Pagina 2
In deze handleiding wordt bepaalde informatie voorafgegaan door U treft deze belangrijke veiligheidsinformatie in verschillende het symbool . Deze informatie is bedoeld om u te helpen vormen aan, waaronder: ATTENTIE bij het voorkomen van schade aan het voertuig, andere ● Veiligheidsstickers - op het voertuig. eigendommen en het milieu.
Pagina 3
Deze gegevens kunnen worden benaderd door Honda, haar geautoriseerde dealers en erkende reparateurs, werknemers, vertegenwoordigers en aannemers met uitsluitend als doel technische diagnose, onderzoek en ontwikkeling van het voertuig.
Pagina 4
Bepalingen en voorwaarde voor de toepassing van de gebruikershandleiding Honda verzamelt en gebruikt uw persoonlijke gegevens en slaat Algemeen deze op om de hieronder genoemde redenen: Met deze toepassing kan uw display-audio automatisch zoeken naar Indien noodzakelijk voor de legitieme belangen van Honda, zoals...
Pagina 5
WAP- Honda verzamelt en gebruikt uw persoonlijke gegevens en slaat push van de server of een wijziging in het querybeleid op de Honda-servers). deze op om de hieronder genoemde redenen: Deze toepassing verzendt regelmatig een beperkte hoeveelheid voertuig- en •...
Pagina 6
Vóór het rijden BLZ. 372 Aanhanger/caravan Tijdens het rijden BLZ. 377 moment van de goedkeuring tot drukken. Honda Motor Co., Ltd. behoudt trekken BLZ. 376 zich echter het recht voor de specificaties of het ontwerp op elk ogenblik te Achteruitrijcamera voor multi- Camera voor multi-weergave BLZ.
Pagina 14
Visuele index (B574) Onderhoud onder de motorkap (B201) Voorruitwissers (B208) Elektrisch bediende buitenspiegels (B590) Zijrichtingaanwijzers Vergrendelings-ontgrendelingsregeling portier (B161) (B504) Camera voor multi-weergave (B598, 625) Banden (B192, 590) Koplampen (B192, 196, 590) Parkeerverlichting/dagrijlicht (B193, 590) Richtingaanwijzers voor (B195, 590) Mistlampen voor (B548) Knop deksel open (B544)
Pagina 15
(B591) Hooggemonteerd remlicht (B203) Ruitenwisser achter (B590, 591) Achterlichten (B591) Achteruitrijlicht (stuur links) (B195, 591) Mistlamp achter (stuur rechts) (B171) Achterklep openen/sluiten (B172) Buitenhandgreep van de achterklep (B591) Kentekenplaatverlichting achter (B502) Achteruitrijcamera voor multi-weergave (B504) Camera voor multi-weergave (B590, 591) Achterlichten (B195, 591) Mistlamp achter (stuur links)
Pagina 16
Goed gebruik van uw elektrische Honda-voertuig Thuis opladen U kunt uw elektrische Honda-voertuig thuis opladen met een correct geconfigureerde conventionele stekker. Als een timer is ingesteld, start en stopt het opladen automatisch. (B544) (B554)
Pagina 17
Parkeren Er zijn verschillende dingen die u moet weten wanneer u uw elektrische Honda- voertuig parkeert. (B559) Hoe het elektrische voertuig werkt Uw elektrische Honda-voertuig wordt aangedreven door een elektromotor. (B16)
Pagina 18
Hoe het elektrische voertuig werkt In plaats van benzine als brandstof voor een interne verbrandingsmotor gebruikt uw voertuig opgeslagen elektriciteit als energie voor een elektromotor. Net als bij een voertuig met benzinemotor is de rijstijl bepalend voor de efficiëntie (en de actieradius) van uw elektrische voertuig. Daarnaast heeft intensief gebruik van het klimaatregelsysteem een negatieve invloed op de actieradius van het voertuig.
Pagina 19
Voorzorgsmaatregelen elektrisch voertuig Hoogspanningsonderdelen, hoogspanningsdraden en hete onderdelen Elektrische voertuigen zijn voorzien van hoogspanningsonderdelen (maximaal ca. 408 V) zoals de hoogspanningsaccu, hoogspanningskabels (te herkennen aan hun oranje mantel), aandrijfeenheid en hete onderdelen zoals de radiateur. Op deze onderdelen zijn waarschuwingsstickers aangebracht. WAARSCHUWING Dit voertuig is voorzien van hoogspanningscircuits en -onderdelen.
Pagina 20
Hoogspanningsaccu De hoogspanningsaccu loopt geleidelijk leeg, zelfs als het voertuig niet in gebruik is. Wanneer de accu te ver is ontladen, kan deze beschadigd raken. Wanneer uw voertuig gedurende een langere periode staat geparkeerd, bijvoorbeeld tijdens stallen, moet u de accu regelmatig opladen om een voldoende laadniveau te garanderen.
Pagina 21
Onderhoud, reparatie en afvoer WAARSCHUWING Neem altijd contact op met een dealer over onderhoud, reparatie en afvoer. Na een botsing kunnen Dealers verzamelen de hoogspanningsaccu's die worden verwijderd uit afgedankte voertuigen. Voer de hoogspanningsonderdelen en/of -draden accu's niet zelf af. (oranje) bloot komen te liggen.
Pagina 22
Regeneratieve energie en regeneratief remmen Bij het afremmen of het afrijden van een heuvel werkt de elektromotor als een generator die een gedeelte van de elektrische energie terugwint die werd gebruikt om het voertuig te versnellen. In de volgende situaties genereert het voertuig elektriciteit tijdens het afremmen. ●...
Pagina 23
Veilig rijden (B39) Airbags (B59) ● Uw voertuig is uitgerust met airbags, die u en uw passagiers beschermen tijdens een gematigde tot krachtige botsing. Veiligheid van kinderen (B74) ● Alle kinderen jonger dan 12 jaar dienen op de achterbank te zitten. ●...
Pagina 24
Instrumentenpaneel (B103) Controlelampjes /Meters /Interface voor bestuurdersinformatie (B104) (B137) (B139) (B110) Controlelampje flipper voor vertraging Schakelstandindicator/Indicator (B109) (B138) transmissiesysteem Verkeersbordenherkenningssysteem (B137) Snelheidsmeter (B137) Bereik (B137) POWER/CHARGE-meter (B137) Kilometerteller (B137) (B139) Meter laadniveau hoogspanningsaccu Interface voor bestuurdersinformatie (B138) Omgevingstemperatuur...
Pagina 25
Bedieningselementen (B157) Klok Richtingaanwijzers Ruitenwissers en -sproeiers (B273) (B193) U kunt de klok instellen en de klokweergave (B201) Bedieningshendel richtingaanwijzers aanpassen. Bedieningshendel wissers/sproeiers Knop POWER (B190) MIST Druk op de knop om de voedingsmodus van het voertuig te wijzigen. AUTO: snelheid wissers varieert automatisch LO: langzaam wissen HI: snel wissen...
Pagina 26
Stuurwiel Voorportieren van Modellen met elektrisch bediende achterklep (B206) Houd de afstandsbediening bij u en breng uw voet ● Om het stuurwiel in te stellen, trekt u de binnenuit ontgrendelen omhoog en omlaag (schopbeweging) onder het instelhendel naar u toe en zet u het stuurwiel in midden van de achterbumper om de achterklep te (B168) de gewenste positie, waarna u de instelhendel...
