliteit instellen U kunt het aantal pixels en de beeldkwaliteit selecteren. Opties voor JPEG- beeldkwaliteit zijn 73, 83, 74, 84, 7a, 8a en b. Opties voor RAW-beeldkwaliteit zijn 1 en D. Selecteer de opnamekwaliteit. Selecteer op het tabblad [z] de optie [Beeldkwalit.] en druk vervolgens op <0>.
Pagina 116
Veelgestelde vragen Ik wil de opnamekwaliteit selecteren die bij het papierformaat past waarop ik wil printen. Papierformaat Raadpleeg het diagram links bij het A2 (59,4x42 cm) kiezen van de opnamekwaliteit. Als u de opname wilt bijsnijden, wordt het aanbevolen om een hogere kwaliteit (meer pixels) te selecteren, zoals 73, 83, 1 of D.
Pagina 117
Als een eerdere versie van DPP versie 4.x op uw computer is geïnstalleerd, downloadt en installeert u de nieuwste versie van de website van Canon on deze bij te werken. (De vorige versie wordt overschreven.) Met DPP Ver.3.x of vroeger kunt u de RAW-beelden die met deze camera zijn gemaakt niet verwerken.
Pagina 118
De ISO-snelheid instellen voor foto’s Stel de ISO-snelheid (de lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de waarde die voor het omgevingslicht gewenst is. In de basismodi wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld. Raadpleeg = 219, = 219 en = 222 voor meer informatie over de ISO-snelheid tijdens movie-opnamen.
Pagina 119
Als [z: Lichte tonen prioriteit] is ingesteld op [Inschakelen] of [Vergroot], kunnen ISO 100 en “H” (equivalent aan ISO 51200) niet worden geselecteerd (= 137). Opnamen bij hoge temperaturen kunnen er korreliger uitzien. Lange belichtingstijden kunnen ook afwijkende kleuren in de opname tot gevolg hebben. Wanneer u opnamen maakt bij hoge ISO-snelheden, kan er ruis (zoals lichte puntjes en strepen) op de opname zichtbaar zijn.
Pagina 120
De maximale ISO-snelheid instellen voor [AUTO] Voor ISO auto kunt u de maximale ISO-snelheid instellen op een waarde tussen ISO 400 en ISO 25600. Selecteer [zISO-snelheidsinst.]. Selecteer op het tabblad [z] de optie [zISO-snelheidsinst.] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [Max voor auto]. Selecteer [Max voor auto] en druk vervolgens op <0>.
Pagina 121
Een beeldstijl selecteren Door een beeldstijl te selecteren, kunt u opnamekenmerken verkrijgen die bij uw fotografische expressie of bij het onderwerp passen. Selecteer [Beeldstijl]. Selecteer op het tabblad [z] de optie [Beeldstijl] en druk vervolgens op <0>. Het keuzescherm voor beeldstijlen wordt weergegeven.
Pagina 122
R Landschap Voor levendige blauwe en groene tinten en zeer scherpe en heldere opnamen. Gebruik deze instelling voor indrukwekkende landschappen. u Gedetailleerd Geschikt voor de weergave van gedetailleerde contouren en een fijne structuur van het onderwerp. De kleuren zullen iets levendiger zijn. S Neutraal Deze instelling is geschikt voor gebruikers die er de voorkeur aan geven om opnamen te bewerken met de computer.
Pagina 123
Symbolen Het selectiescherm voor beeldstijlen heeft pictogrammen voor [Sterkte], [Details] of [Drempel] voor [Scherpte], [Contrast] en andere parameters. De cijfers geven de waarden weer voor deze parameters die zijn ingesteld voor de respectieve beeldstijl. Symbolen Scherpte Sterkte Details Drempel Contrast Verzadiging Kleurtoon Filtereffect (Monochroom)
Pagina 124
Een beeldstijl aanpassen U kunt de beeldstijlen aanpassen. U kunt de parameterinstellingen van beeldstijlen zoals [Sterkte], [Details] of [Drempel] voor [Scherpte], [Contrast] en andere parameters in de standaardinstellingen wijzigen of aanpassen. Maak testopnamen om het resultaat te bekijken. Zie pagina 126 voor het aanpassen van [Monochroom]. Selecteer [Beeldstijl].
Pagina 125
Instellingen en effecten Scherpte 0: Zwak benadrukken van 7: Sterk benadrukken van Sterkte de contouren de contouren Details* 1: Fijn 5: Korrelig Drempel* 1: Zwak 5: Sterk Contrast -4: laag contrast +4: hoog contrast Verzadiging -4: lage verzadiging +4: hoge verzadiging Kleurtoon -4: roodachtige huidskleur +4: geelachtige huidskleur...
Pagina 126
Monochroom aanpassen Naast de effecten die worden beschreven op “Instellingen en effecten” (= 125) zoals [Contrast] of [Sterkte], [Details] en [Drempel] voor [Scherpte], kunt u ook [Filtereffect] en [Toningeffect] instellen. kFiltereffect U kunt op een monochrome opname witte wolken of groene bomen meer laten afsteken dan in het echt door een filtereffect toe te passen.
Pagina 127
Een beeldstijl vastleggen U kunt een basisbeeldstijl selecteren, zoals [Portret] of [Landschap], de parameters daarvan naar wens aanpassen en de stijl vervolgens vastleggen onder [Gebruiker 1], [Gebruiker 2] of [Gebruiker 3]. Dit is handig wanneer u vooraf meerdere beeldstijlen met verschillende instellingen wilt definiëren.
Pagina 128
Selecteer een parameter. Selecteer de parameter (zoals [Sterkte] of [Scherpte]) die u wilt instellen en druk vervolgens op <0>. Stel de parameter in. Druk op de pijltjestoetsen <Y> <Z> om het effect van de parameter aan te passen en druk vervolgens op <0>. Zie “Een beeldstijl aanpassen”...
Pagina 129
Aanpassen aan de lichtbron Witbalans (WB) zorgt ervoor dat witte gebieden er wit uitzien. Bij de instelling Auto [Q] (Sfeerprioriteit) of [Qw] (Witprioriteit) zal doorgaans automatisch de juiste witbalans worden ingesteld. Als u met de instelling Auto geen natuurlijke kleuren krijgt, kunt u een witbalans selecteren die bij de lichtbron past of de witbalans handmatig instellen door een opname van een wit voorwerp te maken.
Pagina 130
Automatische witbalans Met [Q] (Sfeerprioriteit) kunt u de intensiteit van de warme kleurzweem van de opname vergroten wanneer u scènes in kunstlicht opneemt. Als u [Qw] (Witprioriteit) selecteert, kunt u de intensiteit van de warme kleurzweem van de opname verkleinen. Als u de automatische witbalans van vroegere EOS-cameramodellen wilt bereiken, selecteert u [Q] (Sfeerprioriteit).
Pagina 131
Handmatige witbalans Met handmatige witbalans kunt u de witbalans instellen voor de specifieke lichtbron van de opnamelocatie. Zorg ervoor dat u deze procedure uitvoert onder de lichtbron op de plaats van opname. Fotografeer een wit object. Kijk door de zoeker. Het gebied tussen de gestippelde lijn (zie afbeelding) moet een effen wit object bedekken.
Pagina 132
Selecteer [O (Custom)]. Selecteer op het tabblad [z] de optie [Witbalans] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [O (Custom)] en druk op <0>. Als de bij stap 1 verkregen belichting sterk afwijkt van de standaardbelichting, kan dit een incorrecte witbalansinstelling tot gevolg hebben. In stap 3 kunnen de volgende opnamen niet worden geselecteerd: opnamen die zijn vastgelegd terwijl de beeldstijl was ingesteld op [Monochroom] (= 121), opnamen waarop een creatief filter is toegepast, opnamen die zijn...
Pagina 133
De kleurtoon voor de lichtbron aanpassen U kunt de ingestelde witbalans corrigeren. Deze correctie heeft hetzelfde effect als het gebruik van een in de handel verkrijgbaar kleurtemperatuurconversiefilter of kleurcompensatiefilter. Elke kleur kan in negen niveaus worden gecorrigeerd. Deze functie is voor gevorderde gebruikers, met name voor gebruikers die bekend zijn met het gebruik en de effecten van kleurtemperatuurconversie en kleurcompensatiefilters.
Pagina 134
U kunt de camera instellen zodat <i> wordt weergegeven in de zoeker en op het LCD-scherm wanneer de witbalanscorrectie is ingesteld (= 450). Eén correctieniveau voor blauw/amber is gelijk aan circa 5 mireds van een kleurtemperatuurconversiefilter. (Mired: maateenheid voor kleurtemperatuur die wordt gebruikt voor waarden zoals de dichtheid van een kleurtemperatuurconversiefilter.) Automatische witbalansbracketing Het is mogelijk om met één opname tegelijkertijd drie opnamen met een...
Pagina 135
Tijdens witbalansbracketing is de maximale opnamereeks voor continue opnamen lager en neemt het maximum aantal opnamen eveneens af tot circa een derde van het normale aantal. Aangezien voor iedere opname drie afbeeldingen worden opgeslagen, kost het opslaan van de opname op de geheugenkaart meer tijd. U kunt ook de witbalanscorrectie en AEB samen met witbalansbracketing instellen.
Pagina 136
Helderheid en contrast automatisch corrigeren Als het beeld donker is of het contrast te laag is, kunnen de helderheid en het contrast van de opname automatisch worden verbeterd. Deze functie heet Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid). De standaardinstelling is [Standaard]. Bij JPEG-beelden wordt de correctie toegepast wanneer de opname is gemaakt.
Pagina 137
Lichte tonen prioriteit U kunt overbelichte, uitgeknipte hooglichten verminderen. Selecteer [Lichte tonen prioriteit]. Selecteer op het tabblad [z] de optie [Lichte tonen prioriteit] en druk vervolgens op <0>. Stel een optie in. [Inschakelen]: verbetert het verloop in hoge lichten. De overgang tussen grijstinten en highlights wordt geleidelijker.
Pagina 138
Ruisreductie instellen Hoge ISO-ruisreductie Met deze functie vermindert u de ruis die in een opname ontstaat. Hoewel ruisreductie wordt toegepast bij alle ISO-snelheden, is de functie vooral effectief bij hoge ISO-snelheden. Bij opnamen met lage ISO-snelheden kan de ruis in de donkere gedeelten van de opname (de schaduwpartijen) verder worden gereduceerd.
Pagina 139
Als [Ruisond. bij meerd. opn.] is ingesteld Als de opnamen door beweging van de camera erg zijn verschoven, is het ruisreductie-effect mogelijk kleiner. Wanneer u de camera in de hand houdt, dient u deze goed stil te houden om cameratrilling te voorkomen. U wordt aangeraden een statief te gebruiken. Als u een opname van een bewegend onderwerp maakt, kunnen door de beweging van het onderwerp nabeelden ontstaan.
Pagina 140
Stel de gewenste optie in. Selecteer de gewenste instelling en druk op <0>. [Automatisch] Bij een belichtingstijd van 1 seconde of langer wordt ruisreductie automatisch uitgevoerd wanneer ruis wordt gedetecteerd die wordt veroorzaakt door lange belichting. De instelling [Automatisch] is in de meeste gevallen effectief genoeg.
Pagina 141
Correctie van lensafwijkingen door optische eigenschappen Vignettering, beeldvervorming en andere problemen kunnen worden veroorzaakt door de optische eigenschappen van een lens. De camera kan deze fenomenen compenseren door [Lensafwijkingscorrectie] te gebruiken. Selecteer [Lensafwijkingscorrectie]. Selecteer op het tabblad [z] de optie [Lensafwijkingscorrectie] en druk vervolgens op <0>.
Pagina 142
Correctie helderheid randen Vignettering (donkere beeldhoeken) kan worden gecorrigeerd. Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan er mogelijk ruis aan de randen van een opname ontstaan. Hoe hoger de ISO-snelheid, hoe lager de mate van correctie. De toegepaste mate van correctie is lager dan de maximale correctie die kan worden toegepast met Digital Photo Professional (EOS-software).
Pagina 143
Digitale lensoptimalisatie Diverse afwijkingen van de optische eigenschappen van een lens kunnen worden gecorrigeerd, samen met diffractie en door low-passfilter veroorzaakt scherpteverlies. Als [Correctiegeg. niet beschikbaar] of [ ] wordt weergegeven door [Digit. lensoptimalisatie], kunt u EOS Utility om de lenscorrectiegegevens aan de camera toe te voegen.
Pagina 144
JPEG-opnamen die al zijn gemaakt. Wanneer u een lens van een ander merk dan Canon gebruikt, wordt aanbevolen om de correcties in te stellen op [Deactiveren], zelfs als [Correctiegegevens beschikbaar] wordt weergegeven.
Pagina 145
Het bereik van reproduceerbare kleuren instellen Het bereik van reproduceerbare kleuren wordt “kleurruimte” genoemd. Met deze camera kunt u de kleurruimte voor vastgelegde beelden instellen op sRGB of Adobe RGB. Voor normale opnamen wordt sRGB aanbevolen. Bij de basismodi wordt [sRGB] automatisch ingesteld. Selecteer [Kleurruimte].
Pagina 146
Geavanceerde functies voor fotografische effecten In creatieve modi kunt u diverse instellingen van de camera wijzigen voor een grote verscheidenheid aan opnameresultaten, door de sluitertijd en/of het diafragma te selecteren, de belichting aan te passen, enzovoort. Als u de ontspanknop half indrukt en weer loslaat, worden de belichtingsinstellingen gedurende circa 4 seconden in de zoeker weergegeven door de meettimerfunctie.
Pagina 147
AE-programma (P-modus) De camera stelt automatisch de sluitertijd en het diafragma in die het beste bij de helderheid van het onderwerp passen. Dit heet AE-programma. * <d> staat voor programma. * AE staat voor automatische belichting (Auto Exposure). Stel het programmakeuzewiel in op <d>.
Pagina 148
Opnamepunten Wijzig de ISO-snelheid. Gebruik de ingebouwde flitser. Als u de belichting op het omgevingslicht en het onderwerp wilt afstemmen, kunt u de ISO-snelheid wijzigen (= 118) of de ingebouwde flitser gebruiken (= 169). Wijzig het programma met Programmakeuze. Nadat u de ontspanknop half heeft ingedrukt, draait u aan het instelwiel <6>...
Pagina 149
De beweging van het onderwerp vastleggen (Tv-modus) Met de modus <s> (AE met sluitertijdvoorkeuze) op het programmakeuzewiel kunt u de actie bevriezen of onscherp maken. * <s> staat voor tijdwaarde. Onscherp gemaakte beweging Bevroren beweging (trage sluitertijd: 1/30 seconde) (korte sluitertijd: 1/2000 seconde) Stel het programmakeuzewiel in op <s>.
Pagina 150
Weergave van de sluitertijd Op het LCD-scherm wordt de sluitertijd als een breuk weergegeven. In de zoeker wordt echter alleen de noemer weergegeven. “0"5” staat voor 0,5 sec. en “15"” voor 15 sec. Opnamepunten Een snel bewegend onderwerp bevriezen Gebruik een korte sluitertijd, bijvoorbeeld tussen 1/4000 en 1/500 seconde, overeenkomstig de snelheid van het bewegende onderwerp.
Pagina 151
De ingebouwde flitser gebruiken Om de juiste flitsbelichting voor het hoofdonderwerp te verkrijgen, wordt het flitsvermogen automatisch op het eveneens automatisch ingestelde diafragma afgestemd (automatische flitsbelichting).
Pagina 152
De scherptediepte wijzigen (Av-modus) Om de achtergrond onscherp te maken of om onderwerpen die dichtbij of ver weg zijn scherp te krijgen, stelt u het programmakeuzewiel in op <f> (AE met diafragmavoorkeuze). Zo kunt u de scherptediepte (het bereik van een acceptabele scherpstelling) aanpassen.
Pagina 153
Weergave van de diafragmawaarde Hoe hoger het f-getal, hoe kleiner de diafragmaopening. Het weergegeven f-getal kan variëren. Dit is afhankelijk van de lens. Als geen lens op de camera is bevestigd, wordt “00” als diafragmawaarde weergegeven. Opnamepunten Wanneer u een diafragma met een hoog f-getal gebruikt of opnamen maakt bij weinig licht, kan er cameratrilling optreden.
Pagina 154
De ingebouwde flitser gebruiken Om de juiste flitsbelichting te verkrijgen, wordtde flitsoutput automatisch (automatische flitsbelichting) op het handmatig ingestelde diafragma afgestemd. De sluitertijd wordt automatisch ingesteld en afgestemd op de helderheid van de scène (= 176). Bij weinig licht wordt het hoofdonderwerp belicht met de automatische flitser.
Pagina 155
Handmatige belichting (M-modus) U kunt zowel de sluitertijd als het diafragma handmatig naar wens instellen. Terwijl u naar de indicator voor het belichtingsniveau in de zoeker kijkt, kunt u de belichting naar wens instellen. Deze methode heet handmatige belichting. * <a> staat voor handmatig. Stel het programmakeuzewiel in op <a>.
Pagina 156
Stel de belichting in en maak de opname. Controleer de indicator voor het belichtingsniveau en stel de sluitertijd en het diafragma in. Indien het ingestelde belichtingsniveau meer dan ±2 stops van de standaardbelichting afwijkt, wordt bij het uiteinde van de belichtingsniveau- indicator in de zoeker <...
Pagina 157
De ingebouwde flitser gebruiken Om de juiste flitsbelichting van het onderwerp te verkrijgen, wordt de flitsoutput automatisch op het handmatig diafragma afgestemd (automatische flitsbelichting). Merk op dat het bereik van de instelbare sluitertijden wordt beperkt tot 1/200 sec. tot 30 sec. of op Bulb. BULB: Lange (Bulb) belichtingen Bij bulb-belichting blijft de sluiter geopend zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt.
Pagina 158
De lichtmeetmethode wijzigen Er zijn vier meetmethoden beschikbaar om de helderheid van het onderwerp te meten. Meestal wordt meervlaksmeting aanbevolen. In de basismodi wordt meervlaksmeting automatisch ingesteld. (In de modi <8: x> en <v: X> wordt centrum gewicht gemiddeld ingesteld.) Selecteer [Meetmethode].
