Banden controleren en onderhouden
Banden controleren
Voor een veilig gebruik van het voertuig dienen de banden van het juiste type en de juiste maat
en in goede staat te zijn, met voldoende profiel en de juiste spanning.
■
Richtlijnen spanning
Banden met de juiste spanning geven de beste combinatie van wegligging, profiellevensduur
en comfort. Raadpleeg de sticker op portiersponning aan bestuurderszijde voor de
gespecificeerde spanningen.
Banden met een te lage spanning slijten ongelijkmatig, hebben een nadelig effect op de
wegligging en het brandstofverbruik en gaan eerder kapot door oververhitting.
Door banden met een te hoge spanning gaat uw voertuig ruwer rijden en hebt u meer kans op
gevaarlijke wegsituaties en ze slijten ongelijkmatig.
Kijk elke dag voor u gaat rijden naar alle banden. Als er een lager dan de andere lijkt,
controleert u de spanning met een bandenspanningsmeter.
Gebruik ten minste eenmaal per maand of voor lange reizen een spanningsmeter om de
spanning van alle banden te meten. Zelfs banden die in goede staat zijn kunnen 10 tot 20 kPa
(0,1–0,2 bar) per maand verliezen.
■
Inspectierichtlijnen
Telkens wanneer u de bandenspanning controleert, dient u ook de banden en de ventielstiften
te onderzoeken.
Let op:
•
Bulten of uitstulpingen aan de zijkant of in het profiel. Vervang de band als u kerven, scheuren, of barsten
in de zijkant van de band ziet. Vervang de band als u canvas of koordlagen ziet.
•
Verwijder vreemde voorwerpen en inspecteer op lekken.
•
Ongelijkmatige profielslijtage. Laat een dealer de wieluitlijning controleren.
•
Overmatige profielslijtage.
2 Slijtage-indicatoren BLZ. 569
•
Barsten of andere schade rond het ventiel.
568
1Banden controleren
WAARSCHUWING
3
Rijden met banden die overmatige slijtage
vertonen of een verkeerde spanning hebben,
kan tot een ongeval leiden waardoor u ernstig -
en zelfs dodelijk - letsel kunt oplopen.
Volg alle instructies in deze handleiding op met
betrekking tot bandenspanning en -onderhoud.
Meet de bandenspanning wanneer de banden koud zijn. Dit
betekent dat het voertuig ten minste drie uur geparkeerd
moet zijn geweest of minder dan 1,6 km gereden mag
hebben. Pas indien nodig de bandenspanning aan tot de
gespecificeerde waarde is bereikt.
Wordt de bandenspanning bij warme banden gecontroleerd,
dan kan de spanning 30–40 kPa (0,3–0,4 bar) hoger zijn dan
wanneer de banden koud zijn.
Wanneer de bandenspanning wordt afgesteld, moet u het
waarschuwingssysteem voor bandenspanning initialiseren.
Waarschuwingssysteem voor
2
bandenspanning
BLZ. 423