Pagina 27
Elektrisch bediende Elektrisch bediende ruiten buitenspiegels (B208) (B188) ● Zet, met de voedingsmodus in de stand AAN, de ● Open en sluit, met de voedingsmodus in de keuzeschakelaar op L of R. stand AAN, de elektrisch bediende ruiten. ● Druk op de overeenkomstige rand van de ●...
Pagina 28
Klimaatregelsysteem (B240) ● Raak het pictogram AUTO aan om het klimaatregelsysteem te activeren. ● Raak het pictogram aan om het systeem in of uit te schakelen. ● Druk op de knop om de voorruit te ontdooien. Scherm klimaatregelsysteem Knop (Voorruitontwaseming)
Pagina 29
Type met stuur links De lucht stroomt De lucht stroomt uit De lucht De lucht stroomt uit de de ventilatieroosters stroomt uit de uit de vloer- en de ventilatieopening in de vloer en in het vloerventilatie- voorruitontwase- in het dashboard. dashboard.
Pagina 30
Type met stuur rechts De lucht stroomt De lucht stroomt uit De lucht De lucht stroomt uit de de ventilatieroosters stroomt uit de uit de vloer- en de ventilatieopening in de vloer en in het vloerventilatie- voorruitontwase- in het dashboard. dashboard.
Pagina 31
Functies (B251) Audiosysteem (B 252) Bovenste scherm Pictogram Terug voor het bovenste scherm Weergavemodus-pictogram Middelste scherm Pictogrammen Volume +/- Pictogram Home Pictogram Audio Pictogram Audiobron Pictogram Terug voor het middelste scherm Scherm klimaatregelsysteem...
Pagina 32
● Knoppen Afstandsbediening van het Draai het wieltje omhoog of omlaag: Draai het (Zoeken/Overslaan) wieltje omhoog of omlaag om door de audiomodi Radio: Druk op om een andere audiosysteem (B 258) te bladeren en druk op het linker selectiewieltje: voorkeuzezender te kiezen. FM/DAB/iPod/USB/Bluetooth®...
Pagina 33
Rijden (B 371) Elektronische versnellingsselectie (B382 ) ● Selecteer en trap het rempedaal in zodra u de voeding inschakelt. Schakelen Schakelstandindicator De schakelstandindicator en de schakelknopindicator geven de geselecteerde versnelling aan. Schakelknopindicator Schakelstandindicator Parkeren Druk op de knop Wordt gebruikt tijdens het parkeren of vóór het in-/uitschakelen van de voeding. Achteruit Druk de knop terug.
Pagina 34
VSA Aan en Uit (B 396) (B388) Flipper voor vertraging ● Het voertuigstabiliteitsassistentiesysteem (VSA) Zodra u het gaspedaal loslaat, kunt u de mate van vertraging regelen zonder helpt bij het stabiliseren van het voertuig tijdens uw handen van het stuurwiel te halen. Met behulp van de flipper voor bochten en helpt bij het handhaven van tractie vertraging op het stuurwiel kunt u achtereenvolgens door drie tijdens het versnellen op los of glad wegdek.
Pagina 35
Honda Sensing (B407 ) Adaptive Cruise Control Traffic Jam Assist Honda Sensing is een (B 453) bestuurdersondersteuningssysteem dat gebruik (ACC) met Low Speed Het Traffic Jam Assist-systeem maakt gebruik van maakt van een groothoekcamera die aan de een groothoekcamera aan de voorzijde die is...
Pagina 36
Onderhoud (B561) Onder de motorkap (B574) ● Controleer de koelvloeistoffen en ruitensproeiervloeistof. Vul de Wisserbladen (B593) vloeistoffen indien nodig bij. ● Controleer de remvloeistof. ● Vervang de bladen indien deze strepen op ● Controleer maandelijks de staat van de 12V-accu. de voorruit achterlaten of geluid maken.
Pagina 37
Onverwachte gebeurtenissen (B623) Lekke band Voedingssysteem start niet Oververhitting (B625) (B647) ● Parkeer op een veilige plek. Houd de ● Parkeer op een veilige plek en repareer de (B639) voedingsmodus in de stand AAN en laat het lekke band met behulp van de ●...
Pagina 38
Wat te doen als De voedingsmodus verandert Het stuurwiel kan vergrendeld zijn. ● Beweeg het stuurwiel naar links en rechts ● niet van VOERTUIG UIT nadat u de knop POWER hebt ingedrukt. (STUURSLOT) in ACCESSOIRE. Wat kan de oorzaak zijn? Waardoor trilt het rempedaal Dit kan optreden wanneer het ABS wordt geactiveerd;...
Pagina 39
Waarom klinkt de zoemer De zoemer klinkt wanneer: wanneer ik het De voedingsmodus op ACCESSOIRE staat. ● bestuurdersportier open? De buitenverlichting is ingeschakeld. ● Waarom klinkt de zoemer De zoemer klinkt wanneer de bestuurder, de voorpassagier en/of de wanneer ik begin te rijden? achterpassagiers hun veiligheidsgordel niet dragen.
Pagina 40
Waarom verandert de • Gesp de veiligheidsgordel van de bestuurder vast. schakelstand automatisch in • Sluit het bestuurdersportier en schakel handmatig naar de gewenste P wanneer ik het schakelstand. (B385) bestuurdersportier open om Openen van het bestuurdersportier de lijnen van het parkeervak te controleren bij het achteruitrijden? Waarom hoor ik een piepend...
Pagina 41
Veilig rijden U vindt een groot aantal veiligheidsadviezen in dit hoofdstuk en in deze handleiding. Veiligheidsstickers Voor veilig rijden Airbags voor (SRS) ......... 61 Belangrijke veiligheidsmaatregelen ..40 Zijairbags ..........67 Plaatsen van stickers ......101 De veiligheidsvoorzieningen van Zijgordijnairbags ........69 uw voertuig .........
Pagina 42
Voor veilig rijden De volgende pagina's geven uitleg over de veiligheidsdetails van het voertuig en hoe u hiervan op de juiste wijze gebruik maakt. De onderstaande veiligheidsmaatregelen zijn daarbij naar onze mening het belangrijkst. Belangrijke veiligheidsmaatregelen ■ 1Belangrijke veiligheidsmaatregelen Draag altijd uw veiligheidsgordel Een veiligheidsgordel is uw beste bescherming in elk type aanrijding.
Pagina 43
uuVoor veilig rijdenuBelangrijke veiligheidsmaatregelen ■ Drink geen alcohol vóór of tijdens het rijden Alcohol en verkeer gaan niet samen. Zelfs één glas alcohol kan uw vermogen om te reageren op veranderende omstandigheden al verminderen en uw reactietijd wordt trager met elk extra glas.
Pagina 44
uuVoor veilig rijdenuBelangrijke veiligheidsmaatregelen ■ Laat kinderen niet zonder toezicht in het voertuig achter Kinderen, huisdieren en mensen die begeleiding nodig hebben en zonder toezicht worden achtergelaten in het voertuig, kunnen gewond raken als zij een of meer van de bedieningselementen van het voertuig activeren.
Pagina 45
uuVoor veilig rijdenuDe veiligheidsvoorzieningen van uw voertuig De veiligheidsvoorzieningen van uw voertuig 1De veiligheidsvoorzieningen van uw voertuig Uw voertuig is uitgerust met tal van functies die gezamenlijk bijdragen aan de bescherming van u en uw passagiers tijdens een ongeval. Sommige van deze functies vereisen geen enkele actie van u. Zoals een stevig stalen geraamte dat een veiligheidskooi rondom de passagiersruimte vormt met kreukelzones aan voor- en achterzijde, een veiligheidsstuurkolom en...