Pagina 159
e Centrum gewicht gemiddeld Het gemiddelde van het gehele meetgebied wordt genomen en het midden van het scherm heeft een grotere invloed op de meting. Deze meetmethode is voor gevorderde gebruikers. Bij q (Meervlaksmeting) wordt de belichtingsinstelling vergrendeld wanneer u de ontspanknop half indrukt en op het onderwerp heeft scherpgesteld. Bij de lichtmeetmodi w (Deelmeting), r (Spotmeting) en e (Centrum gewicht gemiddeld) wordt de belichting vastgesteld op het moment dat de opname wordt gemaakt.
Pagina 160
De gewenste belichtingscorrectie instellen Stel de belichtingscorrectie in als de resultaten van opnamen zonder gebruik van de flitser niet zo helder zijn als verwacht. Deze functie kan worden gebruikt in de creatieve modi (met uitzondering van <a>). U kunt de belichtingscorrectie instellen op maximaal ±5 stops* met tussenstappen van 1/3 stop.
Pagina 161
Wanneer u de aan-uitschakelaar op <2> zet, wordt de instelling voor belichtingscorrectie geannuleerd. De waarde voor belichtingscorrectie die in de zoeker wordt weergegeven, gaat slechts tot ±2 stops. Indien de waarde voor belichtingscorrectie hoger is dan ±2 stops, wordt bij het uiteinde van de indicator voor het belichtingsniveau <...
Pagina 162
Bracketing met automatische belichting (AEB) Met deze functie gaat belichtingscorrectie een stap verder, doordat de belichting over drie opnamen automatisch wordt gevarieerd (maximaal ±2 stops met tussenstappen van 1/3 stop), zoals hieronder is weergegeven. Vervolgens kunt u de beste belichting kiezen. Dit heet AEB (Auto Exposure Bracketing, Bracketing met automatische belichting).
Pagina 163
AEB annuleren Volg stap 1 en 2 als u het AEB-bereik (instellen op 0) niet wilt weergeven. De AEB-instelling wordt ook automatisch geannuleerd als de aan- uitschakelaar op <2> wordt gezet, als de flitser weer is opgeladen, enzovoort. Opnamepunten Gebruik van AEB bij het maken van continue opnamen Als u de transportmodus instelt op <i>...
Pagina 164
De belichting vergrendelen U kunt de belichting vergrendelen als u de opname afzonderlijk wilt scherpstellen en meten of een aantal opnamen wilt maken met dezelfde belichtingsinstelling. Druk op de knop <A> om de belichting te vergrendelen, maak een nieuwe compositie en maak de opname. Dit heet AE-vergrendeling. AE-vergrendeling is geschikt voor het opnemen van bijvoorbeeld onderwerpen met tegenlicht.
Pagina 165
Spiegel opklappen om bewegings- ons cherpte te verminderen U kunt de functie spiegel opklappen gebruiken om onscherpte te voorkomen als gevolg van mechanische trillingen (spiegelschok) in de camera tijdens opnemen met supertelefotolenzen of bij het nemen van close-ups (macrofotografie). U kunt het opklappen van de spiegel inschakelen door [Spiegel opklappen] in te stellen op [1:Activeren] in [5: Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] (= 449).
Pagina 166
Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de interne onderdelen van de camera. Bij zeer fel licht, bijvoorbeeld op het strand of tijdens het skiën op een zonnige dag, kunt u de opname het beste meteen na het opklappen van de spiegel maken.
Pagina 167
Instellingen AF-hulplicht Geef aan of het AF-hulplicht van de ingebouwde flitser of externe Speedlite voor EOS-camera’s moet worden in- of uitgeschakeld. Selecteer [AF-hulplicht]. Selecteer op het tabblad [z] de optie [AF-hulplicht] en druk op <0>. Selecteer een item. Druk op de pijltjestoetsen <W> en <X>...
Pagina 168
Opnamen maken met de flitser In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u opnamen maakt met de ingebouwde flitser en externe Speedlites (EL-/EX-serie, afzonderlijk verkrijgbaar) en hoe u de flitserinstellingen in het menuscherm van de camera opgeeft. AEB kan niet worden gebruikt bij flitsopnamen.
Pagina 169
De ingebouwde flitser gebruiken Als u binnenshuis bent of te maken heeft met weinig daglicht of tegenlicht, kunt u de ingebouwde flitser eenvoudig omhoog klappen en simpelweg op de ontspanknop drukken om prachtige opnamen te maken. In de modus <d> wordt de sluitertijd automatisch ingesteld op een waarde tussen 1/60 seconde en 1/200 seconde om cameratrilling te voorkomen.
Pagina 170
Opnamepunten Verlaag de ISO-snelheid bij fel licht. Verlaag de ISO-snelheid als de belichtingsinstelling in de zoeker knippert. Verwijder de zonnekap. Let erop dat u zich niet te dicht bij het onderwerp bevindt. Als er een zonnekap op de lens is bevestigd of als u te dicht bij het onderwerp staat, kan de onderzijde van de opname er donker uitzien doordat de flitser wordt belemmerd.
Pagina 171
Flitsbelichtingscorrectie Stel de Flitsbelichtingscorrectie in als de helderheid van het onderwerp niet naar wens is (zodat u de flitsoutput wilt aanpassen) bij flitsfotografie. U kunt de flitsbelichtingscorrectie instellen op maximaal ±2 stops met tussenstappen van 1/3 stop. Selecteer [Flitsbesturing]. Selecteer op het tabblad [z] de optie [Flitsbesturing] en druk vervolgens op <0>.
Pagina 172
Als [z: Auto Lighting Optimizer/z: Auto optimalisatie helderheid] (= 136) is ingesteld op iets anders dan [Uitschakelen], kan de opname nog steeds licht zijn, zelfs als er een kleinere flitsbelichtingscorrectie is ingesteld. Als flitsbelichtingscorrectie op een externe Speedlite (afzonderlijk verkrijgbaar, = 174) is ingesteld, kunt u de flitsbelichtingscorrectie niet op de camera instellen (met Quick Control of externe flitsfunctie-instellingen).
Pagina 173
(het onderwerp bij de rand plaatsen) en de opname maken. Deze functie kan ook worden gebruikt met een Canon Speedlite uit de EL-/EX-serie. * FE staat voor Flash Exposure (flitsbelichting).
Pagina 174
Functies zijn beperkt bij het gebruik van Speedlite uit de EX-serie die niet compatibel zijn met flitsfunctie-instellingen. Canon Speedlites uit andere series dan de EL-/EX-serie worden niet geactiveerd. De camera werkt mogelijk niet goed als deze wordt gebruikt in combinatie...
Pagina 175
De flitsfunctie instellen Bij gebruik van de ingebouwde flitser of een externe Speedlite uit de EL-/EX-serie die compatibel is met de flitsfunctie-instellingen, kunt u het menuscherm van de camera gebruiken om de functies en persoonlijke voorkeuzen van de Speedlite in te stellen. Als u een externe Speedlite gebruikt, bevestigt u deze op de camera en schakelt u de Speedlite in voordat u begint met deze instellingen.
Pagina 176
E-TTL II-flitslichtmeting Stel dit in op [Evaluatief] voor normale flitsbelichtingen. Als [Gemiddeld] is ingesteld, wordt het gemiddelde van de gehele gemeten scène berekend. Afhankelijk van de scène kan flitsbelichtingscorrectie nodig zijn. Deze instelling is voor geavanceerde gebruikers. Langzame synchronisatie U kunt de flitssynchronisatiesnelheid voor flitsfotografie instellen in de modus <f>...
Pagina 177
[Func.inst. int. flitser] en [Func.inst. externe flitser] U kunt de functies uit de onderstaande tabel instellen. De functies die bij [Func. inst. externe flitser] worden weergegeven, verschillen per Speedlite-model. Selecteer [Func.inst. int. flitser] of [Func.inst. externe flitser]. Het instelscherm voor de flitsfunctie wordt weergegeven.
Pagina 178
flitser] (als de Speedlite deze functies bezit). Flitsmodus Met een externe Speedlite kunt u de flitsmodus selecteren die aansluit op de door u gewenste fotografische effecten. [E-TTL II-flitsmeting] is de standaardmodus voor flitsfotografie met de automatische flitser met Speedlites uit de EL-/EX-serie. [Manual flash] is voor geavanceerde gebruikers die de [Flits output] (1/1 tot 1/128) zelf willen kunnen instellen.
Pagina 179
Persoonlijke voorkeuzen voor de externe Speedlite instellen De persoonlijke voorkeuzen die bij [C.Fn-inst. externe flitser] worden weergegeven, verschillen per Speedlite-model. Geef de persoonlijke voorkeuze weer. Wanneer de camera klaar is om opnamen met een externe Speedlite te maken, selecteert u [C.Fn-inst. externe flitser].
Pagina 180
Opnamen maken met het LCD- scherm (Live View-opnamen) U kunt opnamen maken terwijl het beeld op het LCD-scherm van de camera wordt weergegeven. Dit heet “Live View-opnamen”. Wanneer u de camera in de hand houdt en opnamen maakt terwijl u op het LCD-scherm kijkt, kan cameratrilling onscherpe opnamen tot gevolg hebben.
Pagina 181
Opnamen maken met het LCD-scherm Geef het Live View-beeld weer. Druk op de knop <A>. Het Live View-beeld wordt op het LCD- scherm weergegeven. In de modus <A> wordt het scènepictogram voor de scène die door de camera wordt gedetecteerd, linksboven in het scherm weergegeven (= 186).
Pagina 182
De zichthoek van de opname is circa 100% (waarbij de opnamekwaliteit is ingesteld op JPEG 73 en de aspect ratio op 3:2). In de creatieve modi kunt u de scherptediepte controleren door te drukken op de knop <0> of <U> als deze zijn geconfigureerd zoals hieronder wordt beschreven.
Pagina 183
Bij gebruik van de flitser klinken er twee sluitergeluiden. Er wordt echter maar één opname gemaakt. Bovendien is de tijd die het duurt om de opname te maken nadat u op de ontspanknop heeft gedrukt, langer dan bij opnamen via de zoeker.
Pagina 184
Informatiedisplay Telkens als u op de knop <B> drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd. ( 10 )( 11 )( 12 ) ( 13 ) ( 14 ) ( 1 ) ( 15 ) ( 2 ) ( 16 ) ( 3 ) ( 17 ) ( 4 ) ( 18 )
Pagina 185
U kunt het histogram weergeven door op de knop <B> te drukken. Het histogram wordt echter niet weergegeven wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt. Als <g> wit wordt weergegeven, geeft dit aan dat het Live View-beeld wordt weergegeven in het helderheidsniveau dat dicht bij het helderheidsniveau van de daadwerkelijke vast te leggen opname ligt.
Pagina 186
Scènepictogrammen In de opnamemodus <A> detecteert de camera het scènetype en wordt alles automatisch ingesteld. Het gedetecteerde scènetype wordt linksboven op het scherm weergegeven. Portret Niet-portret Onderwerp Natuur- Achter- Beweging en buiten- Beweging Dichtbij* grondkleur Achtergrond opname Helder Grijs Tegenlicht Inclusief Licht- blauwe lucht...
Pagina 187
Instellingen voor de opnamefunctie In dit gedeelte worden de functie-instellingen beschreven die specifiek zijn voor Live View-opnamen. Quick Control Wanneer een opname wordt weergegeven, drukt u op de knop <Q> om het scherm Snel instellen te openen waarin u instellingen kunt aanpassen. Druk op de knop <Q>.
Pagina 188
Opnamen maken met Creatieve filtereffecten Tijdens de weergave van het Live View-beeld kunt u, voor het maken van opnamen, een van zeven filtereffecten toepassen (Korrelig Z/W, Soft focus, Fisheye-effect, Effect kunst opvallend, Aquareleffect, Speelgoedcamera- effect en Miniature effect (Miniatuureffect)) en het effect ervan bekijken. De camera slaat alleen het beeld met het toegepaste creatieve filter op.
Pagina 189
Als u een creatief filter instelt, wordt de enkelbeeldmodus geactiveerd, zelfs als de transportmodus is ingesteld op <i>. Tijdens het opnemen met creatieve filters kunt u RAW, AEB, witbalansbracketing of Ruisonderdrukking bij meerdere opnamen niet opgeven. Het histogram wordt niet weergegeven wanneer u opnamen maakt met creatieve filters.
Pagina 190
Kenmerken van creatieve filters G Korrelig Z/W Hiermee ontstaat een korrelige zwart-witfoto. U kunt het zwart-witeffect wijzigen door het contrast aan te passen. W Soft focus Geeft het beeld een zachte uitstraling. U kunt de zachtheid van het beeld wijzigen door de scherpte aan te passen. X Fisheye-effect Geeft het effect van een fisheye-lens.
Pagina 191
c Miniatuureffect Creëert een kijkdooseffect. Als u wilt dat het beeldcentrum scherp is, neemt u de foto zonder instellingen te wijzigen. Raadpleeg “Miniature effect (Miniatuureffect) aanpassen” (= 98) om het scherp uitziende gebied (frame met het miniatuureffect) te verplaatsen. Voor de AF-methode wordt 1-punt AF gebruikt. Aanbevolen wordt om het frame met het miniatuureffect over het AF-punt te plaatsen voordat u de opname maakt.
Pagina 192
Menufunctie-instellingen De instellingen voor Live View-opname staan op de tabblad [z] en [5] tijdens Live View-opname. Aspect ratio van foto’sN U kunt de aspect ratio van de opname wijzigen. [3:2] is standaard ingesteld. Het gebied rond het Live View-beeld wordt omgeven door een zwart masker wanneer de volgende aspect ratio’s zijn ingesteld: [4:3] [16:9] [1:1].
Pagina 194
Raster tijdens opnemen Met [3x3 l] of [6x4 m] kunt u rasterlijnen weergeven om u te helpen de camera verticaal of horizontaal recht te houden. Met [3x3+diag n] wordt het raster ook met diagonale lijnen weergegeven om u te helpen de intersecties over het onderwerp uit te lijnen voor een betere balans in de compositie.
Pagina 195
De bediening voor automatische scherpstelling wijzigen U kunt de AF-bediening (automatische scherpstelling) selecteren die bij de opnameomstandigheden en het onderwerp past. In de basismodi wordt de optimale AF-bediening automatisch ingesteld voor de respectieve opnamemodus. Druk op de knop <Q>. Het scherm Snel instellen wordt weergegeven.
Pagina 196
1-beeld AF voor niet-bewegende onderwerpen Geschikt voor niet-bewegende onderwerpen. Wanneer u de ontspanknop half indrukt, stelt de camera slechts één keer scherp. Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen en klinkt er een pieptoon. De scherpstelling blijft behouden terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt zodat u een nieuwe beeldcompositie kunt maken voordat u de opname maakt.
Pagina 197
Scherpstellen met AF De AF-methode selecteren U kunt een AF-methode selecteren die bij de opnameomstandigheden en bij uw onderwerp past. U kunt [u (gezicht)+volgen] (= 198), [Spot AF], [1-punt AF] of [Zone-AF] (= 200) selecteren voor de AF-methode. Wanneer u nauwkeurig wilt scherpstellen, zet u de scherpstelmodusknop op de lens op <MF>, vergroot u de opname en stelt u handmatig scherp (= 212).
Pagina 198
Gezicht+volgen De camera detecteert en stelt scherp op gezichten van mensen. Indien een gezicht beweegt, beweegt het AF-punt <p> mee om het gezicht te volgen. Controleer het AF-punt. Als er een gezicht wordt gedetecteerd, wordt <p> weergegeven op het gezicht waarop zal worden scherpgesteld.
Pagina 199
Scherpstellen op andere onderwerpen dan gezichten van mensen Zodra het AF-punt <z> scherpstelling heeft bereikt, zal het AF-punt <z> het onderwerp volgen, ook als het onderwerp beweegt of als u de compositie wijzigt. Als het gezicht van het onderwerp erg onscherp is, is gezichtsdetectie niet mogelijk.
Pagina 200
Spot AF/1-punt AF/Zone-AF U kunt het AF-punt of het zone AF-kader handmatig instellen. Hier worden 1 punt AF-schermen als voorbeeld gebruikt. Controleer het AF-punt. Het AF-punt (1) wordt weergegeven. Met Zone-AF wordt het Zone-AF-kader weergegeven. ( 1 ) Verplaats het AF-punt. U kunt het AF-punt ook verplaatsen door het scherm aan te raken of door op de pijltjestoetsen <V>...
Pagina 201
Maak de opname. Druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken (= 181). Scherpstellen kan moeilijk zijn bij het gebruik van een AF-punt op de rand. Selecteer in dat geval een AF-punt dat dichter bij het midden ligt. Opmerkingen bij AF AF-bediening Zelfs als er al is scherpgesteld, wordt er nogmaals scherpgesteld...
Pagina 202
Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld Onderwerpen met weinig contrast, zoals een blauwe lucht en effen, platte oppervlakken of wanneer hoge lichten of schaduwpartijen geen detail meer hebben. Onderwerpen bij weinig licht. Strepen en andere patronen met alleen een horizontaal contrast. Onderwerpen met zich herhalende patronen (bijvoorbeeld vensters in een wolkenkrabber of toetsenborden).
Pagina 203
Vergrote weergave Als u de scherpstelling wilt controleren bij een andere AF-methode dan [u+volgen], vergroot u de weergave circa 5x of 10x door te drukken op de knop <u> of te tikken op [Y] in de linkerbenedenhoek. Vergrote weergave is niet mogelijk met [u+volgen].
Pagina 204
Op ogen scherpstellen Met de AF-methode ingesteld op [u+volgen] kunt u kunt opnemen terwijl op de ogen van het onderwerp is scherpgesteld. Selecteer [Oogdetectie-AF]. Selecteer op het tabblad [z] de optie [Oogdetectie-AF] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [Inschakelen]. Richt de camera op het onderwerp. Er wordt een AF-punt weergegeven rond de ogen.
