5.5
Diathermie (medische "korte golf" inductieverwarming)
Waarschuwing: Medische diathermie is over het algemeen contrageïndiceerd onder patiënten
met geïmplanteerde apparaten. De effecten van dergelijke intense energie van de
OPTIMIZER Smart Mini IPG kan niet worden voorspeld. Hoewel schade aan het circuit
van de IPG en/of het myocardium onwaarschijnlijk lijkt, kan dit wel voorkomen.
Als diathermie moet worden gebruikt, ondanks de contraindicatie, mag het niet worden toegepast
in dichte nabijheid van de OPTIMIZER Smart Mini IPG en haar bijbehorende leidingen. Het risico
van nadelige effecten kan worden verkleind door de OPTIMIZER Smart Mini IPG in de OOO-
modus te zetten. De perifere pols van de patiënt dient te worden gevolgd gedurende de
procedure en een juist gebruik van de OPTIMIZER Smart Mini IPG dient direct na de procedure
te worden geverifieerd. Als het apparaat de "DOWN" modus heeft aangenomen, moet het worden
gereset door gekwalificeerd personeel. Een gevolg van een apparaatreset is dat alle statistische
gegevens die zijn opgeslagen in de IPG worden gewist.
5.6
Defibrillatie en cardioversie
Waarschuwing: Een geïmplanteerd apparaat kan beschadigd raken door externe cardioversie of
defibrillatie. Bovendien kunnen het myocardium tegenover de leidingpunten en/of het
weefsel in het gebied van het apparaat beschadigd raken. Een gewijzigde
signaaldrempel kan tevens een van de gevolgen zijn. De defibrillatiespanning kan er
ook toe leiden dat de OPTIMIZER Smart Mini IPG terugkeert naar de "DOWN" modus
(gelijk aan de OOO-modus, zonder afgifte CCM). Bovendien kunnen de OPTIMIZER
Smart Mini IPG en haar leidingen beschadigd raken bij blootstelling aan hoge energie,
vrijgekomen door externe defibrillators.
Geen specifieke peddelplaatsing kan dergelijke schade voorkomen. Om het risico te verkleinen,
wordt aanbevolen de peddels anterieur en posterieur te plaatsen, zo ver mogelijk bij de
OPTIMIZER Smart Mini IPG vandaan. Bovendien dient een plaatsing van de peddelposities die
de OPTIMIZER Smart Mini IPG in het directe pad van de defibrillatiespanning te worden
voorkomen.
Na defibrillatie dient het functioneren van de OPTIMIZER Smart Mini IPG nauw te worden
opgevolgd. In het onfortuinlijke geval van abnormaal functioneren, kan herpositionering (of
herplaatsing) van de leidingen en herprogrammering van de IPG (of vervanging) vereist zijn. Als
het apparaat de "DOWN" modus heeft aangenomen, moet het worden gereset door
gekwalificeerd personeel. Een gevolg van een apparaatreset is dat alle statistische gegevens die
zijn opgeslagen in de IPG worden gewist.
Interne defibrillatie beschadigt het apparaat niet.
5.7
Therapeutische röntgen
Waarschuwing: Een directe blootstelling van de OPTIMIZER Smart Mini IPG aan therapeutische
röntgen kan het apparaat beschadigen. Bovendien kan de OPTIMIZER Smart Mini IPG
het röntgenveld nadelig beïnvloeden en letsel van de patiënt veroorzaken.
Therapeutische röntgen kan worden gebruikt, mits het implantaat zich ver weg van het
röntgenveld bevindt. Het risico van nadelige effecten kan worden verkleind door de OPTIMIZER
Smart Mini IPG in de OOO-modus te zetten. De perifere puls van de patiënt dient te worden
gevolgd tijdens de procedure. Direct na behandeling dient de OPTIMIZER Smart Mini IPG te
worden gecontroleerd op een goed functioneren. Als het apparaat de "DOWN" modus heeft
aangenomen, moet het worden gereset. Een gevolg van een apparaatreset is dat alle statistische
gegevens die zijn opgeslagen in de IPG worden gewist.
8