Pagina 46
uuVoor veilig rijdenuVeiligheidscontrolelijst Veiligheidscontrolelijst Maak er, in het belang van de veiligheid van u en uw passagiers, een gewoonte van om deze 1Veiligheidscontrolelijst zaken voor elke rit te controleren. Controleer of de laadkabel is aangesloten op het voertuig Als de melding voor portier en/of achterklep open verschijnt en koppel deze los als dit het geval is.
Pagina 47
Veiligheidsgordels Over uw veiligheidsgordels Veiligheidsgordels zijn de meest effectieve veiligheidsvoorziening, omdat ze u met het voertuig 1Over uw veiligheidsgordels verbonden houden, zodat u optimaal van de vele ingebouwde veiligheidsfuncties profiteert. Ze WAARSCHUWING voorkomen bovendien dat u tegen de binnenzijde van het voertuig, tegen andere passagiers of uit het voertuig wordt geslingerd.
Pagina 48
uuVeiligheidsgordelsuOver uw veiligheidsgordels ■ Heup-/schoudergordels 1Over uw veiligheidsgordels Alle vijf de zitplaatsen zijn voorzien van heup-/schoudergordels met oprolmechanisme en Wanneer u de gordel te snel afrolt, wordt deze geblokkeerd. gordelspanner. Onder normale rijomstandigheden laat het oprolmechanisme u vrij bewegen, Wanneer dit gebeurt, spant u de gordel voorzichtig aan en terwijl de gordelspanner de gordel enigszins op spanning houdt.
Pagina 49
uuVeiligheidsgordelsuOver uw veiligheidsgordels ■ Correct gebruik van de veiligheidsgordels Volg deze richtlijnen voor correct gebruik: • Alle inzittenden dienen rechtop en zo ver mogelijk naar achteren op hun stoel plaats te nemen en gedurende de hele rit in deze positie te blijven zitten. Door onderuit gezakt te zitten en opzij te leunen wordt de effectiviteit van de veiligheidsgordel verminderd en wordt de kans op ernstig letsel tijdens een ongeval vergroot.
Pagina 50
uuVeiligheidsgordelsuOver uw veiligheidsgordels ■ 1Waarschuwingslampje veiligheidsgordel Waarschuwingslampje veiligheidsgordel Het controlelampje gaat ook aan als een voorpassagier de ■ Voorstoelen veiligheidsgordel niet omdoet binnen zes seconden nadat Het veiligheidsgordelsysteem heeft een het voedingssysteem op AAN is gezet. controlelampje op het instrumentenpaneel om de Wanneer de stoel van de voorpassagier onbezet is, gaat het bestuurder en/of voorpassagier eraan te herinneren controlelampje niet branden en klinkt de zoemer niet.
Pagina 51
uuVeiligheidsgordelsuOver uw veiligheidsgordels ■ Achterstoelen Uw voertuig controleert het gebruik van de veiligheidsgordels op de achterbank. De interface voor bestuurdersinformatie laat u weten wanneer een veiligheidsgordel op de achterbank niet wordt gebruikt. De weergave verschijnt wanneer: • Een van de veiligheidsgordels van de achterpassagiers wordt losgeklikt wanneer de voedingsmodus op AAN wordt gezet.
Pagina 52
uuVeiligheidsgordelsuOver uw veiligheidsgordels ■ 1Automatische veiligheidsgordelspanners Automatische veiligheidsgordelspanners De veiligheidsgordelspanners kunnen slechts eenmaal De voorstoelen en buitenste zitplaatsen op de achterbank zijn uitgerust met automatische worden gebruikt. veiligheidsgordelspanners ter verbetering van de veiligheid. Is een veiligheidsgordelspanner geactiveerd, dan zal het SRS- controlelampje gaan branden.
Pagina 53
uuVeiligheidsgordelsuVeiligheidsgordels vastgespen Veiligheidsgordels vastgespen Nadat u een voorstoel in de juiste positie hebt gezet en rechtop en zo ver mogelijk naar 1Veiligheidsgordels vastgespen achteren op uw stoel hebt plaatsgenomen (zie afbeeldingen voor correcte zithouding): Niemand mag plaatsnemen op een stoel met een niet 2 Stoelen BLZ.
Pagina 54
uuVeiligheidsgordelsuVeiligheidsgordels vastgespen 3. Plaats het heupgedeelte van de veiligheidsgordel 1Veiligheidsgordels vastgespen zo laag mogelijk over uw heupen (zie afbeelding) WAARSCHUWING en trek vervolgens het schoudergedeelte omhoog zodat het heupgedeelte stevig aanligt. Verkeerd gedragen veiligheidsgordels kunnen Daardoor vangen uw stevige bekkenbotten de tijdens een ongeval ernstig of dodelijk letsel kracht van een aanrijding op en wordt de kans veroorzaken.
Pagina 55
uuVeiligheidsgordelsuVeiligheidsgordels vastgespen ■ 1Verankeringspunt op schouderhoogte instellen Verankeringspunt op schouderhoogte instellen Controleer na het afstellen of het verankeringspunt op De voorstoelen zijn voorzien van instelbare verankeringspunten op schouderhoogte om deze schouderhoogte stevig vergrendeld is. te kunnen aanpassen aan passagiers van verschillende lengte. 1.
Pagina 56
uuVeiligheidsgordelsuVeiligheidsgordels vastgespen ■ 1Veiligheidsgordel met afneembare verankering Veiligheidsgordel met afneembare verankering WAARSCHUWING 1. Trek de kleine vergrendeltong en de vergrendeltong van de veiligheidsgordel naar Het gebruik van de veiligheidsgordel met de buiten bij elke opbergsleuf in het plafond. afneembare verankering losgemaakt vergroot de kans op ernstig of dodelijk letsel tijdens een ongeval.
Pagina 57
uuVeiligheidsgordelsuVeiligheidsgordels vastgespen 3. Steek de vergrendeltong in de gesp. Maak de veiligheidsgordel goed vast net zoals u met de heup-/schoudergordel zou doen. Vergrendeltong Gesp Wordt vervolgd...
Pagina 58
uuVeiligheidsgordelsuVeiligheidsgordels vastgespen ■ 1Advies voor zwangere vrouwen Advies voor zwangere vrouwen Vraag uw arts na ieder medisch onderzoek of het nog Mogelijke alternatieve wijze: raadzaam is een voertuig te besturen. Als u zwanger bent, is het steeds dragen van een veiligheidsgordel de beste manier om uzelf en uw ongeboren kind tijdens het besturen van of rijden in een voertuig te beschermen.
Pagina 59
uuVeiligheidsgordelsuInspectie van veiligheidsgordels Inspectie van veiligheidsgordels Controleer regelmatig als volgt de conditie van de veiligheidsgordels: 1Inspectie van veiligheidsgordels WAARSCHUWING • Trek elke veiligheidsgordel volledig uit en controleer hem op rafels, insnijdingen, brandplekken en slijtage. Nalatigheid bij controle of onderhoud van •...
Pagina 60
uuVeiligheidsgordelsuBevestigingspunten Bevestigingspunten Maak bij het vervangen van de veiligheidsgordels Voorstoel gebruik van de bevestigingspunten zoals aangegeven in de afbeeldingen. De voorstoel heeft een heup-/schoudergordel. De achterbank heeft drie heup-/schoudergordels. Achterbank...