Pagina 205
Continue AF instellen Deze functie houdt het onderwerp algemeen scherp. De camera is klaar om direct scherp te stellen als u de ontspanknop half indrukt. Selecteer [Continue AF]. Selecteer op het tabblad [z] de optie [Continue AF] en druk vervolgens op <0>.
Pagina 206
De zelfontspanner gebruiken Selecteer [Transportmodus]. Selecteer op het tabblad [z] de optie [Transportmodus] en druk vervolgens op <0>. Selecteer de zelfontspanner. Druk op de pijltjestoetsen <Y> en <Z> om de zelfontspanner te selecteren en druk op <0>. m/Q: Zelfontspanner (10 sec.)/ afstandsbediening De opname wordt 10 seconden na het indrukken van de ontspanknop...
Pagina 207
Maak de opname. Stel scherp op het onderwerp en druk vervolgens de ontspanknop helemaal in. Om de bediening te controleren, luistert u naar pieptonen of kijkt u naar de aftelling (in seconden) op het scherm. Twee seconden voordat de opname wordt gemaakt, klinkt de pieptoon sneller.
Pagina 208
Opnamen maken met de Touch Shutter Door eenvoudigweg op het LCD-scherm te tikken, kunt u scherpstellen en automatisch een opname maken. Schakel de Touch Shutter in. Tik op [y]. Elke keer dat u op het pictogram tikt, schakelt u tussen [y] en [x]. [x] (Touch Shutter: Inschakelen) De camera zal scherpstellen op het gebied waarop u tikt en de opname...
Pagina 209
U kunt bovendien de Touch Shutter inschakelen met [z: Touch Shutter]. Als u een opname met bulb-belichting wilt maken, tikt u twee keer op het scherm. Bij de eerste keer tikken op het scherm wordt de opname met bulb- belichting gestart. Door er nogmaals op te tikken, wordt de belichting gestopt. Zorg dat u de camera niet beweegt wanneer u op het scherm tikt.
Pagina 210
Zelfportret maken (selfie) De Zelfportretmodus verwerkt de opname afgestemd op personen. Voorafgaand aan de opname kunt u ook onscherpte van de achtergrond, de helderheid en egale huidtinten opgeven. Richt het LCD-scherm naar de voorkant van de camera. Klap het LCD-scherm uit, zoals getoond in de afbeelding, en draai het in de richting van de voorkant van de camera (= 40).
Pagina 211
Wijzig nadat de camera is scherpgesteld de afstand tussen u en de camera niet totdat de opname is gemaakt. Laat de camera niet vallen. Flitsopname is niet mogelijk. Probeer cameratrilling te voorkomen wanneer u opnamen maakt bij weinig licht. De zelfportretmodus wordt geannuleerd wanneer u de cameraschakelaar instelt op <2>...
Pagina 212
MF: Handmatige scherpstelling Met handmatige scherpstelling (MF) kunt u het beeld vergroten en nauwkeurig scherpstellen. Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op <MF>. Draai aan de scherpstelring van de lens om ruw scherp te stellen. Geef het vergrotingskader weer. Druk op de knop <u>.
Pagina 213
Stel handmatig scherp. Draai terwijl u naar het vergrote beeld kijkt aan de scherpstelring op de lens om scherp te stellen. Nadat u hebt scherpgesteld, drukt u op de knop <u> om naar de normale weergave terug te keren. Maak de opname. Controleer de scherpstelling en belichting en druk de ontspanknop in om de opname te maken (= 181).
Pagina 214
Stel het niveau en de kleur in. Stel dit naar wens in. Piekweergave wordt niet getoond tijdens vergrote weergave. MF-peaking kan moeilijk zichtbaar zijn bij hoge ISO-snelheden, met name als ISO vergroten is ingesteld. Verlaag zo nodig de ISO-snelheid of stel [Peaking] in op [Uit].
Pagina 215
Algemene aandachtspunten bij het maken van Live View-opnamen Beeldkwaliteit Wanneer u opnamen maakt bij hoge ISO-snelheden, kan er ruis (zoals lichte puntjes en strepen) op de opname zichtbaar zijn. Opnamen bij hoge temperaturen kunnen ruis en afwijkende kleuren in de opname tot gevolg hebben.
Pagina 216
Algemene aandachtspunten bij het maken van Live View-opnamen Live View-beeld Bij weinig of juist heel fel licht wordt in het Live View-beeld mogelijk niet de helderheid van de daadwerkelijke opname weergegeven. Ook wanneer er een lage ISO-snelheid is ingesteld, kan er ruis zichtbaar zijn op het weergegeven Live View-beeld bij weinig licht.
Pagina 217
Movie-opnamen U kunt movie-opnamen inschakelen door de aan-uitschakelaar in te stellen op <k>. Zie pagina 7 voor kaarten waarop movies kunnen worden opgeslagen. Wanneer u de camera in de hand houdt en movies opneemt, kan het bewegen van de camera leiden tot onscherpe opnamen.
Pagina 218
Movie-opnamen U wordt aangeraden de camera op een tv-toestel aan te sluiten als u opgenomen movies wilt afspelen (= 305). Opnamen maken met automatische belichting Wanneer de opnamemodus niet is ingesteld op <a>, schakelt de camera over naar automatische belichting die past bij de helderheid van de situatie. Zet de aan-uitschakelaar op <k>.
Pagina 219
Algemene aandachtspunten bij het maken van movie-opnamen zijn te vinden op = 257–= 258. Lees indien nodig ook de “Algemene aandachtspunten bij het maken van Live View-opnamen” op pagina = 215–= 216. In de opnamemodi <f> en <s> zijn de instellingen dezelfde als in de bij opnemen in de modus <d>.
Pagina 220
Wanneer u overschakelt van foto-opnamen naar movieopnamen, moet u de instellingen voor de ISO-snelheid controleren voordat u movie-opnamen gaat maken. Scènepictogrammen Tijdens het maken van movie-opnamen in <A> wordt een pictogram weergegeven dat de scène vertegenwoordigt die door de camera is gedetecteerd en wordt de opname gemaakt en op die scène afgestemd.
Pagina 221
Opnamen maken met handmatige belichting In de modus <a> kunt u de sluitertijd, het diafragma en de ISO-snelheid voor movie-opnamen handmatig instellen. Het gebruik van handmatige belichting voor movie-opnamen is bedoeld voor geavanceerde gebruikers. Zet de aan-uitschakelaar op <k>. De reflexspiegel maakt een geluid en de opname verschijnt op het LCD-scherm.
Pagina 222
ISO-snelheid tijdens opnamen met handmatige belichting Met [AUTO] wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld op een waarde tussen ISO 100 en ISO 12800. De maximumgrens varieert en is afhankelijk van de instelling [Max voor auto] in de instelling [z:kISO auto] (= 254). Als de camera is ingesteld voor 4K-movies, ligt de ISO-snelheid op een waarde tussen ISO 100 en ISO 6400.
Pagina 223
Informatiedisplay Telkens als u op de knop <B> drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd. ( 11 ) ( 12 ) ( 13 ) ( 14 ) ( 1 ) ( 15 ) ( 2 ) ( 16 ) ( 3 ) ( 17 ) ( 4 ) ( 18 )
Pagina 224
(27) Belichtingscorrectie (29) ISO-snelheid (28) Lichte tonen prioriteit De rasterlijnen of het histogram kunnen niet tijdens movie-opnamen worden weergegeven. (De weergave verdwijnt wanneer u begint met de opname van een movie.) Wanneer de movie-opname wordt gestart, wordt de resterende opnameduur gewijzigd in de verstreken tijd.
Pagina 225
Foto-opnamen Er kunnen geen foto’s worden gemaakt tijdens movie-opname. Om foto’s te maken, stopt u de movie-opname en maakt u opnamen via de zoeker of Live View-opnamen. Aandachtspunten bij het maken van movie-opnamen Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense kunstmatige lichtbron.
Pagina 226
Opmerkingen over movie-opnamen Telkens wanneer u een movie opneemt, wordt een nieuw filmbestand gemaakt op de kaart. De dekking van de zichthoek van de movie voor 4K-, Full HD- en HD-movies is circa 100%. Het stereogeluid wordt door de ingebouwde microfoons van de camera in mono opgenomen.
Pagina 227
Instellingen voor de opnamefunctie In dit gedeelte worden de instellingen beschreven die specifiek zijn voor movie-opnamen. Quick Control Wanneer u op de knop <Q> drukt terwijl het beeld op het LCD-scherm wordt weergegeven, kunt u de volgende functies instellen: AF-methode, Movie-opnameformaat, Digitale zoom, Digitale beeldstabilisatie van movies, Videosnapshot, Witbalans, Beeldstijl, Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) en Creatieve filters.
Pagina 228
Het movie-opnameformaat instellen Met [z: Movie-opn.form.] kunt u het movie- opnameformaat (beeldformaat, framerate en compressiemethode) en andere functies instellen. Movies worden opgenomen in de indeling MP4. Beeldformaat L 3840x2160 De movie wordt opgenomen in 4K-kwaliteit. De aspect ratio is 16:9. L 1920x1080 Full HD-opnamekwaliteit (Full High-Definition).
Pagina 229
Framerate (fps: frames per seconde) 6 29,97fps/8 59,94fps Voor regio’s waar gebruik wordt gemaakt van NTSC (Noord-Amerika, Japan, Korea, Mexico, enzovoort). 5 25,00fps/7 50,00fps Voor regio’s waar gebruik wordt gemaakt van PAL (Europa, Rusland, China, Australië, enzovoort). 4 23,98fps Voornamelijk voor speelfilms. Compressiemethode X IPB (Standaard) Comprimeert meerdere frames tegelijkertijd voor opname.
Pagina 230
Limiet voor movie-opnametijd De maximale opnametijd per movie is 29 minuten en 59 seconden. Nadat 29 min. en 59 sec. zijn bereikt, stopt het opnemen automatisch. U kunt verdergaan met het opnemen van een movie door op de knop <A> te drukken.
Pagina 231
Movie digital zoom gebruiken Als het opnameformaat L6X (NTSC) of L5X (PAL) is, kunt u opnamen maken met circa 3x tot 10x digitale zoom. Stel het programmakeuzewiel in op een andere modus dan <8> of <v>. Selecteer [Digitale zoom]. Selecteer op het tabblad [z] de optie [Digitale zoom] en druk vervolgens op <0>.
Pagina 232
Digitale beeldstabilisatie van movies De camerafunctie voor digitale beeldstabilisatie van movies vermindert cameratrilling tijdens de opname van movies. Met Digitale beeldstabilisatie van movies kunnen beelden ook worden gestabiliseerd als een lens zonder Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) wordt gebruikt. Bij het gebruik van een lens met Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) zet u de schakelaar voor Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) van de lens op <1>.
Pagina 233
Hoe breder de beeldhoek is, des te effectiever is de stabilisatie. Hoe smaller de beeldhoek is, des te minder effectief is de stabilisatie. Bij gebruik van een TS-E-lens, fish-eyelens, of niet-Canon-lens, wordt instellen van Digitale beeldstabilisatie van movies op [Uitschakelen] aanbevolen.
Pagina 234
HDR-films opnemen U kunt dichtgelopen overbelichte gedeelten van lichte gebieden waarin details moeilijk te zien zijn verminderen bij het maken van movie-opnamen, zelfs bij beeld met hoog contrast. Het opnameformaat is L6X (NTSC) of L5X (PAL). Stel het programmakeuzewiel in op <8>. Maak een HDR-film.
Pagina 235
Movies opnemen met creatieve filters In de modus <v> (Creatieve filters) kunt u movies opnemen met een van vijf filtereffecten (Droom, Oude film, Geheugen, Dramatisch zwart-wit en Movie met Miniature effect (Miniatuureffect)). Het opnameformaat kan worden ingesteld op L6 (NTSC) of L5 (PAL). Stel het programmakeuzewiel in op <v>.
Pagina 236
Pas het filtereffectniveau aan. Druk op de knop <Q> en selecteer het pictogram onder [Opnamemodus]. Druk op de pijltjestoetsen <Y> en <Z> om het effect aan te passen en druk vervolgens op <0>. Als Movie met Miniature effect (Miniatuureffect) is ingesteld, selecteert u de weergavesnelheid.
Pagina 237
o Movie met Miniature effect (Miniatuureffect) U kunt movies opnemen met een miniatuureffect (kijkdoos). Selecteer de weergavesnelheid en maak de opname. Als u wilt dat het beeldcentrum scherp is, neemt u de movie op zonder instellingen te wijzigen. Raadpleeg “Miniature effect (Miniatuureffect) aanpassen” (= 98) om het scherp uitziende gebied (frame met het miniatuureffect) te verplaatsen.
Pagina 238
Time-lapse-movies opnemen Foto’s die worden opgenomen met het ingestelde interval, kunnen automatisch achter elkaar worden gezet om een 4K- of Full HD-time-lapse- movie te maken. Een time-lapse-movie geeft weer hoe een onderwerp verandert in een veel kortere tijd dan de daadwerkelijke tijd. Dit is efficiënt bij de observatie op een vast punt van een steeds veranderende scène, groeiende planten enzovoort.
Pagina 239
Stel het opname-interval in. Selecteer [Interval] (sec.). Gebruik de pijltjestoetsen <Y> en <Z> om een waarde in te stellen en druk vervolgens op <0>. Raadpleeg [k: Vereiste tijd] (1) en [3: Afspeeltijd] (2) om de waarde in te stellen. Als [Custom] is ingesteld Selecteer [Interval] (min.:sec.).
Pagina 240
Selecteer het gewenste movie- opnameformaat. L (3840x2160) De movie wordt opgenomen in 4K-kwaliteit. De aspect ratio is 16:9. De framerate is 29,97 fps (6) voor NTSC en 25,00 fps (5) voor PAL, en movies worden opgenomen in MP4 (C) formaat met ALL-I (W) compressie.
Pagina 241
Configureer [Scherm auto uit]. Uitschakelen Zelfs tijdens time-lapse-movie-opnamen wordt de opname weergegeven. Merk op dat het scherm uitschakelt ongeveer 30 minuten nadat het opnemen is begonnen. Activeren Merk op dat het scherm wordt uitgeschakeld ongeveer 10 sec. nadat het opnemen is begonnen. Tijdens time-lapse-movie-opnamen kunt u op de knop <B>...
Pagina 242
Sluit het menu af. Druk op de knop <M> om het menuscherm af te sluiten. Controleer de vereiste tijd en het interval nogmaals. Druk op de knop <B> en controleer opnieuw de “Vereiste tijd (1)” en “Interval (2)” die op het scherm worden weergegeven.
Pagina 243
Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de interne onderdelen van de camera. Time-lapse-movies kunnen niet worden opgenomen wanneer de camera op een computer is aangesloten met de interfacekabel of wanneer een HDMI- kabel is aangesloten.
Pagina 244
U wordt aangeraden een statief te gebruiken. De dekking van de zichthoek van de movie voor het maken van 4K- en Full HD-time-lapse-movies is circa 100%. Druk op de knop <A> om de time-lapse-filmopname te stoppen. De time-lapse-movie-opname tot nu toe wordt op de kaart opgeslagen. U kunt de opgenomen time-lapse-movie met deze camera afspelen op dezelfde manier dat u normale movies afspeelt.
Pagina 245
Videosnapshots maken Neem een reeks korte videosnapshots op, elk van een paar seconden lang, en de camera combineert deze om een videosnapshotalbum te maken waarin de hoogtepunten van uw reis of gebeurtenis worden weergegeven. Videosnapshots zijn beschikbaar wanneer het movie-opnameformaat is ingesteld op L6X (NTSC) / L5X (PAL).
Pagina 246
Selecteer [Albuminstellingen]. Selecteer [Nieuw album maken]. Lees de melding en selecteer [OK]. Geef de afspeeltijd op. Geef de afspeeltijd per videosnapshot op. Geef het afspeeleffect op. Deze instelling bepaalt hoe snel albums worden afgespeeld. Bij <8> is [Afspeeleffect] niet beschikbaar. Controleer de vereiste opnametijd.
Pagina 247
Sluit het menu af. Druk op de knop <M> om het menu af te sluiten. Een blauwe balk wordt weergegeven om de opnametijd (1) aan te duiden. Een videosnapshotalbum maken Maak de eerste videosnapshot. Druk op de knop <A> en maak de opname.
Pagina 248
Stop de videosnapshotopname. Stel [Videosnapshot] in op [Uitschakelen]. Om terug te keren naar normale filmopnamen moet u niet vergeten [Uitschakelen] in te stellen. Druk op de knop <M> om het menu af te sluiten en terug te keren naar het normale filmopnamen.
Pagina 249
Toevoegen aan een bestaand album Selecteer [Aan bestaand album toevoegen]. Voer stap 5 op = 246 uit om [Aan bestaand album toevoegen] te selecteren. Selecteer een bestaand album. Druk op de pijltjestoetsen <Y> en <Z> om een bestaand album te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Pagina 250
Menufunctie-instellingen De opname-instellingen voor movies worden weergegeven op de tabbladen [z] en [5] wanneer de aan-uitschakelaar op <k> staat. Movie-opnameformaat (= 228) U kunt het movie-opnameformaat (beeldformaat, framerate en compressiemethode) instellen. Digitale zoom (= 231) U kunt digitale zoom gebruiken voor teleopnamen.
Pagina 251
GeluidsopnameN Normaliter nemen de ingebouwde microfoons geluid in stereo op. Als de stereo-richtmicrofoon DM-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar) is aangesloten op de aansluiting van de externe microfoon (= 28), krijgt de externe microfoon prioriteit. (1) Waterpas ( 1 ) Opties voor [Geluidsopname/Opname niveau] [Automatisch] : Het geluidsopnameniveau wordt automatisch aangepast.
Pagina 252
De instellingen voor [z: Geluidsopname] die in de basismodi beschikbaar zijn, zijn [Aan]/[Uit]. Indien [Aan] is ingesteld, wordt het geluidsopnameniveau automatisch aangepast (zoals bij [Auto]) en zal de windfilterfunctie worden ingeschakeld. De geluidsvolumebalans tussen L (links) en R (rechts) kan niet worden aangepast. Bij zowel L als R wordt geluid opgenomen met een samplingfrequentie van 48 kHz/16-bits.
