■
Staat van het voertuig
•
Als de verlichting zwak is door vuil op de koplamplenzen of als het zicht in het donker slecht
is doordat de koplampen niet goed zijn afgesteld.
•
De voorkant van de camera is bedekt met vuil, mist, regen, modder, natte sneeuw,
afdichtingen, accessoires, stickers, of een laagje op de voorruit.
•
Rijden in de nacht of onder donkere omstandigheden (zoals in tunnels) met de koplampen
uitgeschakeld.
•
Wanneer de bestuurder het rempedaal en het stuurwiel bedient.
•
Er zitten resten op de voorruit als gevolg van de ruitenwissers.
•
Een abnormale band- of wielconditie (onjuiste maat, verschillende maten of constructie,
onjuiste bandenspanning, etc.).
•
Het voertuig kantelt als gevolg van zware voorwerpen in de bagageruimte of op de
achterbank.
•
Er zijn sneeuwkettingen gemonteerd.
•
De ophanging is aangepast.
■
Voorbeelden van detectiebeperkingen als gevolg van de toestand van
tegemoetkomend verkeer
•
De tegenligger of voorligger bevindt zich aan de zijkant.
•
Een tegenligger wijkt plotseling uit naar uw rijstrook.
•
Wanneer de tegenligger in de achtergrond opgaat, zodat het systeem de tegenligger niet
kan herkennen.
•
Op een donkere plaats branden de koplampen van een tegenligger aan één kant of aan
geen enkele kant.
•
De afstand tussen uw voertuig en de tegenligger is te klein.
•
Een deel van de tegenligger is niet zichtbaar vanwege de voorligger.
•
Er zijn meerdere rijstroken voor tegemoetkomend verkeer of voorsorteerstroken.
•
Het voertuig op de naastgelegen rijstrook is geparkeerd of rijdt met een extreem lage
snelheid.
uuHonda SensinguRoad Departure Mitigation-systeem
WORDT VERVOLGD
485