Pagina 61
Airbags Onderdelen van het airbagsysteem • De airbags voor, de zijairbags voor en de Een elektronische regeleenheid die, wanneer zijgordijnairbags worden opgeblazen afhankelijk de voedingsmodus in de stand AAN staat, van de richting en de kracht van de botsing. Het voortdurend informatie bewaakt met airbagsysteem bestaat uit: betrekking tot de verschillende...
Pagina 62
uuAirbagsuOnderdelen van het airbagsysteem ■ 1Belangrijke feiten over uw airbags Belangrijke feiten over uw airbags Probeer uw airbags niet te deactiveren. Samen bieden Airbags kunnen een ernstig gevaar vormen. Om hun werk goed te kunnen doen, moeten airbags en veiligheidsgordels de beste bescherming. airbags met enorme kracht worden opgeblazen.
Pagina 63
uuAirbagsuTypen airbags Typen airbags Uw voertuig is uitgerust met drie typen airbags: 1Typen airbags • Airbags voor: Airbags vóór de stoelen van de bestuurder en de voorpassagier. De airbags kunnen worden opgeblazen zodra de • Zijairbags: Airbags in de rugleuning van de stoelen van de bestuurder en de voorpassagier. contactschakelaar in de stand AAN staat.
Pagina 64
uuAirbagsuAirbags voor (SRS) ■ Werking De voorste airbags zijn ontworpen om opgeblazen te worden tijdens een matige tot krachtige frontale botsing. Wanneer het voertuig plotseling vertraagt, sturen de sensoren informatie naar de regeleenheid, die opdracht geeft om één of beide airbags op te blazen. Een frontale botsing kan recht van voren of in een hoek tussen twee voertuigen plaatsvinden of wanneer een voertuig tegen een stilstaand voorwerp botst, bijv.
Pagina 65
uuAirbagsuAirbags voor (SRS) ■ Wanneer de voorste airbags niet opgeblazen mogen worden Lichte frontale botsingen: De voorste airbags zijn ontworpen als aanvulling op de veiligheidsgordels en helpen levens te redden. Ze zijn niet bedoeld om lichte schaafwonden of zelfs gebroken botten te voorkomen, die het gevolg kunnen zijn van een minder krachtige frontale botsing.
Pagina 66
uuAirbagsuAirbags voor (SRS) ■ 1Uitschakelingssysteem van airbag van voorpassagier Uitschakelingssysteem van airbag van voorpassagier WAARSCHUWING Indien het plaatsen van een naar achteren gericht kinderzitje op de stoel van de voorpassagier niet kan worden vermeden, moet u het airbagsysteem van de voorpassagier handmatig Het airbagsysteem van de voorpassagier moet uitschakelen met de geïntegreerde sleutel.
Pagina 67
uuAirbagsuAirbags voor (SRS) ■ Het airbagsysteem van de voorpassagier deactiveren 1. Schakel de parkeerrem in en zet de voedingsmodus in de stand VOERTUIG UIT. 2. Open het portier van de voorpassagier. 3. Plaats de geïntegreerde sleutel in de ON/OFF- schakelaar voor de airbag van de voorpassagier. De schakelaar bevindt zich in het zijpaneel van het dashboard aan de kant van de voorpassagier.
Pagina 68
uuAirbagsuAirbags voor (SRS) ■ Controlelampje uitgeschakelde airbag voorpassagier 1Het airbagsysteem van de voorpassagier deactiveren Wanneer het airbagsysteem van de voorpassagier geactiveerd wordt, gaat het controlelampje ATTENTIE na een paar seconden uit wanneer u de voedingsmodus op AAN zet. • Gebruik de geïntegreerde sleutel van het voertuig om de ON/OFF-schakelaar voor de airbag van de voorpassagier Wanneer het airbagsysteem van de voorpassagier gedeactiveerd wordt, blijft het te verdraaien.
Pagina 69
uuAirbagsuZijairbags Zijairbags De zijairbags beschermen het bovenlichaam en het bekken van de bestuurder of voorpassagier 1Zijairbags tijdens een middelzware tot zware botsing van opzij. Bevestig geen accessoires aan of vlakbij de zijairbags. Ze kunnen de correcte werking van de airbags belemmeren of ■...
Pagina 70
uuAirbagsuZijairbags ■ 1Zijairbags Werking Bedek of vervang de afdekkingen van de rugleuningen van Wanneer de sensoren een middelzware tot zware de voorstoelen niet zonder een dealer te raadplegen. botsing van opzij registreren, geeft de regeleenheid De afdekkingen van de rugleuningen van de voorstoelen opdracht om de zijairbag aan de zijde van de verkeerd vervangen of bedekken, kan ervoor zorgen dat de botsing onmiddellijk op te blazen.
Pagina 71
uuAirbagsuZijgordijnairbags Zijgordijnairbags De zijgordijnairbags beschermen het hoofd van de bestuurder en dat van de passagiers op de 1Zijgordijnairbags buitenste zitplaatsen tijdens een middelzware tot zware botsing van opzij. De zijgordijnairbags zijn het meest effectief wanneer de inzittenden hun veiligheidsgordel correct dragen en rechtop ■...
Pagina 72
uuAirbagsuZijgordijnairbags ■ Werking De zijgordijnairbag is zodanig ontworpen dat deze wordt opgeblazen tijdens middelzware tot zware botsingen van opzij. Opgeblazen zijgordijnairbag ■ Wanneer de zijgordijnairbags worden opgeblazen in een frontale botsing Een of beide zijgordijnairbags kunnen ook worden opgeblazen in een matige tot krachtige frontale botsing die onder een hoek plaatsvindt.
Pagina 73
uuAirbagsuControlelampjes van airbagsysteem Controlelampjes van airbagsysteem Als zich een probleem in het airbagsysteem voordoet, gaat het SRS-controlelampje aan en verschijnt een bericht op de interface voor bestuurdersinformatie. ■ 1Controlelampje aanvullend veiligheidssysteem (SRS) Controlelampje aanvullend veiligheidssysteem (SRS) ■ WAARSCHUWING Wanneer de voedingsmodus in de stand AAN staat Wordt het SRS-controlelampje genegeerd, dan Het controlelampje gaat gedurende enkele...
Pagina 74
uuAirbagsuControlelampjes van airbagsysteem ■ Controlelampje uitgeschakelde airbag voorpassagier ■ Wanneer het uitschakelingscontrolelampje passagiersairbag gaat branden Het controlelampje blijft branden zolang het airbagsysteem van de voorpassagier gedeactiveerd is. Schakel het systeem handmatig opnieuw in wanneer er geen naar achteren gericht kinderzitje op de stoel van de voorpassagier wordt gebruikt.
Pagina 75
uuAirbagsuAirbagverzorging Airbagverzorging Het zelf uitvoeren van het onderhoud of de vervanging van onderdelen van het airbagsysteem 1Airbagverzorging wordt afgeraden en zou ook niet nodig moeten zijn. U dient het voertuig echter wel te laten Het verwijderen van airbagonderdelen van het voertuig is inspecteren door een dealer in de volgende situaties: verboden.