Pagina 253
Servo AF voor movies Als deze functie is ingeschakeld, stelt de camera voortdurend scherp op het onderwerp tijdens movie-opname. De standaardinstelling is [Inschakelen]. Als [Inschakelen] is ingesteld: - De camera stelt voortdurend op het onderwerp scherp, ook wanneer u de ontspanknop niet half indrukt. - Als u de scherpstelling op een specifiek punt wilt houden of als u niet wilt dat het mechanische geluid van de lens wordt opgenomen, kunt u Servo AF voor films als volgt tijdelijk stoppen.
Pagina 254
Objectief elektronische MFN (= 107) Kan worden opgegeven wanneer u een objectief gebruikt dat ondersteuning biedt voor elektronische handmatige scherpstelling. Raster tijdens opnemen Met [3x3 l] of [6x4 m] kunt u rasterlijnen weergeven om u te helpen de camera verticaal of horizontaal recht te houden vóór de opname.
Pagina 255
ISO-snelheid tijdens movie-opnameN U kunt de ISO-snelheid apart instellen voor foto-opnamen en movieopnamen. Stel hiervoor [kISO-snelheidsinst.] instellen op het tabblad [z]. [ISO-snelheid] Bij handmatige belichting kunt u de ISO-snelheid instellen (= 222). [Max voor auto] U kunt de maximumgrens voor de automatische ISO-snelheid voor ISO auto op ISO 6400 of ISO 12800 instellen.
Pagina 256
Informatiedisplay voor HDMI-uitgangN U kunt het informatiedisplay configureren voor de uitvoer van opnamen via een HDMI-kabel. [Met info] De opname, de opname-informatie, AF-punten en andere informatie worden via HDMI op het andere apparaat weergegeven. Merk op dat het camerascherm uitgeschakeld wordt. Opgenomen movies worden op de kaart opgeslagen.
Pagina 257
Algemene aandachtspunten bij het maken van movie-opnamen Rood <E> waarschuwingspictogram voor interne temperatuur Als tijdens movieopnamen een rood pictogram <E> verschijnt, is de kaart heet. Stop met opnemen en laat de camera afkoelen voordat u de kaart verwijdert. (Verwijder de kaart niet meteen.) Als de interne temperatuur van de camera oploopt vanwege langdurig gebruik van movie-opnamen of bij een hoge omgevingstemperatuur, verschijnt er een rood pictogram <E>.
Pagina 258
Algemene aandachtspunten bij het maken van movie-opnamen Opname- en beeldkwaliteit Als u een kaart met een lage schrijfsnelheid gebruikt, wordt tijdens movie-opnamen rechts in het scherm mogelijk een indicator met vijf niveaus (1) weergegeven. Deze geeft aan hoeveel gegevens nog niet naar de kaart zijn geschreven (beschikbare capaciteit van het interne buffergeheugen).
Pagina 259
Handige functies De pieptoon uitzetten (= 260) Kaartwaarschuwing (= 260) De opnameweergavetijd instellen (= 261) De tijd voor Auto uitschakelen instellen (= 261) De helderheid van het LCD-scherm aanpassen (= 262) Een map maken en selecteren (= 263) Methoden voor bestandsnummering (= 265) Copyrightinformatie instellen (= 268) Automatisch roteren van staande beelden instellen (= 270) De standaardinstellingen van de camera herstellen (= 271)
Pagina 260
Handige functies De pieptoon uitzetten U kunt voorkomen dat er een pieptoon klinkt zodra er is scherpgesteld of bij opnamen met de zelfontspanner en tijdens bediening via de touchscreen. Selecteer op het tabblad [5] de optie [Pieptoon] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [Uitschakelen] en druk op <0>.
Pagina 261
De opnameweergavetijd instellen U kunt wijzigen hoelang de foto direct na de opname op het LCD-scherm moet worden weergegeven. Als [Uit] is ingesteld, wordt de opname niet direct na het maken weergegeven. Als [Vastzetten] is ingesteld, wordt de opname weergegeven totdat de tijd van de instelling [Uitschakelen] is verstreken. Als u tijdens de weergave van de opname knoppen of instelwielen van de camera gebruikt, bijvoorbeeld als u de ontspanknop half indrukt, wordt de weergave beëindigd.
Pagina 262
De helderheid van het LCD-scherm aanpassen U kunt de helderheid van het LCD-scherm aanpassen, zodat het gemakkelijker te bekijken is. Selecteer op het tabblad [5] de optie [Displayheldrh.] en druk vervolgens op <0>. Druk op de pijltjestoetsen <Y> <Z> om de helderheid aan te passen via het aanpassingsscherm en druk vervolgens op <0>.
Pagina 263
Een map maken en selecteren U kunt naar wens mappen maken en selecteren waarin de vastgelegde beelden worden opgeslagen. Deze handeling is optioneel, aangezien er automatisch een map voor de opslag van vastgelegde beelden wordt gemaakt. Een map maken Selecteer [Selecteer map]. Selecteer op het tabblad [5] de optie [Selecteer map] en druk vervolgens op <0>.
Pagina 264
Een map selecteren Open het scherm Selecteer map, ( 1 ) ( 2 ) selecteer een map en druk op <0>. De map waarin de vastgelegde beelden worden opgeslagen, is geselecteerd. Volgende opnamen zullen in de geselecteerde map worden opgeslagen. (1) Aantal opnamen in de map (2) Laagste bestandsnummer ( 3 )
Pagina 265
Methoden voor bestandsnummering De beeldbestanden worden genummerd van 0001 tot 9999 in de volgorde waarin de opnamen zijn gemaakt. Vervolgens worden de bestanden in een map opgeslagen. U kunt instellen hoe het bestandsnummer wordt toegewezen. Het bestandsnummer wordt op de computer in de volgende notatie weergegeven: IMG_0001.JPG.
Pagina 266
[Auto. reset]: Als u de bestandsnummering elke keer opnieuw bij 0001 wilt laten beginnen nadat de kaart is vervangen of een nieuwe map is gemaakt. Als u de kaart vervangt of een map maakt, begint de bestandsnummering weer bij 0001 voor de nieuwe opnamen. Dit is handig als u de opnamen per kaart of map wilt archiveren.
Pagina 267
[Handm. reset]: Als u de bestandsnummering wilt terugzetten naar 0001 of wilt beginnen met het bestandsnummer 0001 in een nieuwe map. Selecteer in [Bestandnr.] op het tabblad [5] de optie [Handm. reset] en selecteer vervolgens [OK] in het bevestigingsdialoogvenster. Wanneer u de bestandsnummering handmatig opnieuw instelt, wordt er automatisch een nieuwe map gemaakt en begint de nummering van de opnamen die in die map worden opgeslagen bij 0001.
Pagina 268
Copyrightinformatie instellen Wanneer u de copyrightinformatie instelt, wordt deze als Exif-informatie aan de opname toegevoegd. Selecteer [Copyrightinformatie]. Selecteer op het tabblad [5] de optie [Copyrightinformatie] en druk vervolgens op <0>. Selecteer het item dat u wilt instellen. Selecteer [Voer naam van auteur in] of [Voer copyrightdetails in] en druk vervolgens op <0>.
Pagina 269
Verlaat de instelling. Nadat u de tekst hebt ingevoerd, drukt u op de knop <M> en selecteert u [OK]. De ingestelde informatie wordt opgeslagen. De copyrightinformatie controleren Wanneer u bij stap 2 [Geef copyrightinfo weer] selecteert, kunt u de ingevoerde gegevens voor [Auteur] en [Copyright] controleren.
Pagina 270
Automatisch roteren van staande beelden instellen Opnamen die in verticale richting zijn gemaakt, worden automatisch in de juiste stand geroteerd voor het bekijken, zodat ze niet in horizontale richting worden weergegeven bij het afspelen op het LCD-scherm van de camera of het bekijken op een computerscherm.
Pagina 271
De standaardinstellingen van de camera herstellen De instellingen voor de opnamefunctie en de menu-instellingen van de camera kunnen worden teruggezet naar de standaardinstellingen. Deze optie is beschikbaar in de creatieve modi. Selecteer [Wis instellingen]. Selecteer op het tabblad [5] de optie [Wis instellingen] en druk vervolgens op <0>.
Pagina 272
Het LCD-scherm in-/uitschakelen U kunt de camera zo instellen dat het LCD-scherm niet uitschakelt als u de ontspanknop half indrukt (of op de knop <A> drukt). Selecteer op het tabblad [5] de optie [Scherm uit/aankn.] en druk vervolgens op <0>. De beschikbare instellingen worden hieronder beschreven.
Pagina 273
Automatische sensorreiniging Als u de aan-uitschakelaar op <1> of <2> zet, wordt de zelfreinigende sensor geactiveerd en verwijdert deze automatisch het stof van de voorzijde van de sensor. Normaal gesproken is de reinigingseenheid actief zonder dat u daar iets van merkt. U kunt sensorreiniging ook handmatig uitvoeren of u kunt deze sensor als volgt uitschakelen.
Pagina 274
Stofwisdata toevoegen De zelfreinigende sensor zal er gewoonlijk voor zorgen dat er nauwelijks stof zichtbaar is op vastgelegde beelden. Als er echter zichtbaar stof achterblijft, kunt u stofwisdata aan de opname toevoegen om naderhand stofvlekken te verwijderen. Digital Photo Professional (EOS-software, = 484) gebruikt de stofwisdata om stofvlekken automatisch te verwijderen.
Pagina 275
Fotografeer een effen wit object. Vul de zoeker op een afstand van 20-30 cm met een effen wit object zonder patroon en maak een opname. De foto wordt in de AE met diagrafmavoorkeuze gemaakt bij een diafragma van f/22. Aangezien de opname niet wordt opgeslagen, kunnen de gegevens nog altijd worden opgehaald, ook al is er geen kaart in de camera geplaatst.
Pagina 276
Haal de lens van de camera voordat u de sensor gaat reinigen. De beeldsensor is zeer kwetsbaar. Wij raden u aan om fysieke reiniging van de sensor bij een Canon Service Center te laten uitvoeren. Selecteer [Sensorreiniging]. Selecteer op het tabblad [5] de optie [Sensorreiniging] en druk vervolgens op <0>.
Pagina 277
Als het accuniveau laag wordt terwijl u de sensor reinigt, klinkt er een pieptoon als waarschuwing. Stop het reinigen van de sensor. Als er vuil blijft zitten dat niet met een blaasbuisje kan worden verwijderd, kunt u de sensor het beste door een Canon Service Center laten reinigen.
Pagina 278
Resolutie van HDMI-uitgang Stel de uitgangsresolutie in die gebruikt wordt als de camera met een HDMI-kabel wordt aangesloten op een televisie of extern opnameapparaat. Selecteer [HDMI-resolutie]. Selecteer op het tabblad [5] de optie [HDMI-resolutie] en druk vervolgens op <0>. Selecteer een item. Druk op de pijltjestoetsen <W>...
Pagina 279
RAW weergeven op een HDR-tv U kunt RAW-beelden in HDR bekijken door de camera aan te sluiten op een HDR-tv. Selecteer [HDMI HDR-uitgang]. Selecteer op het tabblad [5] de optie [HDMI HDR-uitgang] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [Aan]. Druk op de pijltjestoetsen <W> en <X> om [Aan] te selecteren.
Pagina 280
Opnamen weergeven In dit hoofdstuk worden geavanceerde mogelijkheden beschreven van de weergavemethoden welke zijn beschreven in “Basisfuncties voor het maken en weergeven van opnamen” (= 69), hoe de opgenomen beelden (foto’s/movies) weer te geven en te wissen, hoe ze op een tv-scherm weer te geven, en andere weergavefuncties.
Pagina 281
Snel opnamen zoeken Meerdere opnamen weergeven op één scherm (indexweergave) Zoek snel naar opnamen met de indexweergave waarbij 4, 9, 36 of 100 opnamen op één scherm worden weergegeven. Geef de opname weer. Als u op de knop <x> drukt, wordt de laatstgemaakte opname weergegeven.
Pagina 282
Door opnamen springen (opnamesprong) In de weergave van één opname kunt u aan het instelwiel <6> draaien om snel vooruit of achteruit door de opnamen te bladeren, al naar gelang de ingestelde sprongmethode. Selecteer [Spring met 6]. Selecteer op het tabblad [x] de optie [Spring met 6] en druk vervolgens op <0>.
Pagina 283
Navigeer door te springen. Druk op de knop <x> om de opnamen weer te geven. Draai in de weergave van één opname aan het hoofdinstelwiel <6>. U kunt met de ingestelde methode bladeren. ( 1 ) ( 2 ) (1) Sprongmethode (2) Weergavepositie...
Pagina 284
Beelden vergroten Vastgelegde beelden kunnen op het LCD-scherm circa 1,5 tot 10 maal worden uitvergroot. Vergroot het beeld. Druk tijdens opnameweergave op de knop <u>. De opname wordt vergroot. De positie van het vergrotingsgebied (1) wordt rechtsonder op het scherm weergegeven. Als u de knop <u>...
Pagina 285
Opnamen weergeven via het touchscreen Het LCD-scherm is een aanraakgevoelig paneel dat u met uw vingers kunt bedienen om zo de weergaveopties te gebruiken. Druk eerst op de knop <x> om de opnamen weer te geven. Door opnamen bladeren Veeg met één vinger. Raak in de weergave van één opname het LCD-scherm aan met één vinger.
Pagina 286
Opname verkleinen (indexweergave) Druk twee vingers tegen elkaar aan. Raak het scherm aan met twee uitgespreide vingers en breng uw vingers vervolgens samen op het scherm. Elke keer dat u uw vingers tegen elkaar aan drukt, wordt de weergave van één opname gewijzigd in de indexweergave.
Pagina 287
Het beeld roteren U kunt deze functie gebruiken om de weergegeven opname in de gewenste positie te draaien. Selecteer [Beeld roteren]. Selecteer op het tabblad [x] de optie [Beeld roteren] en druk vervolgens op <0>. Selecteer een opname. Druk op de pijltjestoetsen <Y> en <Z> om de opname te selecteren die u wilt roteren.
Pagina 288
Classificaties instellen U kunt opnamen (foto’s en movies) beoordelen met een van de vijf classificaties: l/m/n/o/p. Deze functie heet classificatie. * Wanneer u beelden classificeert, kunt u deze beter ordenen. Eén opname classificeren Selecteer [Classificatie]. Selecteer op het tabblad [x] de optie [Classificatie] en druk vervolgens op <0>.
Pagina 289
Het bereik opgeven U kunt het bereik opgeven van beelden om alle beelden binnen dit bereik in een keer te classificeren. Selecteer [Selecteer reeks]. Selecteer [Selecteer reeks] in [x: Classificatie] en druk op <0>. Geef het bereik van de beelden op. Selecteer het eerste beeld (beginpunt) en druk op <0>.
Pagina 290
Alle opnamen in een map of op een kaart opgeven U kunt alle beelden in een map of op een geheugenkaart tegelijk classificeren. Wanneer u [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart] in [x: Classificatie] selecteert, worden alle beelden in de map of op de kaart opgegeven.
Pagina 291
Opnamen filteren voor weergave U kunt naar beelden zoeken door de voorkeuren op te geven en de gefilterde beelden weergeven. U kunt alle gevonden beelden ook in een keer weergeven in een diavoorstelling, ze beschermen of wissen. Selecteer [Beeldzoekvoork. instellen]. Selecteer op het tabblad [x] de optie [Beeldzoekvoork.
Pagina 292
Implementeer de zoekvoorkeuren. Druk op <0>. Lees de melding die verschijnt en selecteer [OK]. Geef de gevonden beelden weer. Druk op de knop <x> om de opnamen weer te geven. Beelden die overeenkomen met de ingestelde voorkeuren verschijnen in een geel kader. Als er geen beelden overeenkomen met de zoekvoorkeuren, wordt door te drukken op <0>...
Pagina 293
Quick Control voor weergave Tijdens het afspelen kunt u op de knop <Q> drukken om de volgende functies in te stellen: [J: Beveilig beelden], [b: Beeld roteren], [9: Classificatie], [U: Creatieve filters], [S: Wijzig formaat (alleen JPEG-beelden)], [N: Trimmen], [e: Spring met 6], [t: Beeld zoeken], [q: Beelden n.
Pagina 294
Druk op de knop <M> om te annuleren. Verlaat de instelling. Druk op <0> om Quick Control te verlaten. Stel [5: Automatisch roteren] in op [AanzD] om een opname te roteren (= 287). Als [5: Auto. roteren] is ingesteld op [AanD] of [Uit], wordt de instelling [b Beeld roteren] aan de opname toegevoegd, maar de camera zal de opname niet in de weergave roteren.
Pagina 295
Genieten van movies Dit zijn de drie belangrijkste manieren om movies af te spelen en ervan te genieten: Weergave op een tv-toestel (= 305) Als u de camera met een HDMI-kabel op een tv-toestel aansluit, kunt u de opgenomen movies en foto’s op het tv-toestel weergeven. Omdat recorders met vaste schijf geen HDMI IN-poort bevatten, kan de camera niet op de recorder met vaste schijf worden aangesloten met behulp van een HDMI-kabel.
Pagina 296
Movies afspelen Geef de opname weer. Druk op de knop <x> om een opname weer te geven. Selecteer een movie. Druk op de pijltjestoetsen <Y> en <Z> om de movie te selecteren die u wilt afspelen. Bij de weergave van één opname geeft het pictogram <s1>, dat linksboven wordt weergegeven, aan dat het een movie is.
Pagina 297
Movieweergavepaneel Optie Weergaveopties Door op <0> te drukken, kunt u schakelen tussen 7 Afspelen weergeven en stoppen. Wijzigt de vertragingssnelheid met behulp van de 8 Vertraagd pijltjestoetsen <Y> en <Z>. De vertraagde snelheid wordt rechtsboven in het scherm aangegeven. Springt circa 4 sec. achteruit telkens wanneer u op <0> N Achteruit springen drukt.
