uuDe schakelaars rondom het stuurwiel bedienenuRuitenwissers en ruitensproeiers
Ruitenwissers en ruitensproeiers
■
Voorruitwissers/-sproeiers
MIST
a
OFF
b
AUTO
c
LO: Langzaam wissen
d
HI: Snel wissen
e
Sproeier
f
202
De voorruitwissers en -sproeiers kunnen worden
gebruikt wanneer de voedingsmodus op AAN staat.
■
MIST
De ruitenwissers wissen snel totdat de hendel wordt
losgelaten.
■
Wisserschakelaar (OFF, AUTO, LO, HI)
Beweeg de hendel omhoog of omlaag om de
ruitenwisserinstellingen te wijzigen.
■
Sproeier
Sproeit wanneer de hendel naar u toe wordt
getrokken.
Wanneer u de hendel langer dan één seconde
loslaat, stopt het sproeien, wissen de ruitenwissers
nog twee of drie keer om de voorruit te wissen en
stoppen vervolgens.
1Ruitenwissers en ruitensproeiers
ATTENTIE
Gebruik de ruitenwissers niet wanneer de voorruit droog is.
Er komen krassen op de voorruit of de rubberen bladen
raken beschadigd.
De ruitenwissermotor kan de werking van de motor tijdelijk
stoppen om een overbelasting te vermijden. De werking van
de ruitenwissers zal na enkele minuten opnieuw normaal
worden, wanneer de stroomkring weer normaal geworden
is.
ATTENTIE
Schakel de ruitensproeiers uit wanneer er geen
ruitensproeiervloeistof op de ruit wordt gespoten.
De pomp kan beschadigd raken.
ATTENTIE
In koud weer kunnen de wissers bevriezen op de voorruit.
Door de ruitenwissers in deze toestand te gebruiken, zouden
de ruitenwissers beschadigd kunnen raken. Maak gebruik
van de ontwaseming om de voorruit te verwarmen, schakel
vervolgens de ruitenwissers in.
Als de wissers stoppen vanwege een obstakel, zoals de
ophoping van sneeuw, parkeert u het voertuig op een veilige
plek. Zet de wisserschakelaar op OFF en zet de
voedingsmodus in de stand ACCESSOIRE of VOERTUIG UIT
en verwijder vervolgens het obstakel.