Pagina 76
Veiligheid van kinderen Kinderen in het voertuig beschermen Elk jaar raakt een groot aantal kinderen gewond of komt om het leven in ongevallen met 1Kinderen in het voertuig beschermen voertuigen, omdat ze niet of niet correct aangegespt zijn. Voertuigongevallen zijn zelfs de Zonneklep voorpassagier eerste oorzaak voor het overlijden van kinderen jonger dan 12 jaar.
Pagina 77
uuVeiligheid van kinderenuKinderen in het voertuig beschermen Kinderen dienen correct vastgegespt op een 1Kinderen in het voertuig beschermen achterbank te zitten. De redenen hiervoor zijn: In veel landen is het wettelijk verplicht alle kinderen van 12 jaar • Een voorste airbag of zijairbag die wordt en jonger en die kleiner zijn dan 150 cm correct vast te gespen opgeblazen kan een kind dat op de voorstoel zit, op de achterbank.
Pagina 78
uuVeiligheid van kinderenuKinderen in het voertuig beschermen • Houd nooit een kind op schoot, omdat het onmogelijk is het kind tijdens een botsing te 1Kinderen in het voertuig beschermen beschermen. WAARSCHUWING: Gebruik de vergrendelingsknop voor de elektrisch bediende ruiten om te voorkomen dat kinderen de •...
Pagina 79
uuVeiligheid van kinderenuVeiligheid van baby's en kleine kinderen Veiligheid van baby's en kleine kinderen ■ 1Baby's en peuters beschermen Baby's en peuters beschermen WAARSCHUWING Een baby of peuter dient correct vastgegespt in een naar achteren gericht kinderzitje te worden geplaatst, totdat het de gewichts- of lengtelimiet van de fabrikant van het kinderzitje Wanneer u een naar achteren gericht kinderzitje heeft bereikt.
Pagina 80
uuVeiligheid van kinderenuVeiligheid van baby's en kleine kinderen Een naar achteren gericht kinderzitje dat correct is bevestigd, kan hinderen bij het volledig naar 1Baby's en peuters beschermen achteren verschuiven van de bestuurdersstoel of de stoel van de voorpassagier of bij het in de Veel experts adviseren het gebruik van een naar achteren gewenste positie vergrendelen van de rugleuning.
Pagina 81
uuVeiligheid van kinderenuVeiligheid van baby's en kleine kinderen ■ 1Kleinere kinderen beschermen Kleinere kinderen beschermen WAARSCHUWING Als een kind de gewichts- en lengtebeperkingen van een naar achteren gericht kinderzitje overschrijdt, moet het kind correct vastgegespt worden in een stevig vastgezet naar voren Wanneer u een naar voren gericht kinderzitje op gericht kinderzitje tot het kind de gewichts- en lengtebeperkingen van het naar voren gerichte de voorstoel bevestigt, kan dit bij het kind...
Pagina 82
uuVeiligheid van kinderenuVeiligheid van baby's en kleine kinderen ■ 1Kinderzitje kiezen Kinderzitje kiezen Installatie van een voor lage verankering geschikt kinderzitje Sommige kinderzitjes zijn compatibel met lage bevestigingspunten. Sommige hebben een is eenvoudig. starre bevestiging, terwijl andere een flexibele bevestiging hebben. Beide typen zijn even eenvoudig in het gebruik.
Pagina 83
uuVeiligheid van kinderenuVeiligheid van baby's en kleine kinderen ■ Normen voor kinderzitjes 1Kinderzitje kiezen Als een kinderzitje (of het nu een kinderzitje is van het type i-Size/ISOFIX of een kinderzitje dat Voorbeeld van goedkeuringslabel VN-voorschrift nr. 44 wordt bevestigd met een veiligheidsgordel) voldoet aan het relevante VN-voorschrift, is het voorzien van een goedkeuringslabel zoals hiernaast weergegeven.
Pagina 84
uuVeiligheid van kinderenuVeiligheid van baby's en kleine kinderen 1Kinderzitje kiezen Voorbeeld van goedkeuringslabel VN-voorschrift nr. 129 Categorie Grootte- en gewichtsaanduiding Goedkeuringsnummer Voorschriftnummer Landcode...
Pagina 85
uuVeiligheid van kinderenuVeiligheid van baby's en kleine kinderen ■ Montagelocaties voor kinderzitjes Type met stuur links Geschikt voor universele kinderzitjes die worden Passagiersairbag ingeschakeld Passagiersairbag uitgeschakeld geïnstalleerd met de veiligheidsgordel. Geschikt voor universele kinderzitjes waarbij het kind naar voren kijkt en die worden geïnstalleerd met de veiligheidsgordel.
Pagina 86
uuVeiligheid van kinderenuVeiligheid van baby's en kleine kinderen *1: Zet de stoelschuif naar de achterste stand en zet de rugleuning in de voorste vergrendelstand. *2: Als u een kinderzitje op de stoel middenachter bevestigt, kan de middelste veiligheidsgordel mogelijk niet worden gebruikt. •...
Pagina 87
uuVeiligheid van kinderenuVeiligheid van baby's en kleine kinderen Type met stuur rechts Geschikt voor universele kinderzitjes die worden Passagiersairbag ingeschakeld Passagiersairbag uitgeschakeld geïnstalleerd met de veiligheidsgordel. Geschikt voor universele kinderzitjes waarbij het kind naar voren kijkt en die worden geïnstalleerd met de veiligheidsgordel.
Pagina 88
uuVeiligheid van kinderenuVeiligheid van baby's en kleine kinderen *1: Zet de stoelschuif naar de achterste stand en zet de rugleuning in de voorste vergrendelstand. *2: Als u een kinderzitje op de stoel middenachter bevestigt, kan de middelste veiligheidsgordel mogelijk niet worden gebruikt. •...
Pagina 89
uuVeiligheid van kinderenuVeiligheid van baby's en kleine kinderen Alle modellen 1Montagelocaties voor kinderzitjes Gedetailleerde informatie voor installatie van kinderzitje Wanneer u een kinderzitje aanschaft, moet u niet vergeten de ISOFIX-grootteklasse of het bevestigingssysteem te Zitpositie en nummer zitplaats controleren om te verzekeren dat het zitje geschikt is voor uw voertuig.
Pagina 90
*3: Alleen naar voren gerichte kinderzitjes mogen worden gemonteerd wanneer de airbag van de voorpassagier is ingeschakeld. *4: De genoemde kinderzitjes (CRS) zijn overeenkomstig de aanbevelingen van Honda op de datum van publicatie. Neem contact op met een geautoriseerde dealer voor actuele informatie omtrent onze aanbevolen kinderzitjes.
Pagina 91
Kinderzitje Categorie 40 tot 83 cm Honda baby safe Universele riem tot 13 kg Honda baby safe ISOFIX i-Size universeel ISOFIX (Baby - 15 maanden) 76 cm tot 105 cm 9 kg tot 22 kg Honda ISOFIX i-Size universeel ISOFIX...
Pagina 92
uuVeiligheid van kinderenuVeiligheid van baby's en kleine kinderen ■ 1Bevestiging van een voor lage verankering geschikt kinderzitje Bevestiging van een voor lage verankering geschikt kinderzitje WAARSCHUWING Een voor lage verankering geschikt kinderzitje met eigen gordelsysteem kan op een van de twee buitenste zitplaatsen op de achterbank bevestigd worden.
Pagina 93
uuVeiligheid van kinderenuVeiligheid van baby's en kleine kinderen 1Bevestiging van een voor lage verankering geschikt kinderzitje WAARSCHUWING: Gebruik nooit een haak zonder symbool voor bevestiging met bovenband om een kinderzitje vast te zetten. Breng de hoofdsteun weer aan wanneer het kinderzitje is verwijderd.