Pagina 298
Movieweergavepaneel (Videosnapshotalbums) Optie Weergaveopties Door op <0> te drukken, kunt u schakelen tussen 7 Afspelen weergeven en stoppen. Wijzig de vertragingssnelheid met behulp van de 8 Vertraagd pijltjestoetsen <Y> en <Z>. De vertraagde snelheid wordt rechtsboven in het scherm aangegeven. Hiermee wordt het eerste beeld van de vorige videosnapshot N Vorige clip weergegeven.
Pagina 299
Weergave via het touchscreen Tik op [ 7 ] in het midden van het scherm. De movie wordt afgespeeld. Als u het scherm Snel instellen wilt weergeven, tikt u op <s1> in de linkerbovenhoek. Als u het afspelen van de movie wilt pauzeren, tikt u op het scherm.
Pagina 300
Controleer de bewerkte film. Selecteer [ 7 ] om de bewerkte movie af te spelen. Ga terug naar stap 2 om het bewerkte deel te wijzigen. Als u de bewerking wilt annuleren, drukt u op de knop <M> en selecteert u [OK] in het bevestigingsdialoogvenster.
Pagina 301
Frames uit 4K-movies of 4K time- lapse-movies opslaan als foto In 4K-movies en 4K time-lapse-movies kunt u individuele frames selecteren om op te slaan als JPEG-foto’s van ca. 8,3-megapixel (3840x2160). Deze functie heet “Beeld opslaan als foto (4K-frame vastleggen)”. Geef de opname weer. Druk op de knop <3>.
Pagina 302
Selecteer [M]. Maak een keuze met de toetsen <Y> <Z>. Sla de opname op. Selecteer [OK] om het huidige frame op te slaan als een JPEG-foto. Selecteer het weer te geven beeld. Controleer de bestemmingsmap en het nummer van het bestand. Selecteer [Originele film bekijken] of [Overgenomen foto bekijken].
Pagina 303
Diavoorstelling (automatische weergave) U kunt automatisch alle beelden op de kaart achter elkaar weergeven. Selecteer [Diavoorstelling]. Selecteer op het tabblad [x] de optie [Diavoorstelling] en druk vervolgens op <0>. ( 1 ) Configureer [Stel in] naar wens. Druk op de toetsen <W> <X> om [Stel in] te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Pagina 304
Start de diavoorstelling. Druk op de toetsen <W> <X> om [Start] te selecteren en druk vervolgens op <0>. Nadat de tekst [Laden van beeld...] is weergegeven, begint de diavoorstelling. Beëindig de diavoorstelling. Als u de diavoorstelling wilt afsluiten en wilt terugkeren naar het instelscherm, drukt u op de knop <M>.
Pagina 305
Weergave op een tv Als u de camera met een HDMI-kabel op een televisie aansluit, kunt u de opgenomen foto’s en movies op de televisie weergeven. Voor de HDMI- kabel wordt HDMI-kabel HTC-100 (afzonderlijk verkrijgbaar) aanbevolen. Als het beeld niet op het tv-scherm wordt weergegeven, controleert u of [5: Videosysteem] correct is ingesteld op [Voor NTSC] of [Voor PAL] (afhankelijk van het videosysteem van uw televisie).
Pagina 306
Pas het geluidsvolume van de movie aan via het tv-toestel. Het geluidsvolume kan niet met de camera worden aangepast. Schakel de camera en het tv-toestel uit voordat u de kabel tussen de camera en het tv-toestel aansluit of verwijdert. Op bepaalde tv-toestellen worden de weergegeven opnamen mogelijk afgesneden. Sluit geen andere apparaten aan op de <D>-aansluiting van de camera.
Pagina 307
Opnamen beveiligen U kunt belangrijke opnamen beveiligen zodat deze niet per ongeluk kunnen worden gewist met de wisfunctie van de camera. Eén opname beveiligen Selecteer [Beveilig beelden]. Selecteer op het tabblad [3] de optie [Beveilig beelden] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [Selecteer beelden].
Pagina 308
Het bereik van te beveiligen beelden opgeven Geef het bereik op van beelden om alle beelden binnen dit bereik in een keer te beveiligen. Selecteer [Selecteer reeks]. Selecteer [Selecteer reeks] in [x: Beveilig beelden] en druk op <0>. Geef het bereik van de beelden op. Selecteer het eerste beeld (beginpunt) en druk op <0>.
Pagina 309
Alle opnamen in een map of op een kaart beveiligen U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk beveiligen. Wanneer u [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart] in [3: Beveilig beelden] selecteert, worden alle beelden in de map of op de kaart beveiligd.
Pagina 310
Opnamen wissen U kunt overbodige opnamen één voor één of in een batch selecteren en wissen. Beveiligde beelden (= 307) worden niet gewist. Als een opname eenmaal is gewist, kan deze niet meer worden teruggehaald. Wis een opname pas als u zeker weet dat u deze niet meer nodig hebt.
Pagina 311
Selecteer [Selecteer en wis beelden]. Er wordt een afbeelding weergegeven. Selecteer de opnamen die u wilt wissen. Druk op de pijltjestoetsen <Y> en <Z> om de opname te selecteren die u wilt wissen en druk vervolgens op <0>. Linksboven in het scherm wordt een vinkje <X>...
Pagina 312
Het bereik van te wissen beelden opgeven Geef het bereik op van beelden om alle beelden binnen dit bereik in een keer te wissen. Selecteer [Selecteer reeks]. Selecteer [Selecteer reeks] in [3: Wis beelden] en druk op <0>. Geef het bereik van de beelden op. Selecteer het eerste beeld (beginpunt) en druk op <0>.
Pagina 313
Het afdrukken voorbereiden De procedure voor direct printen kan volledig worden uitgevoerd met de camera terwijl u de instelschermen bekijkt op het LCD-scherm van de camera. De camera op een printer aansluiten Installeer de printer. Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie. Sluit de camera op de printer aan.
Pagina 314
Zet de aan-uitschakelaar van de camera op <1>. Sommige printers kunnen een pieptoon laten horen. De opname wordt weergegeven en een pictogram linksboven op het scherm geeft aan dat de camera op een printer is aangesloten. Controleer voordat u een printer gebruikt of deze over een PictBridge- aansluiting beschikt.
Pagina 315
Afdrukken De schermweergave en instellingsopties verschillen per printer. Sommige instellingen zijn mogelijk niet beschikbaar. Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie. Selecteer de opname die u wilt afdrukken. Controleer of linksboven in het LCD-scherm het pictogram wordt weergegeven. Druk op de pijltjestoetsen <Y>...
Pagina 316
Digital Print Order Format (DPOF) Met DPOF (Digital Print Order Format) kunt u beelden die op de kaart staan, printen volgens uw printinstructies, zoals de beeldselectie, het aantal exemplaren, enzovoort. U kunt meerdere beelden in één batch printen of printopties maken voor een foto-ontwikkelaar. U kunt het afdruktype instellen en instellen of de datum en het bestandsnummer moeten worden afgedrukt, enzovoort.
Pagina 317
[Afdruktype] [Datum] [File No.] Standaard Er wordt één beeld afgedrukt per vel. Er worden meerdere miniatuurafbeeldingen Index afgedrukt per vel. Afdruktype Er worden zowel standaard- als Beide indexafdrukken gemaakt. Datum Bij [Aan] wordt de datum van het vastgelegde beeld afgedrukt. Bestands- Bij [Aan] wordt het bestandsnummer van het beeld afgedrukt.
Pagina 318
Opnamen selecteren voor afdrukken Opnamen selecteren Selecteer en specificeer de beelden een voor een afdruk. Druk op de knop <I> om beelden te selecteren uit een weergave van drie beelden. Als u wilt terugkeren naar de weergave van één opname, drukt u op de knop <u>.
Pagina 319
Meerdere beelden selecteren Selecteer reeks Selecteer [Selecteer reeks]. Selecteer [Selecteer reeks] in [Meerdere] en druk op <0>. Geef het bereik van de beelden op. Selecteer het eerste beeld (beginpunt) en druk op <0>. Selecteer het laatste beeld (eindpunt) en druk op <0>. Het pictogram [X] wordt op de geselecteerde beelden weergegeven.
Pagina 320
Opnamen selecteren voor een fotoboek U kunt aangeven welke opnamen (maximaal 998) u wilt hebben afgedrukt in een fotoboek. Als u EOS Utility (EOS-software) gebruikt om opnamen over te brengen naar een computer, worden de geselecteerde opnamen voor het fotoboek naar een speciale map gekopieerd. Deze functie is handig als u online fotoboeken wilt bestellen.
Pagina 321
Het bereik opgeven Geef het bereik op van beelden om alle beelden binnen dit bereik in een keer selecteren voor het fotoboek. Selecteer [Selecteer reeks]. Selecteer bij [Meerdere] op [x: Fotoboek instellen] de optie [Selecteer reeks] en druk vervolgens op <0>. Geef het bereik van de beelden op.
Pagina 322
Alle opnamen in een map of op een kaart opgeven U kunt alle beelden in een map of op een geheugenkaart tegelijk voor het fotoboek opgeven. Als [Meerdere] op [x: Fotoboek instellen] is ingesteld op [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart], worden alle beelden in de map of op de kaart voor het fotoboek opgegeven.
Pagina 323
Weergave met opname-informatie De informatie die wordt weergegeven, is afhankelijk van de opnamemodus en de instellingen. Voorbeeldfoto Weergave met basisinformatie ( 1 ) ( 2 ) ( 3 ) ( 5 ) ( 7 ) ( 4 ) ( 6 ) ( 8 ) ( 9 ) ( 10 ) ( 11 )
Pagina 327
Overbelichtingswaarschuwing Als de opname-informatie wordt weergegeven, worden de overbelichte en uitgeknipte hooglichten knipperend weergegeven. Voor een beter resultaat in de knipperende gedeelten waarvoor u de gradatie waarheidsgetrouw wilt reproduceren, stelt u de belichtingscorrectie in op een negatieve waarde en maakt u de foto opnieuw. Histogram Het helderheidshistogram toont de verdeling van het belichtingsniveau en de algehele helderheid.
Pagina 328
Opnamen naverwerken Nadat u een foto heeft gemaakt, kunt u een filtereffect toepassen, het formaat van het JPEG-beeld wijzigen (het aantal pixels verkleinen) of het JPEG-beeld bijsnijden. De camera kan mogelijk geen opnamen verwerken die zijn gemaakt met een andere camera. Wanneer de camera met de interfacekabel op een computer is aangesloten, kunt u geen beelden naverwerken op de manier die in dit hoofdstuk wordt beschreven.
Pagina 329
Creatieve filtereffecten toepassen U kunt de volgende creatieve filters op een opname toepassen en deze vervolgens als een nieuwe opname opslaan: Korrelig Z/W, Soft focus, Fisheye-effect, Effect kunst opvallend, Aquareleffect, Speelgoedcamera- effect en Miniature effect (Miniatuureffect). Selecteer [Creatieve filters]. Selecteer op het tabblad [x] de optie [Creatieve filters] en druk vervolgens op <0>.
Pagina 330
Sla de opname op. Selecteer [OK] om de opname op te slaan. Controleer de bestemmingsmap en het beeldbestandsnummer en selecteer [OK]. Als u het filter op nog een opname wilt toepassen, herhaalt u stap 2 t/m 5. Wanneer u RAW+JPEG-opnamen maakt, wordt het creatieve filter toegepast op de RAW-opname en wordt de opname opgeslagen als JPEG-bestand.
Pagina 331
Z Aquareleffect Hiermee ziet de foto eruit als een aquarel met zachte kleuren. U kunt de intensiteit van de kleur wijzigen door het filtereffect aan te passen. Het kan zijn dat nachtopnamen of donkere scènes niet vloeiend, maar onregelmatig of met aanzienlijke ruis worden weergegeven. H Speelgoedcamera-effect Hiermee worden de hoeken van de foto donkerder en wordt een unieke kleurtoon toegepast, waardoor het lijkt alsof de foto met een...
Pagina 332
Uw favoriete effecten toepassen (Creatieve hulp) U kunt RAW-opnamen verwerken door uw voorkeurseffecten toe te passen en deze op te slaan als JPEG-bestanden. Selecteer [Creatieve hulp]. Selecteer op het tabblad [3] de optie [Creatieve hulp] en druk vervolgens op <0>. Selecteer een opname.
Pagina 333
U kunt effecten zoals [Helderheid] of [Contrast] selecteren door op <0> te drukken en vervolgens op de toetsen <Y> <Z> te drukken. Druk op <0> wanneer de aanpassing is voltooid. Druk op de knop <A> om het effect te resetten. Druk op de knop <S>...
Pagina 334
Rode-Ogen Correctie Corrigeert beelden met rode ogen automatisch. U kunt het gecorrigeerde beeld opslaan als afzonderlijk bestand. Kies [Rode-Ogen Corr.]. Selecteer op het tabblad [3] de optie [Rode-Ogen Corr.] en druk vervolgens op <0>. Selecteer een opname. Druk op de toetsen <Y> <Z> om de opname te selecteren.
Pagina 335
Videosnapshotalbums bewerken Selecteer [Album maken]. Selecteer op het tabblad [3] de optie [Album maken] en druk vervolgens op <0>. Selecteer een album om te bewerken. Druk op <0> om een vinkje toe te voegen [X]. Druk op de knop <M> na de selectie. Selecteer [OK].
Pagina 336
Optie Omschrijving Druk op de pijltjestoetsen <Y> en <Z> om de videosnapshot te selecteren die u wilt T Volgorde videosnapshots verplaatsen en druk vervolgens op <0>. Druk op wijzigen de pijltjestoetsen <Y> en <Z> om de snapshot te verplaatsen en druk vervolgens op <0>. Druk op de pijltjestoetsen <Y>...
Pagina 337
De achtergrondmuziek selecteren Albums en diavoorstellingen kunnen met achtergrondmuziek worden afgespeeld zodra u de muziek naar de kaart kopieert met behulp van EOS Utility (EOS-software). Selecteer [Achtergrondmuziek]. Stel [Achtergrondmuziek] in op [Inschakelen]. Selecteer de achtergrondmuziek. Gebruik de pijltjestoetsen <W> <X> om de muziek te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Pagina 338
Het formaat van JPEG-beelden wijzigen U kunt het formaat van een JPEG-beeld wijzigen om het aantal pixels te reduceren en u kunt de opname vervolgens als nieuw bestand opslaan. Het is alleen bij JPEG 3, 4 en a beelden mogelijk om het formaat te wijzigen. Het formaat van JPEGb- en RAW-beelden kan niet worden gewijzigd.
Pagina 339
Opties voor formaatwijziging op basis van de originele beeldkwaliteit Beschikbare instellingen voor wijziging formaat Originele beeldkwaliteit Beelden kunnen enigszins worden bijgesneden, afhankelijk van de combinatie van formaatswijziging en aspect ratio.
Pagina 340
JPEG-opnamen bijsnijden U kunt een JPEG-opname bijsnijden en deze opslaan als een andere opname. Het is alleen bij JPEG-opnamen mogelijk om een opname bij te snijden. Beelden genomen in RAW kunnen niet worden bijgesneden. Selecteer [Trimmen]. Selecteer op het tabblad [x] de optie [Trimmen] en druk vervolgens op <0>.
Pagina 341
De aspect ratio van het bijsnijdkader wijzigen Draai aan het hoofdinstelwiel <6> om [ ] te selecteren. Iedere keer dat u op <0> drukt, wordt de aspect ratio van het bijsnijdkader gewijzigd. Hiermee kunt u het beeld dat is gemaakt in horizontale stand zodanig bijsnijden dat het lijkt alsof deze is gemaakt in verticale stand.
Pagina 342
De positie en grootte van het bijsnijdkader kan veranderen, afhankelijk van de hoek ingesteld voor de kantelcorrectie. Zodra een bijgesneden opname is opgeslagen, kan deze niet opnieuw worden bijgesneden. Bovendien kunt u niet het formaat van een bijgesneden opname wijzigen en kunt u er geen creatief filter op toepassen. Gegevens over de AF-puntweergave (= 323) en stofwisdata (= 274) worden niet toegevoegd aan de bijgesneden opnamen.
Pagina 343
Het beginbeeld opgeven voor als de weergave begint U kunt opgeven welk beeld het eerste wordt weergegeven als u de weergave van beelden start. Selecteer [Vanaf laatst gez.]. Selecteer op het tabblad [3] de optie [Vanaf laatst gez.] en druk vervolgens op <0>.
Pagina 344
Draadloze functies In dit hoofdstuk is beschreven hoe u de camera draadloos met een smartphone verbindt via Bluetooth of Wi-Fi en hoe ® ® u beelden naar apparaten of webservices verzendt. Ook wordt uitgelegd hoe u de camera bedient met een computer of draadloze afstandsbediening.
Pagina 345
Zorg bij het gebruik van draadloze communicatiefuncties voor adequate beveiliging, naar uw eigen inzicht en op uw eigen risico. Canon is niet aansprakelijk voor eventueel verlies of schade als gevolg van onbevoegde...
Pagina 346
Tabbladmenu: tabblad Wireless = 347 = 416 = 417 = 418 = 419 = 425 Draadloze communicatie is niet beschikbaar als de camera via een interfacekabel is aangesloten op een computer of een ander apparaat. Andere apparaten, zoals computers, kunnen niet worden gebruikt met de camera door ze met een interfacekabel aan te sluiten terwijl de camera via Wi-Fi met apparaten is verbonden.
Pagina 347
Selectie van Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding Selecteer [Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer op het tabblad [k] de optie [Wi-Fi-/Bluetooth-verbinding] en druk vervolgens op <0>. Selecteer een item waarmee de camera verbinding moet maken. (1) q Communiceren met een smartphone (= 349) Bedien de camera op afstand en blader door beelden op de camera via een Wi-Fi-verbinding met behulp van de speciale app Camera Connect op smartphones en tablets (waarnaar gezamenlijk wordt verwezen als “smartphones”...