Pagina 94
uuVeiligheid van kinderenuVeiligheid van baby's en kleine kinderen Kinderzitje met bevestigingsband Type met bovenband 3. Verwijder de hoofdsteun. Verwijder de kofferruimteafdekking. 2 Bagageruimteafdekking BLZ. 230 4. Leid de bevestigingsband tussen de poten van de hoofdsteun. Zorg ervoor dat de band niet verdraaid wordt.
Pagina 95
uuVeiligheid van kinderenuVeiligheid van baby's en kleine kinderen Kinderzitje met steunpoot 3. Trek de steunpoot uit totdat deze de vloer raakt volgens de instructies van de fabrikant van het kinderzitje. Controleer of het deel van de vloer waarop de steunpoot rust vlak is. Als het gedeelte niet vlak is, biedt de steunpoot onvoldoende ondersteuning.
Pagina 96
uuVeiligheid van kinderenuVeiligheid van baby's en kleine kinderen ■ 1Kinderzitje bevestigen met een heup-/schoudergordel Kinderzitje bevestigen met een heup-/schoudergordel Een kinderzitje dat niet correct bevestigd is, zal een kind 1. Plaats het kinderzitje op de stoel van het onvoldoende beschermen tijdens een botsing en kan letsel voertuig.
Pagina 97
uuVeiligheid van kinderenuVeiligheid van baby's en kleine kinderen 6. Zorg ervoor dat het kinderzitje stevig bevestigd is door het naar voren en naar achteren en van links naar rechts te wiegen; u zou een kleine beweging moeten voelen. 7. Zorg ervoor dat alle ongebruikte veiligheidsgordels die in het bereik van het kind liggen, vastgegespt zijn.
Pagina 98
uuVeiligheid van kinderenuVeiligheid van baby's en kleine kinderen ■ 1Meer veiligheid met een bevestigingsband Meer veiligheid met een bevestigingsband WAARSCHUWING: Bevestigingspunten van een kinderzitje Achter elke buitenste zitplaats op de achterbank zijn ontworpen om enkel het gewicht opgelegd door correct bevindt zich een verankeringspunt voor bevestigde kinderzitjes te weerstaan.
Pagina 99
uuVeiligheid van kinderenuVeiligheid van baby's en kleine kinderen Ander type met bovenband Voorkant van het voertuig Haak van bevestigingsband Bevestiging...
Pagina 100
uuVeiligheid van kinderenuVeiligheid van grotere kinderen Veiligheid van grotere kinderen ■ 1Veiligheid van grotere kinderen Grotere kinderen beschermen WAARSCHUWING De volgende pagina's geven instructies over het controleren van de juiste veiligheidsgordelpasvorm en over het type zitverhoger dat moet worden gebruikt; ook komen Als u een kind van 12 jaar of jonger op de stoel belangrijke voorzorgsmaatregelen aan de orde voor kinderen die voorin moeten zitten.
Pagina 101
uuVeiligheid van kinderenuVeiligheid van grotere kinderen ■ 1Zitverhogers Zitverhogers Lees vóór het plaatsen van een zitverhoger de bijbehorende Kan een heup-/schoudergordel niet op correcte instructies aandachtig door en bevestig de verhoger wijze worden gedragen, laat het kind dan op een overeenkomstig deze instructies.
Pagina 102
uuVeiligheid van kinderenuVeiligheid van grotere kinderen ■ Grotere kinderen beschermen - laatste controles Uw voertuig is voorzien van een achterbank waarop kinderen op de juiste wijze kunnen worden vastgegespt. Als u een groep kinderen moet vervoeren, waarbij één kind op de stoel van de voorpassagier moet zitten: •...
Pagina 103
Veiligheidsstickers Plaatsen van stickers Deze stickers bevinden zich op de aangegeven plaatsen. Ze waarschuwen u voor mogelijke gevaren die ernstig of dodelijk letsel zouden kunnen veroorzaken. Lees deze stickers aandachtig door. Indien een sticker loskomt of onleesbaar wordt, neemt u contact op met een dealer om die te vervangen.
Pagina 104
uuVeiligheidsstickersuPlaatsen van stickers Oplaadinformatielabel 2 BLZ. 548, 551 Reservetank koelvloeistof klimaatregeling 2 BLZ. 587 Radiateurdop 2 BLZ. 583 Airconditioning 2 BLZ. 611 IPU reservetank koelvloeistof 2 BLZ. 583 Uitschakelingssysteem van airbag van voorpassagier (model met stuur links) 2 BLZ. 66 Informatie voor lakken (stuur rechts) 2 BLZ.
Pagina 105
Instrumentenpaneel Dit hoofdstuk beschrijft de bedieningsknoppen, controlelampjes en meters die tijdens het rijden worden gebruikt. Controlelampjes ........104 Waarschuwings- en informatiemeldingen op interface voor bestuurdersinformatie....124 Meters en de interface voor bestuurdersinformatie Meters..........137 Interface voor bestuurdersinformatie ..139...
Pagina 106
Controlelampjes Controlelampjes gaan branden/knipperen afhankelijk van de staat van het voertuig. Tegelijkertijd kunnen berichten worden weergegeven op de interface voor bestuurdersinformatie. Voer de actie uit die in het bericht wordt beschreven, zoals ‘Neem contact op met een dealer’. Berichten weergeven door Waarschuwingsbericht in te stellen op AAN via het audio-/informatiescherm. U kunt ook de taal van de berichten aanpassen.
Pagina 107
uuControlelampjesu Controlelampjes Controlelampje Adaptive Controlelampje BLZ. 115 richtingaanwijzers en BLZ. 118 BLZ. 120 Cruise Control (ACC) met botsingsbeperkingssysteem alarmknipperlichten Low Speed Follow-interval (CMBS) (amber) Controlelampje Controlelampje BLZ. 117 BLZ. 116 Controlelampje lichten aan BLZ. 120 botsingsbeperkingssysteem startblokkeringssysteem (CMBS) (grijs) Controlelampje BLZ.
Pagina 108
uuControlelampjesu Controlelampje Naam Aan/Knipperend Uitleg • • Gaat branden als de parkeerrem wordt De zoemer klinkt en het controlelampje gaat branden als u rijdt ingeschakeld en gaat uit als deze wordt terwijl de parkeerrem is ingeschakeld. • uitgeschakeld. Brandt circa 30 seconden wanneer u de elektronische parkeerrem inschakelt terwijl de voedingsmodus in de stand ACCESSOIRE of VOERTUIG UIT staat en gaat dan uit.
Pagina 109
uuControlelampjesu Controlelampje Naam Aan/Knipperend Uitleg • • Gaat branden wanneer er een Gaat samen met het controlelampje parkeerrem en probleem met het remsysteem is. remsysteem (amber) branden - Stop onmiddellijk op een veilige plek. Neem contact op met een dealer voor reparatie. Het rempedaal wordt moeilijker te bedienen.
Pagina 110
uuControlelampjesu Controlelampje Naam Aan/Knipperend Uitleg • • Gaat branden wanneer er een Gaat branden tijdens het rijden - Vermijd hoge snelheden en remgerelateerd probleem is, maar niet plotseling remmen. Breng het voertuig onmiddellijk naar een Controlelampje met het conventionele remsysteem. dealer.