Pagina 348
(4) R Beelden naar een webservice verzenden (= 391) Deel beelden met vrienden of familie op sociale media of op CANON iMAGE GATEWAY, de online fotodienst voor klanten van Canon. U kunt zich gratis registreren voor deze dienst. (5) FVerbinden met een draadloze afstandsbediening...
Pagina 349
Verbinding maken met een smartphone U kunt het volgende doen wanneer u de camera koppelt aan een smartphone die BLE-technologie (Bluetooth Low Energy) ondersteunt (hierna “Bluetooth”). Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen via alleen de smartphone (= 351). Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen met de camera, ook als deze is uitgeschakeld (= 356).
Pagina 350
Camera Connect installeren op een smartphone De specifieke app Camera Connect (gratis) moet zijn geïnstalleerd op de smartphone waarop Android of iOS is geïnstalleerd. Gebruik de nieuwste versie van het besturingssysteem van de smartphone. Camera Connect kan worden geïnstalleerd via Google Play of de App Store.
Pagina 351
Verbinden met een smartphone met Bluetooth- ondersteuning via Wi-Fi Stappen op de camera (1) Selecteer [Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer op het tabblad [k] de optie [Wi-Fi-/Bluetooth-verbinding] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [qVerbinden met smartphone]. Selecteer [Voeg apparaat v. verbinding toe]. Selecteer een item.
Pagina 352
Selecteer [Koppelen via Bluetooth]. Druk op <0> om het koppelen te starten. Als u de camera met een andere smartphone wilt verbinden wanneer u al eerder een smartphone hebt verbonden, selecteert u [OK] in het scherm aan de linkerkant en drukt u vervolgens op <0>. Stappen op de smartphone (1) Start Camera Connect.
Pagina 353
Stappen op de camera (2) Selecteer [OK] en druk op <0>. Druk op <0>. Het koppelen is nu voltooid en de camera is via Bluetooth verbonden met de smartphone. Een Bluetooth-pictogram verschijnt op het hoofdscherm van Camera Connect. De camera kan niet via Bluetooth met twee of meer apparaten tegelijkertijd worden verbonden.
Pagina 354
Stappen op de smartphone (2) Selecteer en tik op een Camera Connect-functie. Tik in iOS op de optie [Verbind] als u wordt gevraagd de verbinding met de camera te bevestigen. Zie = 355 voor de Camera Connect- functies. Als een Wi-Fi-verbinding tot stand is gekomen verschijnt het scherm voor de geselecteerde functie.
Pagina 355
Functies van Camera Connect Beelden op camera U kunt beelden bekijken, verwijderen en classificeren. Beelden kunnen op een smartphone worden opgeslagen. Op afstand Live View-opnamen maken Biedt de mogelijk op afstand opnamen te maken terwijl u live op de smartphone kijkt. Auto transfer (Automatische overdracht) Schakelt aanpassing van instellingen voor camera en app in om automatisch opnamen naar een smartphone te sturen tijdens het...
Pagina 356
Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen als de camera is uitgeschakeld Ook als de aan-uitschakelaar van de camera op <2> staat, kunt u met de smartphone verbinding maken via Wi-Fi, mits de camera via Bluetooth aan een smartphone is gekoppeld. Selecteer [Inst. v. Bluetooth]. Selecteer op het tabblad [k] de optie [Inst.
Pagina 357
Het koppelen annuleren U kunt als volgt annuleren dat de smartphone wordt gekoppeld. Selecteer [Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer op het tabblad [k] de optie [Wi-Fi-/Bluetooth-verbinding] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [qVerbinden met smartphone]. Als de geschiedenis (= 413) wordt weergegeven, wisselt u het scherm met de pijltjestoetsen <Y>...
Pagina 358
Selecteer [Verbindingsinformatie verwijd.]. Selecteer [OK] en druk op <0>. Wis de camera-informatie op de smartphone. In het menu met Bluetooth-instellingen van de smartphone wist u de camera- informatie die op de smartphone is geregistreerd.
Pagina 359
Wi-Fi-verbinding zonder gebruik van Bluetooth Stappen op de camera (1) Selecteer [Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer op het tabblad [k] de optie [Wi-Fi-/Bluetooth-verbinding] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [qVerbinden met smartphone]. Als de geschiedenis (= 413) wordt weergegeven, wisselt u het scherm met de pijltjestoetsen <Y>...
Pagina 360
Selecteer [Verbinden via Wi-Fi]. ( 1 ) Controleer de SSID (netwerknaam) en het wachtwoord. Controleer de combinatie van SSID (1) en wachtwoord (2) die op het LCD-scherm van de camera wordt weergegeven. Als u in [k: Instellingen Wi-Fi] de optie [Wachtwoord] op [Geen] instelt, ( 2 ) wordt het wachtwoord niet weergegeven of is het niet vereist (= 416).
Pagina 361
Stappen op de camera (2) Selecteer [OK]. Druk op de knop <B> om het aantal beelden dat kan worden bekeken te selecteren. Zie stap 5 op = 371 voor aanwijzingen over hoe deze in te stellen. Het hoofdvenster van Camera Connect wordt weergegeven op de smartphone.
Pagina 362
Automatische beeldoverdracht tijdens opname Uw opnamen kunnen automatisch worden verzonden naar een smartphone. Voordat u deze stappen doorloopt, dient u ervoor te zorgen dat de camera en de smartphone met elkaar verbonden zijn via Wi-Fi. Selecteer [Instellingen Wi-Fi]. Selecteer op het tabblad [k] de optie [Instellingen Wi-Fi] en druk vervolgens op <0>.
Pagina 363
Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden U kunt de camera gebruiken om beelden naar een smartphone te versturen die is gekoppeld via Bluetooth (alleen Android-apparaten) of via Wi-Fi. Geef de opname weer. Druk op de knop <Q>. Selecteer [q]. Als u deze stap uitvoert terwijl u verbonden bent via Bluetooth, wordt een bericht weergegeven en schakelt...
Pagina 364
(1) Afzonderlijke beelden verzenden Selecteer een beeld dat u wilt verzenden. Druk op de toetsen <Y> <Z> om de opname te selecteren die u wilt verzenden en druk vervolgens op <0>. Wanneer u op de knop <I> drukt, kunt u overschakelen op de indexweergave en een opname selecteren.
Pagina 365
Selecteer de opnamen die u wilt verzenden. Druk op de toetsen <Y> <Z> om opnamen te selecteren die u wilt verzenden en druk vervolgens op <0>. U kunt op de knop <I> drukken om de opnamen in de weergave met drie beelden te kiezen.
Pagina 366
(3) Een opgegeven bereik aan beelden verzenden Druk op <0>. Selecteer [Reeks verzend.]. Geef het bereik van de beelden op. Selecteer het eerste beeld (beginpunt). Selecteer het laatste beeld (eindpunt). Herhaal deze stap om de selectie op te heffen. U kunt op de knop <I> drukken om het aantal beelden dat wordt weergegeven in de indexdisplay te wijzigen.
Pagina 367
Selecteer [Verzend.]. (4) Alle beelden op de kaart verzenden Druk op <0>. Selecteer [Alle op krt vrz.]. Selecteer [Te verz. formaat]. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat. Bij het verzenden van movies selecteert u de opnamekwaliteit in [Te verz. kwalit.].
Pagina 368
(5) Beelden verzenden die aan de zoekcriteria voldoen Verzend alle beelden tegelijk die aan de zoekcriteria voldoen zoals ingesteld in [Beeldzoekvoork. instellen]. Raadpleeg “Opnamen filteren voor weergave” (= 291) voor [Beeldzoekvoork. instellen]. Druk op <0>. Selecteer [Alle gev. vrz.]. Selecteer [Te verz. formaat]. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat.
Pagina 369
Beeldoverdracht beëindigen Opnamen overbrengen van de camera indien gekoppeld via Bluetooth (Android) Druk op de knop <M> op het scherm voor beeldoverdracht. Selecteer [OK] op het scherm links om de beeldoverdracht te beëindigen en de Wi-Fi-verbinding te sluiten. Beelden van de camera via een Wi-Fi-verbinding verzenden Druk op de knop <M>...
Pagina 370
Wi-Fi-verbindingen verbreken Voer een van de volgende handelingen uit. Tik op het scherm Camera Connect op [ ]. Selecteer op het scherm [qWi-Fi aan] de optie [Verbr., afs.]. Als [qWi-Fi aan] niet wordt weergegeven, selecteert u [Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding] op het tabblad [k]. Selecteer [Verbr., afs.] en selecteer vervolgens [OK] in het bevestigingsdialoogvenster.
Pagina 371
Selecteer een smartphone. Selecteer de naam van de smartphone waarop u de beelden zichtbaar wilt maken. Selecteer [Weerg. beelden]. Selecteer een item. Selecteer [OK] om het instelscherm te openen. [Alle beelden] Alle opnamen op de geheugenkaart kunnen worden weergegeven. [Beelden v. afgelopen dagen] Geef op basis van de datum aan welke beelden kunnen worden bekeken.
Pagina 372
[Selecteer op classificatie] Specificeer welke beelden kunnen worden bekeken op basis van de (al dan niet) toegekende classificatie of het type classificatie. Nadat u het type classificatie hebt geselecteerd, worden de beelden die kunnen worden bekeken ingesteld. [Bestandsnummerreeks] (Select. reeks) Selecteer het eerste en laatste beeld dat kan worden bekeken van de reeks opnamen die op bestandsnummer zijn gesorteerd.
Pagina 373
Als de Wi-Fi-verbinding wordt verbroken terwijl u op afstand een movie opneemt, gebeurt het volgende. Als de aan-uitschakelaar is ingesteld op <k>, worden movie-opnamen voortgezet. Als de aan-uitschakelaar is ingesteld op <1>, worden movie-opnamen gestopt. Als de aan-uitschakelaar is ingesteld op <1> en de camera is ingesteld op de movie-opnamemodus met Camera Connect, kunt u de camera niet bedienen om te filmen.
Pagina 374
Verbinden met een computer via Wi-Fi In deze sectie wordt beschreven hoe u de camera via Wi-Fi met een computer verbindt en hoe u de camera bedient met EOS-software of andere speciale software. Installeer de laatste versie van software op de computer voordat u een Wi-Fi-verbinding instelt.
Pagina 375
( 1 ) Controleer de SSID (netwerknaam) en het wachtwoord. Controleer de combinatie van SSID (1) en wachtwoord (2) die op het LCD-scherm van de camera wordt weergegeven. Als u in [k: Instellingen Wi-Fi] de optie [Wachtwoord] op [Geen] instelt, ( 2 ) wordt het wachtwoord niet weergegeven of is het niet vereist.
Pagina 376
Stappen op de camera (2) Selecteer [OK]. Het volgende bericht wordt weergegeven. “******” staat voor de laatste zes cijfers van het MAC-adres van de camera waarmee u verbinding maakt. Stappen op de computer (2) Start de EOS Utility. Klik in EOS Utility op [Pairing over Wi-Fi/LAN / Koppelen via Wi-Fi/LAN].
Pagina 377
Stappen op de camera (3) Breng een Wi-Fi-verbinding tot stand. Selecteer [OK]. Het scherm [DWi-Fi aan] Verbreken, afsluiten Verbreekt de Wi-Fi-verbinding. Bevestig instellingen. U kunt de instellingen controleren. Foutdetails Als een Wi-Fi-verbindingsfout optreedt, kunt u de details van de fout controleren. De Wi-Fi-verbinding met een computer is nu voltooid.
Pagina 378
Beelden op de camera automatisch verzenden Met de speciale software Image Transfer Utility 2 kunt u beelden van de camera automatisch naar een computer verzenden. Stappen op de computer (1) Maak verbinding met de computer en een access point en start Image Transfer Utility 2.
Pagina 379
Selecteer [OK]. Maak verbinding met een access point via Wi-Fi. Breng een Wi-Fi-verbinding tot stand tussen de camera en het access point waarmee de computer is verbonden. Zie “Wi-Fi-verbinding via Access Points” (= 405) voor verbindingsinstructies. Selecteer de computer waarmee de camera moet worden gekoppeld.
Pagina 380
Stappen op de camera (2) Selecteer [Blden aut. n. computer verz.]. Selecteer op het tabblad [k] de optie [Instellingen Wi-Fi] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [Blden aut. n. computer verz.]. Selecteer [Beeldverzendingsopties]. Selecteer de opnamen die u wilt verzenden. Als u [Gesel.
Pagina 381
Verbinden met een printer via Wi-Fi In dit gedeelte wordt beschreven hoe u beelden kunt printen door de camera rechtstreeks te verbinden met een printer die PictBridge (Wireless LAN) via Wi-Fi ondersteunt. Raadpleeg de handleiding van de printer voor de gebruiksaanwijzingen voor de printer. Selecteer [Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding].
Pagina 382
Installeer de printer. Selecteer in het Wi-Fi-instellingenmenu van de printer de SSID die u hebt gemarkeerd. Voer als wachtwoord het in stap 4 gecontroleerde wachtwoord in. Selecteer de printer. Selecteer in de lijst met gedetecteerde printers de gewenste printer voor een Wi-Fi-verbinding.
Pagina 383
Beelden printen Afzonderlijke beelden printen Selecteer de opname die u wilt afdrukken. Druk op de toetsen <Y> <Z> om de opname te selecteren die u wilt printen en druk vervolgens op <0>. Wanneer u op de knop <I> drukt, kunt u overschakelen op de indexweergave en een opname selecteren.
Pagina 384
Printen op basis van opgegeven opties voor beelden Druk op <0>. Selecteer [Printopties]. Stel de gewenste printopties in. Raadpleeg “Digital Print Order Format (DPOF)” (= 316) voor de procedures voor printinstellingen. Als de printopties zijn voltooid voordat u de Wi-Fi-verbinding tot stand hebt gebracht, gaat u naar stap 4.
Pagina 385
Het maken van opnamen is niet mogelijk wanneer via Wi-Fi verbinding is gemaakt met een printer. U kunt movies niet afdrukken. Vergeet niet het papierformaat in te stellen voordat u gaat printen. Bepaalde printers kunnen het bestandsnummer mogelijk niet printen. Als [Randen] is ingesteld, is het mogelijk dat de datum op de rand wordt geprint.
Pagina 386
Afdrukinstellingen De schermweergave en instellingsopties verschillen per printer. Sommige instellingen zijn mogelijk niet beschikbaar. Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie. Scherm met printinstellingen ( 1 ) ( 1 ) ( 2 ) ( 3 ) ( 4 ) ( 5 ) ( 6 ) ( 8 )
Pagina 387
[Q] Het papierformaat instellen Selecteer het formaat van het papier in de printer. [Y] Het papiertype instellen Selecteer het type papier in de printer. [U] De pagina-indeling instellen Selecteer de pagina-indeling. Als de aspect ratio van de opname afwijkt van de aspect ratio van het printpapier, kan de opname aanzienlijk worden bijgesneden door de opname zonder randen af te drukken.
Pagina 388
Het afdrukken van de datum en het bestandsnummer instellen Selecteer [I]. Selecteer wat u wilt afdrukken. De afdrukeffecten instellen (Beeld optimaliseren) Selecteer [E]. Selecteer afdrukeffecten. Als u de opname-informatie van een beeld dat is gemaakt bij een uitgebreide ISO-snelheid (H) mee laat afdrukken, wordt mogelijk niet de juiste ISO-snelheid afgedrukt.
Pagina 389
De opname bijsnijden Stel bijsnijden in vlak voordat u afdrukt. Als u andere afdrukinstellingen wijzigt nadat u beelden hebt bijgesneden, moet u de beelden mogelijk opnieuw bijsnijden. Selecteer [Trimmen] in het scherm met printinstellingen. Stel de grootte, positie en aspect ratio van het bijsnijdkader in. Het beeldgebied dat binnen het bijsnijdkader valt, wordt afgedrukt.
Pagina 390
Afhankelijk van de printer is het mogelijk dat het bijgesneden beeldgebied niet wordt afgedrukt zoals u hebt opgegeven. De verlaging van de resolutie waarmee opnamen worden afedrukt neemt toe naarmate het bijsnijdkader kleiner wordt. Printerproblemen oplossen Als het afdrukken niet wordt hervat nadat u een printerfout hebt opgelost (geen inkt, geen papier, enzovoort) en [Doorgaan] hebt geselecteerd, gebruik dan de knoppen op de printer.
Pagina 391
CANON iMAGE GATEWAY en andere webservices in te voeren. Ga naar de CANON iMAGE GATEWAY website voor details over versies van browsers (zoals Microsoft Internet Explorer) en instellingen die nodig zijn voor de toegang tot CANON iMAGE GATEWAY.
Pagina 392
CANON iMAGE GATEWAY registreren Koppel de camera en CANON iMAGE GATEWAY door CANON iMAGE GATEWAY als bestemmingswebservice toe te voegen op de camera. U moet een e-mailadres invoeren dat u op uw computer of smartphone gebruikt. Stappen op de camera (1) Selecteer [Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding].
Pagina 393
Voer uw e-mailadres in. Voer uw e-mailadres in en selecteer [OK]. Voer een viercijferig nummer in. Voer een zelfgekozen viercijferig nummer in en selecteer [OK]. Selecteer [OK]. Het pictogram [R] verandert in [...
Pagina 394
Open de pagina in het meldingsbericht. Volg de instructies op de pagina met instellingen voor het koppelen van de camera om de instellingen te voltooien. Stappen op de camera (2) Voeg CANON iMAGE GATEWAY als bestemming toe. Selecteer [ CANON iMAGE GATEWAY is nu toegevoegd.
Pagina 395
Andere webservices registreren Stappen op de computer of smartphone Stel de webservice in die u wilt gebruiken. Ga naar de CANON iMAGE GATEWAY- website en open de instellingenpagina voor de camera webkoppeling. Volg de instructies op het scherm om de instellingen voor de webservices te voltooien die u wilt gebruiken.
Pagina 396
Opnamen overbrengen U kunt beelden met uw familie en vrienden delen door deze vanaf de camera naar een op de camera geregistreerde webservice te sturen of door koppelingen van de online albums te verzenden. Verbinden met webservices via Wi-Fi Selecteer [Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding].