Pagina 111
uuControlelampjesu Controlelampje Naam Aan/Knipperend Uitleg • Gaat branden wanneer het voertuig Controlelampje Voeding inschakelen BLZ. 377 gereed is om te rijden. ‘Gereed’ • • Gaat branden als er een probleem is Stop onmiddellijk op een veilige plaats en neem contact op met met het laadsysteem.
Pagina 112
uuControlelampjesu Controlelampje Naam Aan/Knipperend Uitleg • Gaat branden wanneer aan de flipper wordt getrokken. • Knippert wanneer er geen sprake is van Controlelampje vertraging als aan de flipper wordt flipper voor Flipper voor vertraging BLZ. 388 getrokken. vertraging • Gaat branden met M als de SPORT- modus is geselecteerd en aan de flipper wordt getrokken.
Pagina 113
uuControlelampjesu Controlelampje Naam Aan/Knipperend Uitleg • • Gaat branden als u geen De zoemer stopt en het controlelampje gaat uit wanneer u en de veiligheidsgordel om heeft wanneer u passagier de veiligheidsgordels vastgespen. • de voedingsmodus op AAN zet. Blijft branden nadat u en/of de passagiers de •...
Pagina 114
uuControlelampjesu Controlelampje Naam Aan/Knipperend Uitleg • • Gaat branden als er een probleem met Blijft constant branden - Laat uw voertuig door een dealer Controlelampje het ABS is. controleren. Blijft dit controlelampje branden, dan beschikt uw antiblokkeersysteem voertuig nog steeds over het normale remvermogen, echter zonder (ABS) antiblokkeerfunctie.
Pagina 115
uuControlelampjesu Controlelampje Naam Aan/Knipperend Uitleg • • Knippert wanneer het VSA-systeem Blijft constant branden - Laat uw voertuig door een ingeschakeld is. dealer controleren. • Voertuigstabiliteitsassistentiesysteem (VSA) Gaat branden als er een probleem is BLZ. 395 met het VSA-systeem, Agile Handling Hill Start Assist-systeem BLZ.
Pagina 116
uuControlelampjesu Controlelampje Naam Aan/Knipperend Uitleg • • Kan kort gaan branden als de Gaat branden tijdens het rijden - Stop op een veilige plek, voedingsmodus op AAN wordt controleer de bandenspanning en pomp de band(en) op indien gezet en het voertuig niet binnen nodig.
Pagina 117
uuControlelampjesu Controlelampje Naam Aan/Knipperend Uitleg • • Wordt samen met een zoemer Druk, terwijl het controlelampje brandt, op de knop (Home) en ingeschakeld wanneer een probleem selecteer Informatie om het bericht opnieuw te bekijken. Display wijzigen wordt geconstateerd. Tegelijkertijd BLZ. 139 •...
Pagina 118
uuControlelampjesu Controlelampje Naam Aan/Knipperend Uitleg • Gaat branden wanneer de Controlelampje parkeerlichten, achterlichten en andere Verlichting BLZ. 192 lichten aan externe lichten branden. • Gaat branden wanneer grootlicht Controlelampje — wordt ingeschakeld. grootlicht • Controlelampje Gaat branden wanneer aan alle automatisch bedrijfsomstandigheden van het Automatisch grootlicht...
Pagina 119
uuControlelampjesu Controlelampje Naam Aan/Knipperend Uitleg • • Gaat knipperen wanneer het Knippert - U kunt het voedingssysteem niet starten. Zet de startblokkeringssysteem de voedingsmodus in de stand VOERTUIG UIT en selecteer vervolgens sleutelinformatie niet herkent. opnieuw de stand AAN. Type met stuur rechts Houd het rempedaal ingetrapt voordat u de voedingsmodus op Controlelampje AAN zet.
Pagina 120
uuControlelampjesu Controlelampje Naam Aan/Knipperend Uitleg • • Gaat branden in geval van een Gaat branden tijdens het rijden - Laat uw voertuig door een probleem met ACC met Low Speed dealer controleren. Follow. • • Gaat branden als de ACC met Low Rijd een korte afstand met een snelheid van meer dan 20 km/h.
Pagina 121
uuControlelampjesu Controlelampje Naam Aan/Knipperend Uitleg • • Gaat branden in geval van een storing Blijft constant branden - Laat uw voertuig door een dealer in het LKAS. controleren. ● Gaat branden als het LKAS tijdelijk ● Rijd een korte afstand met een snelheid van meer dan 20 km/h. Het controlelampje zou uit moeten gaan.
Pagina 122
uuControlelampjesu Controlelampje Naam Aan/Knipperend Uitleg ● Gaat branden als er een probleem is ● Het controlelampje veiligheidsondersteuning (amber) gaat Controlelampje met het CMBS of als het systeem tegelijkertijd branden. Controlelampje veiligheidsondersteuning (amber) botsingsbeperkingssysteem tijdelijk niet kan worden gebruikt BLZ. 121 (CMBS) (amber) vanwege problemen zoals vuil op de voorruit bij de camera.
Pagina 123
uuControlelampjesu Controlelampje Naam Aan/Knipperend Uitleg ● Gaat branden wanneer het systeem voor Controlelampje Waarschuwing verlaten rijbaan is Road Departure Veiligheidsondersteuning BLZ. 152 uitgeschakeld. Mitigation (grijs) • • Gaat branden als er een probleem is met Blijft constant branden - Laat uw voertuig door een dealer het Road Departure Mitigation-systeem, controleren.
Pagina 124
uuControlelampjesu Controlelampje Naam Aan/Knipperend Uitleg • • Gaat branden als het Road Departure Blijft branden - De temperatuur in de camera is te hoog. Mitigation-systeem en/of CMBS Gebruik het klimaatregelsysteem om de camera af te koelen. zichzelf uitschakelt. Het systeem wordt ingeschakeld wanneer de temperatuur in de camera is gedaald.
Pagina 125
uuControlelampjesu Controlelampje Naam Aan/Knipperend Uitleg • Gaat groen branden wanneer het Road Departure Mitigation-systeem, dode hoek-informatiesysteem en CMBS zijn ingeschakeld. • Gaat groen en grijs branden als het Road Controlelampje Departure Mitigation-systeem, dode 2 Road Departure Mitigation-systeem BLZ. 463 veiligheidsondersteuning hoek-informatiesysteem of CMBS of Dode hoek-informatiesysteem BLZ.
Pagina 126
uuControlelampjesuWaarschuwings- en informatiemeldingen op interface voor bestuurdersinformatie Waarschuwings- en informatiemeldingen op interface voor bestuurdersinformatie De waarschuwings- en informatiemeldingen worden alleen op de interface voor bestuurdersinformatie weergegeven. Druk op de knop (Home), selecteer Informatie en druk vervolgens op het linker selectiewieltje om het bericht nogmaals te bekijken met het waarschuwingslampje systeemmelding aan.
Pagina 127
uuControlelampjesuWaarschuwings- en informatiemeldingen op interface voor bestuurdersinformatie ■ Rode pictogrammen Pictogram Bericht Pictogram Bericht Ernstig defect geconstateerd. Probleem met remsysteem. Stop met rijden wanneer dit veilig kan. Rijd niet. Stuurbekrachtiging verminderd. Stop met rijden wanneer dit veilig kan. Remprestaties verminderd. Bevestig veiligheidsgordels Stop met rijden wanneer dit veilig kan.