Pagina 397
Afzonderlijke beelden verzenden Selecteer een beeld dat u wilt verzenden. Druk op de toetsen <Y> <Z> om de opname te selecteren die u wilt verzenden en druk vervolgens op <0>. Wanneer u op de knop <I> drukt, kunt u overschakelen op de indexweergave en een opname selecteren.
Pagina 398
Meerdere geselecteerde beelden verzenden Druk op <0>. Selecteer [Gesel. verz.]. Selecteer de opnamen die u wilt verzenden. Druk op de toetsen <Y> <Z> om de opname te selecteren die u wilt verzenden en druk vervolgens op <0>. Druk op de knop <I> om beelden te selecteren uit een weergave van drie beelden.
Pagina 399
Selecteer [Te verz. formaat]. Wanneer YouTube als bestemming is geselecteerd, wordt [Te verz. formaat] niet weergegeven. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat. Selecteer [Verzend.]. Selecteer [OK] op het scherm nadat de afbeeldingen zijn verzonden om de Wi-Fi-verbinding af te sluiten. Wanneer het scherm met de [Gebruiksvoorwaarden] wordt weergegeven, leest u het bericht...
Pagina 400
Een opgegeven bereik aan beelden verzenden Geef het bereik op van beelden om alle beelden binnen dit bereik in een keer te verzenden. Druk op <0>. Selecteer [Reeks verzend.]. Geef het bereik van de beelden op. Selecteer het eerste beeld (beginpunt). Selecteer het laatste beeld (eindpunt).
Pagina 401
Selecteer [Verzend.]. Selecteer [OK] op het scherm nadat de afbeeldingen zijn verzonden om de Wi-Fi-verbinding af te sluiten. Wanneer het scherm met de [Gebruiksvoorwaarden] wordt weergegeven, leest u het bericht zorgvuldig en selecteert u [Akkoord]. Gebruik de toetsen <W> <X> om door het scherm te bladeren.
Pagina 402
Selecteer [Te verz. formaat]. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat. Selecteer [Verzend.]. Selecteer [OK] op het scherm nadat de afbeeldingen zijn verzonden om de Wi-Fi-verbinding af te sluiten. Wanneer het scherm met de [Gebruiksvoorwaarden] wordt weergegeven, leest u het bericht zorgvuldig en selecteert u [Akkoord].
Pagina 403
Beelden verzenden die aan de zoekcriteria voldoen Verzend alle beelden tegelijk die aan de zoekcriteria voldoen zoals ingesteld in [Beeldzoekvoork. instellen]. Raadpleeg “Opnamen filteren voor weergave” (= 291) voor [Beeldzoekvoork. instellen]. Druk op <0>. Selecteer [Alle gev. vrz.]. Selecteer [Te verz. formaat]. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat.
Pagina 404
Als een Wi-Fi-verbinding met een webservice actief is, kan geen foto worden genomen, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. Wanneer u een beeld naar een andere webservice dan CANON iMAGE GATEWAY verzendt, wordt soms een verzendfoutmelding niet weergegeven, zelfs niet wanneer het verzenden van de webservice is mislukt.
Pagina 405
Wi-Fi-verbinding via Access Points In dit gedeelte wordt het aansluiten bij een Wi-Fi-netwerk via een access point dat compatibel met WPS (PBC-modus): beschreven. Controleer eerst de locatie van de WPS-knop en hoe lang u deze moet indrukken. Het kan circa een minuut duren om een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen. Selecteer [Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding].
Pagina 406
Selecteer [Ander netwerk]. Weergegeven wanneer [q], [D] of [l] is geselecteerd. Selecteer [Verbind via WPS]. Voor [Camera access point modus] dat wordt weergegeven in stap 5 raadpleegt u = 408. Selecteer [WPS (PBC-modus)]. Selecteer [OK]. Maak verbinding met een access point via Wi-Fi.
Pagina 407
Ga naar stap 8 op = 360. [DAfstandsbedien. (EOS Utility)] Ga naar stap 7 of 8 op = 376. [lAfdrukken van Wi-Fi-printer] Ga naar stap 6 op = 382. CANON iMAGE GATEWAY registreren Ga naar stap 5 op = 393.
Pagina 408
Scherm Verzenden naar Afhankelijk van de webservice kan een scherm verschijnen waarin u een bestemming selecteert. Het registreren van bestemmingen of het opgeven van instellingen dient op een computer te gebeuren. Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding voor meer informatie. Het scherm [Verzenden naar] wordt mogelijk weergegeven.
Pagina 409
Selecteer een item. Selecteer een item om het scherm voor numerieke invoer te openen. Selecteer [Gebr.] om een gateway te gebruiken en selecteer [Adres]. Voer de gewenste waarden in. Draai aan het hoofdinstelwiel <6> om de invoerpositie in het bovenste gedeelte te verplaatsen en druk op de toetsen <Y>...
Pagina 410
Verbinding maken met een draadloze afstandsbediening Deze camera kan ook via Bluetooth worden verbonden met de draadloze afstandsbediening BR-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar) voor opnamen maken met de afstandsbediening (= 463). Selecteer [Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer op het tabblad [k] de optie [Wi-Fi-/Bluetooth-verbinding] en druk vervolgens op <0>.
Pagina 411
Schakel het maken van opnamen met de afstandsbediening in. Stel [Transportmodus] op het tabblad Foto-opnamen [z] in op [Q] (= 112). Selecteer bij [Afst.bediening] op het Movie-opname tabblad [z] de optie [Inschakelen]. Raadpleeg de instructiehandleiding voor BR-E1 voor informatie over handelingen na het voltooien van de koppeling.
Pagina 412
Koppeling annuleren Wis de verbindingsinformatie van de op dit moment verbonden afstandsbediening als u met een andere BR-E1 wilt koppelen. Selecteer [Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer op het tabblad [k] de optie [Wi-Fi-/Bluetooth-verbinding] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [F Verb. m. draadl. afstandsb.].
Pagina 413
Opnieuw verbinden via Wi-Fi Ga als volgt te werk om opnieuw verbinding te maken met apparaten of webservices met geregistreerde verbindingsinstellingen. Selecteer [Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer op het tabblad [k] de optie [Wi-Fi-/Bluetooth-verbinding] en druk vervolgens op <0>. Selecteer een item. Selecteer in de weergegeven historie het item waarmee u via Wi-Fi verbinding wilt maken.
Pagina 414
[l] Printer Als het doel van de verbinding van de printer is gewijzigd, herstelt u deze om via Wi-Fi verbinding te kunnen maken met de camera of hetzelfde access point als de camera. Als de camera rechtstreeks via Wi-Fi wordt verbonden met een printer, wordt “_Canon0A”...
Pagina 415
Meerdere verbindingsinstellingen vastleggen U kunt maximaal 10 verbindingsinstellingen voor de draadloze communicatiefuncties vastleggen. Selecteer [Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer op het tabblad [k] de optie [Wi-Fi-/Bluetooth-verbinding] en druk vervolgens op <0>. Selecteer een item. Als de geschiedenis (= 413) wordt weergegeven, wisselt u het scherm met de pijltjestoetsen <Y>...
Pagina 416
Wi-Fi-instellingen Selecteer [Instellingen Wi-Fi]. Selecteer op het tabblad [k] de optie [Instellingen Wi-Fi] en druk vervolgens op <0>. Selecteer een item. Wi-Fi Als het gebruik van elektronische en draadloze apparaten is verboden, zoals in een vliegtuig of ziekenhuis, stelt u deze optie in op [Uitschakelen]. Wachtwoord Stel in op [Geen] om een Wi-Fi-verbinding zonder wachtwoord te kunnen opzetten (behalve wanneer via Wi-Fi verbinding wordt gemaakt...
Pagina 417
Bluetooth-instellingen Kies [Inst. v. Bluetooth]. Selecteer op het tabblad [k] de optie [Inst. v. Bluetooth] en druk vervolgens op <0>. Selecteer een item. Bluetooth Selecteer [Uitschakelen] als u de Bluetooth-functie niet gebruikt. Verbindingsinformatie controleren U kunt de naam en de communicatiestatus van het gekoppelde apparaat controleren.
Pagina 418
De bijnaam wijzigen U kunt de bijnaam van de camera (die wordt weergegeven op smartphones en andere camera’s) zo nodig wijzigen. Kies [Bijnaam]. Selecteer op het tabblad [k] de optie [Bijnaam] en druk vervolgens op <0>. Voer tekst in met het virtuele toetsenbord (= 427).
Pagina 419
Werk de firmware van de GP-E2 bij naar versie 2.0.0 of hoger. Voor het bijwerken van firmware is een interfacekabel nodig. Raadpleeg de website van Canon voor meer informatie over het bijwerken van de firmware van GP-E2. De kabel kan niet worden gebruikt om de camera met de GP-E2 te verbinden.
Pagina 420
Smartphone Voltooi deze instellingen nadat u de specifieke Camera Connect-app (= 350) hebt geïnstalleerd op de smartphone. Schakel de functie voor locatie- informatie van de smartphone in. Maak verbinding met Bluetooth. Breng via Bluetooth verbinding tot stand tussen de camera en een smartphone (= 351).
Pagina 421
Weergave GPS-verbinding U kunt de status van de verkregen locatie-informatie op de smartphone bekijken op het GPS-verbindingspictogram op de schermen voor foto’s of movie-opnamen (respectievelijk = 184 en = 223). Grijs: locatiediensten zijn uitgeschakeld. Knipperend: locatie-informatie kan niet worden opgehaald. Aan: locatie-informatie opgehaald.
Pagina 422
De smartphone kan locatie-informatie alleen ophalen wanneer de camera is aangesloten op een smartphone via Bluetooth. Route-informatie wordt niet opgehaald. De opgehaalde locatie-informatie is mogelijk niet nauwkeurig afhankelijk van de reisomstandigheden en de status van de smartphone. Het kan even duren voordat locatie-informatie is opgehaald van de smartphone nadat de camera is ingeschakeld.
Pagina 423
Verbindingsinstellingen wijzigen of verwijderen Als u verbindingsinstellingen wilt wijzigen of verwijderen, verbreekt u eerst de Wi-Fi-verbinding. Selecteer [Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer op het tabblad [k] de optie [Wi-Fi-/Bluetooth-verbinding] en druk vervolgens op <0>. Selecteer een item. Als de geschiedenis (= 413) wordt weergegeven, wisselt u het scherm met de pijltjestoetsen <Y>...
Pagina 424
De instellingen worden onder op het scherm weergegeven. Verbindingsinformatie verwijderen Bij het verwijderen van verbindingsinformatie voor een gekoppelde smartphone verwijdert u ook de camera-informatie die op de smartphone is geregistreerd (= 357). Ga voor webservices naar de CANON iMAGE GATEWAY-website om de verbindingsinstellingen te wissen.
Pagina 425
Standaardinstellingen voor draadloze communicatie-instellingen herstellen Alle draadloze communicatie-instellingen kunnen worden gewist. Door de draadloze communicatie-instellingen te wissen, kunt u voorkomen dat de informatie wordt weergegeven wanneer u de camera uitleent of weggeeft. Selecteer [Wis instellingen v. draadloos]. Selecteer op het tabblad [k] de optie [Wis instellingen v.
Pagina 426
Scherm Info bekijken U kunt de details van foutmeldingen en het MAC-adres van de camera controleren. Selecteer [Wi-Fi-/Bluetooth- verbinding]. Selecteer op het tabblad [k] de optie [Wi-Fi-/Bluetooth-verbinding] en druk vervolgens op <0>. Druk op de knop <B>. Het scherm [Info bekijken] wordt weergegeven.
Pagina 427
Het virtuele toetsenbord gebruiken (1) Invoergebied, voor het invoeren van (5) Van input-modus wisselen tekst (2) Cursortoetsen, voor verplaatsingen (6) Spatie binnen het invoergebied (3) Huidig aantal tekens/beschikbaar (7) Een teken verwijderen in het aantal invoergebied (4) Toetsenbord (8) Tekstinvoer voltooien Druk op de pijltjestoetsen <V>...
Pagina 428
Reageren op foutmeldingen Wanneer een fout optreedt, kunt u op een van de volgende manieren meer informatie over de fout weergeven. Verhelp vervolgens de oorzaak van de fout aan de hand van de voorbeelden in dit hoofdstuk. Druk op het scherm [Info bekijken] op <0> (= 426). Selecteer [Foutdetails] op het scherm [Wi-Fi aan].
Pagina 429
11: Verbindingsdoel niet gevonden Kunt u controleren of in het geval van [q] Camera Connect wordt uitgevoerd? Maak verbinding met behulp van Camera Connect (= 360). Kunt u kijken of in het geval van [D] de EOS-software wordt uitgevoerd? Start de EOS-software en breng de verbinding opnieuw tot stand (= 376).
Pagina 430
21: Geen adres toegewezen door DHCP-server Controleren op de camera Het IP-adres op de camera is ingesteld op [Autom. instellen]. Is dit de juiste instelling? Als u geen DHCP-server gebruikt, stelt u het IP-adres op de camera in op [Handm. Instellen] en configureert u vervolgens de instellingen (= 408).
Pagina 431
22: Geen respons van DNS server Controleren op de camera Komt het IP-adres van de DNS-server op de camera overeen met het werkelijke IP-adres van de DNS-server? Stel het IP-adres in op [Handm. Instellen]. Stel vervolgens op de camera het IP-adres van de gebruikte DNS-server in (= 408, = 442). Controleren op de DNS-server Is de DNS-server ingeschakeld? Schakel de DNS-server in.
Pagina 432
23: Device met zelfde IP-adres bestaat op geselecteerd netwerk Controleren op de camera Hebben de camera en een ander apparaat dat via Wi-Fi met hetzelfde netwerk is verbonden, hetzelfde IP-adres? Wijzig het IP-adres van de camera om te voorkomen dat twee apparaten hetzelfde adres gebruiken.
Pagina 433
61: Geselecteerd SSID LAN network niet gevonden Zijn er obstakels tussen de camera en de antenne van het access point? Verplaats de antenne van het access point zo dat deze duidelijk te zien is vanaf het punt waar u de camera gebruikt (= 439). Controleren op de camera Zijn de SSID-instelling van de camera en die van het access point hetzelfde?
Pagina 434
63: Wireless LAN-verificatiefout Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat ze dezelfde verificatiemethode gebruiken? De camera ondersteunt de volgende verificatiemethoden: [Open systeem], [Shared Key] en [WPA/WPA2-PSK]. Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat ze hetzelfde wachtwoord voor de verificatie gebruiken? Bij de instelling wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters, dus controleer of u alles juist hebt ingevoerd.
Pagina 435
65: Wireless LAN-verbinding verbroken Zijn er obstakels tussen de camera en de antenne van het access point? Verplaats de antenne van het access point zo dat deze duidelijk te zien is vanaf het punt waar u de camera gebruikt (= 439). De Wi-Fi-verbinding is om een of andere reden verbroken en kan niet worden hersteld.
Pagina 436
68: Kan niet verbinden met wireless LAN-terminal. Start opnieuw. Hebt u de WPS-knop (Wi-Fi Protected Setup) op het access point lang genoeg ingedrukt? Houd de WPS-knop zo lang ingedrukt als in de instructiehandleiding van het access point is opgegeven. Probeert u verbinding te maken in de buurt van het access point? Probeer verbinding te maken wanneer beide apparaten zich binnen elkaars bereik bevinden.
Pagina 437
Is er verbinding met het netwerk? Controleer de verbindingsstatus van het netwerk. 126: Kon geen verbinding maken met server Er wordt onderhoud gepleegd aan CANON iMAGE GATEWAY of de belasting is tijdelijk geconcentreerd. Probeer later opnieuw verbinding te maken met de webservice.
Pagina 438
151: Overdracht geannuleerd Automatische beeldoverdracht naar de computer is onderbroken. Om de automatische beeldoverdracht te hervatten, zet u de aan- uitschakelaar van de camera op <2> en vervolgens op <1>. 152: Kaart schrijfbeveiligd Is het schrijfbeveiligingsschuifje van de kaart in de vergrendelde positie geplaatst? Schuif het schrijfbeveiligingsschuifje van de kaart naar de stand voor schrijven.
Pagina 439
Opmerkingen over de draadloze communicatiefunctie Als de transmissiesnelheid afneemt, de verbinding wordt verbroken of andere problemen optreden bij het gebruik van draadloze communicatie- functies, kunt u de volgende suggesties voor oplossingen proberen. Afstand tussen camera en smartphone Als de camera te ver uit de buurt is van de smartphone, wordt een Wi-Fi- verbinding mogelijk niet opgezet, zelfs als een Bluetooth-verbinding mogelijk is.
Pagina 440
Aandachtspunten bij het gebruik van meerdere camera’s Zorg ervoor dat de IP-adressen van de camera’s verschillend zijn wanneer u via Wi-Fi met meerdere camera’s verbinding maakt met één access point. Wanneer meerdere camera’s verbonden zijn met één access point via Wi-Fi, neemt de transmissiesnelheid af.
Pagina 441
Beveiliging Als de beveiligingsinstellingen niet correct zijn ingesteld, kunnen de volgende problemen optreden. Bekijken van de overdracht Derden met slechte bedoelingen kunnen de Wi-Fi-overdrachten opsporen en proberen om de gegevens op te halen die u verzendt. Ongeoorloofde netwerktoegang Derden met slechte bedoelingen kunnen ongeoorloofde toegang krijgen tot het netwerk dat u gebruikt en informatie stelen, wijzigen of vernietigen.
Pagina 442
Netwerkinstellingen controleren Windows Open de [Opdrachtprompt] van Windows, typ ipconfig/all en druk op de <Enter>-toets. Behalve het aan de computer toegewezen IP-adres, worden ook het subnetmasker, de gateway en de DNS-server getoond. Mac OS Open in Mac OS X de toepassing [Terminal], typ ifconfig -a en druk op <Return>.
Pagina 443
Status draadloze verbinding De status van de draadloze verbinding wordt weergegeven op het LCD-scherm. Scherm Snel instellen Scherm informatie- display tijdens weergave (1) Sterkte van ( 2 ) ( 1 ) ( 3 ) draadloos signaal (2) Wi-Fi-functie (3) Bluetooth-functie ( 2 ) ( 3 ) ( 1 ) LCD-scherm...
Pagina 444
Indicator Bluetooth-functie Bluetooth-functie Verbindingsstatus LCD-scherm Bluetooth verbonden Anders dan [Uitschakelen] Bluetooth niet verbonden Bluetooth niet [Uitschakelen] Niet weergegeven verbonden De status “Bluetooth verbonden” wordt weergegeven wanneer de camera via Wi-Fi is verbonden met een smartphone en tijdens de automatische overdracht van beelden naar een computer. De status “Bluetooth niet verbonden”...
Pagina 445
De camera aanpassen aan uw voorkeuren U kunt verschillende camerafuncties fijner aanpassen aan uw opnamevoorkeuren met behulp van persoonlijke voorkeuzen. Persoonlijke voorkeuzen kunnen alleen worden ingesteld en gebruikt in creatieve modi. Creatieve modi...
Pagina 446
Persoonlijke voorkeuzen instellen Selecteer [Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)]. Selecteer op het tabblad [5] de optie [Persoonlijke voorkeuze(C.Fn)] en druk vervolgens op <0>. ( 1 ) Selecteer het nummer van de aangepaste functie (1). Druk op de pijltjestoetsen <Y> en <Z> om het nummer van de persoonlijke voorkeuze te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Pagina 447
Persoonlijke voorkeuze A LV- k Movie- C.Fn I: Belichting opnamen opname Belichtingsniveauverhogingen = 448 ISO vergroten = 448 Veiligheidsshift = 448 Belichtingscorrectie automatisch = 449 annuleren C.Fn II: Transport Spiegel opklappen = 449 C.Fn III: Bediening / overig Waarschuwingen z in zoeker = 450 = 451 Sluiter/AE-vergrendelknop...
Pagina 448
Persoonlijke voorkeuze-instellingen Persoonlijke voorkeuzen zijn ondergebracht in vier groepen op basis van functietype: C.Fn I: Belichting, C.Fn II: Transport, C.Fn III: Bediening/overig. C.Fn I: Belichting C.Fn-1 Belichtingsniveaustappen 0: 1/3-stop 1: 1/2-stop Hiermee stelt u stappen van 1/2-stop in voor de sluitertijd, het diafragma, de belichtingscorrectie, AEB, de flitsbelichtingscorrectie enzovoort.
Pagina 449
C.Fn-4 Belichtingscorrectie automatisch annuleren 0: Inschakelen Wanneer u de aan-uitschakelaar op <2> zet, wordt de instelling voor belichtingscorrectie geannuleerd. 1: Uitschakelen De waarde voor de belichtingscorrectie blijft van toepassing, zelfs nadat u de aan-uitschakelaar op <2> heeft gezet. C.Fn II: Transport C.Fn-5 Spiegel opklappen 0: Uitschakelen 1: Inschakelen...
Pagina 450
C.Fn III: Bediening / overig C.Fn-6 Waarschuwingen <!> in zoeker Wanneer een van de volgende functies is ingesteld, wordt het pictogram <i> linksonder in de zoeker (= 32) weergegeven. Ook verschijnt het pictogram <i> op het scherm Snel instellen (= 57). Selecteer de functie waarvoor u het waarschuwingspictogram wilt weergeven, druk op <0>...
Pagina 451
C.Fn-7 Sluiter/AE-vergrendelknop 0: AF/AE-vergrendeling 1: AE-vergrendeling/AF Dit is handig wanneer u afzonderlijk wilt scherpstellen en meten. Druk op de knop <A> om automatisch scherp te stellen en druk de ontspanknop half in om AF-vergrendeling toe te passen. 2: AF/AF vergrendeling, geen AE-vergrendeling Tijdens AI Servo AF (of Servo AF voor Live View-opnamen) kunt u op de knop <A>...
Pagina 452
C.Fn-8 Wijs SET-knop toe U kunt aan <0> een functie toewijzen die u veel gebruikt. Wanneer de camera gereed is voor het maken van opnamen, drukt u op de knop <0> om het instelscherm van de desbetreffende functie weer te geven. 0: Scherm Snel instellen Het scherm Snel instellen (= 57) wordt weergegeven.
Pagina 453
C.Fn-9 Functie DISP-knop U kunt een vaakgebruikte functie toewijzen aan de knop <U>. Wanneer de camera gereed is voor het maken van opnamen, drukt u op de knop <U> om het instelscherm van de desbetreffende functie weer te geven. 0: Scherm uit/aan U kunt het LCD-scherm in- of uitschakelen.
Pagina 454
C.Fn-11 Objectief intrekken bij uit Dit is de instelling voor het intrekmechanisme van de lens voor het geval dat er een gemotoriseerde STM-lens (zoals EF40mm f/2.8 STM) op de camera is bevestigd. U kunt deze zodanig instellen dat de bevestigde lens automatisch wordt ingetrokken wanneer de aan-uitschakelaar van de camera wordt ingesteld op <2>.
Pagina 455
My Menu vastleggen Op het tabblad My Menu kunt u menuopties en persoonlijke voorkeuzen vastleggen waarvan u de instellingen regelmatig wijzigt. U kunt ook de vastgelegde menutabbladen een naam geven en op de knop <M> drukken om het tabblad My Menu als eerste weer te geven. Als [s: Menuweergave] is ingesteld op [Met uitleg], wordt het tabblad [9] niet weergegeven.
Pagina 456
Selecteer [Selecteer te registr. items]. Leg de gewenste items vast. Selecteer het gewenste item en druk vervolgens op <0>. Selecteer [OK] in het bevestigingsdialoogvenster. U kunt maximaal zes items vastleggen. Druk op de knop <M> om terug te keren naar het scherm van stap 2. Instellingen van het tabblad My Menu U kunt items onder het menutabblad sorteren en verwijderen en het...
Pagina 457
Hernoem tab U kunt de naam van het My Menu-tabblad veranderen van het oorspronkelijke [MY MENU*]. Selecteer [Hernoem tab]. Voer tekst in. Druk op de knop <L> om onnodige tekens te wissen. Druk op de pijltjestoetsen <V> om □ te verplaatsen en selecteer het gewenste teken.
Pagina 458
Alle My Menu-tabs/alle items verwijderen U kunt alle gemaakte tabbladen in My Menu of de My Menu-items die daaronder geregistreerd zijn, wissen. Verwijder alle My Menu-tabs U kunt alle My Menu-tabbladen die u hebt gemaakt, verwijderen. Wanneer u [Verwijder alle My Menu-tabs] selecteert, worden alle tabbladen van [MY MENU1] tot [MY MENU5] verwijderd en wordt het tabblad [9] teruggezet naar de standaardinstelling.
Pagina 459
Referentie Dit hoofdstuk biedt referentie voor camerafuncties, systeemaccessoires, enzovoort. Certificaatlogo Selecteer [5: Certificaatlogo weergeven] en druk op <0> om een aantal logo’s van certificaten van de camera weer te geven. Andere certificaatlogo’s zijn te vinden in deze instructiehandleiding, op de camerabehuizing en op de verpakking van de camera.
Pagina 460
Het gebruik van een originele Canon-accu van het type LP-E17 wordt aanbevolen. Als u een accu van een ander merk dan Canon gebruikt, zijn de prestaties van de camera mogelijk niet optimaal of kunnen er storingen optreden.
Pagina 461
Een gewoon stopcontact gebruiken Met DC-koppeling DR-E18 en AC-adapter AC-E6N (elk afzonderlijk verkrijgbaar) kunt u de camera aansluiten op een gewoon stopcontact. Sluit de stekker van de DC- koppeling aan. Plaats de stekker van de DC-koppeling in de aansluiting van de AC-adapter. Sluit het netsnoer aan.
Pagina 462
Sluit het netsnoer niet aan en verwijder het niet zolang de aan-uitschakelaar van de camera op <1> staat.
Pagina 463
Opnamen maken met de afstandsbediening Draadloze afstandsbediening BR-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar) U kunt opnamen maken tot op een afstand van circa 5 meter van de camera. Nadat u de camera en de BR-E1 hebt gekoppeld, stelt u de transportmodus in op [Q] (= 112). Raadpleeg de instructiehandleiding van de BR-E1 voor bedieningsinstructies.
Pagina 464
De oogschelp verwijderen Duw de onderkant van de oogschelp omhoog om deze te verwijderen.
Pagina 465
Raadpleeg bij problemen met de camera eerst dit gedeelte Problemen oplossen. Als u het probleem niet kunt oplossen met behulp van Problemen oplossen, neem dan contact op met uw dealer of Canon Service Center. Stroomgerelateerde problemen De accu laadt niet op.
Pagina 466
[Communicatiefout met accu. Heeft deze accu/hebben deze accu’s het logo van Canon?] weergegeven. Gebruik alleen echte Canon-accu’s van het type LP-E17. Verwijder de accu en plaats deze weer terug (= 37). Als de elektrische contacten van de accu vuil zijn, maakt u deze schoon met een zachte doek.
Pagina 467
Opnamegerelateerde problemen De lens kan niet worden bevestigd. De camera kan niet worden gebruikt in combinatie met RF- of EF-M- lenzen (= 47). Er kunnen geen opnamen worden gemaakt of opgeslagen. Controleer of de kaart correct is geplaatst (= 37). Schuif het schuifje voor schrijfbeveiliging van de kaart naar de stand voor schrijven/wissen (= 37).
Pagina 468
Ik kan de scherpstelling niet vergrendelen en de compositie van de opname niet opnieuw bepalen. Stel de AF-bediening in op 1-beeld AF. Scherpstelvergrendeling is niet mogelijk in de modus AI Servo AF of als servo in werking treedt in de modus AI Focus-AF (= 195).
Pagina 469
Uitgebreide ISO-snelheden kunnen niet worden ingesteld. Als [z: Lichte tonen prioriteit] is ingesteld op [Inschakelen] of [Vergroot], is het ISO-snelheidsbereik ISO 200–25600 (maximaal ISO 12800 voor movies of 6400 voor 4K-movies), ook als [ISO vergroten] is ingesteld op [1:Aan]. Als [z: Lichte tonen prioriteit] is ingesteld op [Uitschakelen], kan [H] worden ingesteld (= 137).
Pagina 470
De sluiter maakt bij Live View-opnamen twee keer het geluid van de sluiterknop. Als u de flitser gebruikt, maakt de sluiter bij iedere opname twee sluiterknopgeluiden (= 182). Tijdens Live View-opnamen wordt een wit s- of rood E- pictogram weergegeven. Dit geeft aan dat de interne temperatuur van de camera te hoog is.
Pagina 471
Het onderwerp ziet er vervormd uit tijdens movie-opnamen. Als u de camera naar links of rechts beweegt of een bewegend voorwerp opneemt, kan het beeld er vervormd uitzien. De opname flikkert of er zijn horizontale strepen te zien tijdens de movie-opname. Flikkerend beeld, horizontale strepen (ruis) of onregelmatige belichting kunnen worden veroorzaakt door TL-licht, ledlampen of andere lichtbronnen tijdens movie-opname.
Pagina 472
Bewerkingen zoals opnamen maken en weergave zijn niet mogelijk. Met een actieve Wi-Fi-verbinding zijn handelingen zoals opnemen en weergeven niet mogelijk. Verbreek de Wi-Fi-verbinding en voer de bewerking vervolgens uit. Kan niet opnieuw verbinding maken met een smartphone. Als u de instellingen hebt gewijzigd of een andere instelling hebt geselecteerd, is het niet mogelijk om opnieuw verbinding te maken, zelfs wanneer u dezelfde camera en dezelfde smartphone gebruikt en ook dezelfde SSID selecteert.
Pagina 473
Problemen met weergave op het scherm Het menuscherm geeft minder tabbladen en opties weer. Bepaalde tabbladen of menuopties worden niet weergegeven in de basismodi. Stel de opnamemodus in op een creatieve modus (= 59). Op het tabblad [9] is [Menuweergave] ingesteld op [Alleen My Menu- tab weergeven] (= 458).
Pagina 474
De weergave op het LCD-scherm is onduidelijk. Indien het LCD-scherm vuil is, dient u een zachte doek te gebruiken om het schoon te maken. Bij lage of hoge temperaturen kan het LCD-scherm langzamer reageren of er zwart uitzien. Bij kamertemperatuur functioneert het scherm weer normaal.
Pagina 475
Er zijn verschillende filmbestanden voor één movie-opname. Wanneer de bestandsgrootte van de movie 4 GB bereikt, wordt er automatisch een ander filmbestand gemaakt (= 229). Als u echter een SDXC-kaart gebruikt die is geformatteerd met de camera, kunt u movies als één bestand opslaan zelfs als deze groter zijn dan 4 GB. De kaartlezer herkent de kaart niet.
Pagina 476
Problemen met sensorreiniging De sluiter maakt een geluid tijdens het reinigen van de sensor. Als u [Reinig nuf] selecteert, maakt de sluiter wel een mechanisch geluid, maar wordt er geen foto gemaakt (= 273). Automatische sensorreiniging werkt niet. Als u met de aan-uitschakelaar snel achter elkaar tussen <1> en <2> wisselt, wordt het pictogram <f>...
Pagina 477
Schakel de camera met de aan-uitschakelaar uit en weer in, verwijder de 60, 70 accu en plaats deze terug of gebruik een lens van Canon. * Als de foutmelding terugkeert na het volgen van de bovenstaande instructies, noteer dan het foutnummercode en neem contact op met het dichtstbijzijnde...
Pagina 478
-woordmerk en -logo’s zijn gedeponeerde ® handelsmerken eigendom van Bluetooth SIG, Inc. en elk gebruik van deze merken door Canon Inc. is onder licentie. Andere handelsmerken en handelsnamen zijn die van hun respectievelijke eigenaars. Alle overige handelsmerken zijn het eigendom van de respectieve...
Pagina 479
Over MPEG-4-licenties “Dit product is in licentie gegeven krachtens AT&T-patenten voor de MPEG-4- standaard en kan worden gebruikt voor het coderen van MPEG-4-video en/of het decoderen van voor MPEG-4-video die uitsluitend is gecodeerd (1) voor een persoonlijk en niet-commercieel doeleinde of (2) door een videoleverancier die krachtens de AT&T-patenten bevoegd is om MPEG-4-video te leveren.
Pagina 480
Canon-accessoires. Het is zeer raadzaam dit product te gebruiken met originele Canon-accessoires. Canon is niet verantwoordelijk voor enige schade aan dit product en/of ongelukken zoals defecten, brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door storingen van accessoires die niet van Canon zijn (bijvoorbeeld lekkage en/ of explosie van een accu).
Pagina 481
Uw medewerking bij het op juiste wijze weggooien van dit product draagt bij tot effectief gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Voor verdere informatie over recycling van dit product kunt u contact opnemen met uw plaatselijke gemeente, afvaldienst, officiële dienst voor klein chemisch afval of afvalstortplaats, of kunt u terecht op www.canon-europe.com/weee, of www.canon-europe.com/battery.
Pagina 482
WAARSCHUWING ONTPLOFFINGSGEVAAR ALS DE BATTERIJEN WORDEN VERVANGEN DOOR EEN ONJUIST TYPE. HOUD U BIJ HET WEGGOOIEN VAN GEBRUIKTE BATTERIJEN AAN DE LOKALE VOORSCHRIFTEN HIERVOOR.
Pagina 483
Verkorte softwarehandleiding / Opnamen downloaden naar een computer...
Pagina 484
Werk altijd een eerdere versie van de software die geïnstalleerd is, bij (door deze te overschrijven met de nieuwste versie). Download de software. Maak vanaf een computer verbinding met internet en ga naar de volgende Canon-website. www.canon.com/icpd Selecteer het land of de regio van uw verblijfplaats en download de software.
Pagina 485
U heeft een internetverbinding nodig om de software-instructie- handleidingen (PDF-bestanden) te downloaden. Downloaden is niet mogelijk zonder internetverbinding. Download de software-instructiehandleidingen (PDF-bestanden). Maak verbinding met internet en ga naar de volgende Canon-website. www.canon.com/icpd Bekijk de software-instructiehandleidingen (PDF-bestanden). Dubbelklik op een gedownloade instructiehandleiding (PDF-bestand) om deze te openen.
Pagina 486
Opnamen downloaden naar een computer U kunt de EOS-software gebruiken om de opnamen van camera naar een computer te downloaden. Dit kan op twee manieren. Opnamen opslaan op een aangesloten computer Installeer de software (= 484). Gebruik een interfacekabel (afzonderlijk verkrijgbaar) om de camera op de computer aan te sluiten.
Pagina 487
Beelden downloaden met een kaartlezer U kunt een kaartlezer gebruiken om opnamen naar een computer te downloaden. Installeer de software (= 484). Plaats de kaart in de kaartlezer. Gebruik Digital Photo Professional om de opnamen te downloaden. Raadpleeg de Digital Photo Professional instructiehandleiding.
Pagina 488
Index Nummers AF-punt : 108 Afstandsbediening : 463 1-beeld AF : 105, 196 AI FOCUS (AI Focus AF) : 106 1-punt AF : 108, 197, 200 AI SERVO (AI Servo AF) : 74, 106 [4K] 3840x2160 (Movie) : 228 Album (Videosnapshot) : 335 4K-beeld vastleggen : 301 Aquareleffect : 95, 190, 331 9 punts AF automatische selectie : 108...
Pagina 489
Digitale lensoptimalisatie : 143 Dioptrische aanpassing : 49 Camera DISP-knop : 28, 68, 261, 272 Camera-instellingen wissen DPOF : 316 en terugzetten naar de Draadloze communicatie : 344 standaardwaarde : 271 Camera vasthouden : 49 Onscherpte door cameratrilling : 165 Effect kunst opvallend : 190, 330 Centrum gewicht gemiddeld : 159 Enkelbeeld : 112...