Pagina 128
uuControlelampjesuWaarschuwings- en informatiemeldingen op interface voor bestuurdersinformatie Pictogram Bericht Pictogram Bericht Probleem met aanvullend veiligheidssysteem Portier en achterklep open Sturen vereist Controleer achterbank Verlaten rijbaan Probleem met parkeersensorsysteem Portier open Naderend object Motorkap open Achterklep open...
Pagina 129
uuControlelampjesuWaarschuwings- en informatiemeldingen op interface voor bestuurdersinformatie ■ Amber pictogrammen Pictogram Bericht Pictogram Bericht Temperatuurprobleem hoogspanningsaccu. Stop met rijden wanneer dit veilig kan en verlaat het voertuig. Bedien de handrem om het voertuig in stilstand Als de waarschuwing te houden Temperatuurprobleem hoogspanningsaccu verschijnt BLZ.
Pagina 130
uuControlelampjesuWaarschuwings- en informatiemeldingen op interface voor bestuurdersinformatie Pictogram Bericht Pictogram Bericht Schakel naar P Snelheidsalarm BLZ. 146 Neutraal auto-hold aan. Schakel naar P wanneer gedaan Probleem met transmissiesysteem. Prestaties mogelijk verminderd. Probleem met antiblokkeerremsysteem. Remprestaties mogelijk verminderd. Probleem met transmissiesysteem. Schakel parkeerrem in bij parkeren.
Pagina 131
Pictogram Bericht Pictogram Bericht Modellen met Honda Parkeerassistent Probleem met remsysteem. Probleem met Hill Start Assist. Remprestaties mogelijk verminderd. Voertuig kan gaan rollen bij vrijgeven rem. Modellen met Honda Parkeerassistent Probleem met remsysteem.
Pagina 132
uuControlelampjesuWaarschuwings- en informatiemeldingen op interface voor bestuurdersinformatie Pictogram Bericht Pictogram Bericht Probleem met systeem elektrische Probleem met automatisch grootlicht. stuurbekrachtiging. Handmatige bedieningselementen Stuurbekrachtiging verminderd. beschikbaar. Probleem syst. elektr. stuurbekrachtiging. Geen stuurbekrachtiging. Rijd niet. Afstandsbediening niet gedetecteerd Bestuurders aandachtsniveau laag. Rust nemen Batterij afstandsbediening vervangen De batterij van de afstandsbediening vervangen...
Pagina 133
Probleem met Adaptive Cruise Control-systeem Modellen met onderhoudsherinneringssysteem Service noodzakelijk Onderhoudsherinneringssysteem BLZ. 566 Probleem met botsingsbeperkingssysteem Modellen met Honda Parkeerassistent Probleem met Honda-parkeerpilot. Honda-parkeerpilot niet beschikbaar. Probleem met rijbaanhoudhulpsysteem Probleem met dode hoek-informatiesysteem Probleem met systeem automatische bijsturing * Niet beschikbaar op alle modellen...
Pagina 134
uuControlelampjesuWaarschuwings- en informatiemeldingen op interface voor bestuurdersinformatie Pictogram Bericht Pictogram Bericht Verwijder oplaadstekker Dode Hoek informatie niet beschikbaar Probleem met voedingssysteem. Vermogen mogelijk verminderd. Controleer laadsysteem Probleem met plug-in-laadsysteem. Beperkt bereik. Lage lading. Probleem met standaard plug-in-laadsysteem. Minder vermogen. Snelladen is beschikbaar. Temperatuur voedingssysteem laag.
Pagina 135
uuControlelampjesuWaarschuwings- en informatiemeldingen op interface voor bestuurdersinformatie ■ Andere pictogrammen Pictogram Bericht Pictogram Bericht Probleem met Acoustic Vehicle Alerting-systeem Buitentemperatuur laag. Wegdek mogelijk bevroren. Deksel oplader open Om te schakelen: Rempedaal intrappen. Om te schakelen: Gaspedaal loslaten. Versnellingspositie is N. Gaspedaal loslaten.
Pagina 136
uuControlelampjesuWaarschuwings- en informatiemeldingen op interface voor bestuurdersinformatie Pictogram Bericht Pictogram Bericht Versnelling niet beschikbaar. Bestuurders aandachtsniveau laag Wacht enige tijd en probeer het opnieuw. Brake hold systeem stand-by Kan cruisecontrol niet instellen: Snelheid te hoog Brake hold systeem UIT Cruisecontrol geannuleerd: Snelheid te hoog Kan cruise niet instellen: Inschakelen Brake Hold:...
Pagina 137
uuControlelampjesuWaarschuwings- en informatiemeldingen op interface voor bestuurdersinformatie Pictogram Bericht Pictogram Bericht Kan cruisecontrol niet instellen: Bepaalde bestuurdersassistentiesystemen Helling te steil werken niet: Cameratemperatuur te hoog Cruisecontrol geannuleerd: Helling te steil Kan cruisecontrol niet instellen: Bepaalde bestuurdersassistentiesystemen Schakel naar D werken niet: Slecht zicht of reinig de voorruit.
Pagina 138
uuControlelampjesuWaarschuwings- en informatiemeldingen op interface voor bestuurdersinformatie Pictogram Bericht Pictogram Bericht Om de auto te starten: rem + startknop Gereed om te rijden Om voertuig te starten: rem + startknop Type met stuur rechts Lage omgevingstemperatuur. Om de auto te starten: Verbinding met lader aanbevolen.
Pagina 139
Meters en de interface voor bestuurdersinformatie Meters Het voertuig is uitgerust met een snelheidsmeter, een meter voor het laadniveau van de hoogspanningsaccu en andere bijbehorende controlelampjes. Deze worden weergegeven wanneer de voedingsmodus op AAN staat. ■ 1Snelheidsmeter Snelheidsmeter U kunt de eenheden snelheid/afstand wijzigen. Geeft uw rijsnelheid weer in km/h of mph.
Pagina 140
uuMeters en de interface voor bestuurdersinformatieuMeters ■ 1Omgevingstemperatuur Omgevingstemperatuur De temperatuursensor bevindt zich in de voorbumper. Geeft de buitentemperatuur weer in graden Celsius. Warmte van het wegdek en uitlaatgassen van andere voertuigen kunnen bij snelheden lager dan 30 km/h de Als de buitentemperatuur lager dan 3 °C is geweest op het moment dat u de voedingsmodus temperatuurwaarde beïnvloeden.
Pagina 141
uuMeters en de interface voor bestuurdersinformatieuInterface voor bestuurdersinformatie Interface voor bestuurdersinformatie De interface voor bestuurdersinformatie toont informatie zoals de geschatte af te leggen afstand en de energiezuinigheid van het voertuig. Het display geeft ook belangrijke meldingen weer, zoals waarschuwingen en andere nuttige informatie. Wanneer er een waarschuwingsbericht verschijnt, controleer dan het bericht, neem contact op met een dealer en laat het voertuig indien nodig controleren.
Pagina 142
uuMeters en de interface voor bestuurdersinformatieuInterface voor bestuurdersinformatie Selectiewieltje links Bestuurdersaandachtsniveau 2 BLZ. 147 Veiligheidsgordels 2 BLZ. 151 Knop (Home) Energie 2 BLZ. 141 Onderhoud 2 BLZ. 151 Snelheid & tijd 2 BLZ. 143 Veiligheidsondersteuning 2 BLZ. 152 Audio 2 BLZ. 144 No content 2 BLZ.
Pagina 143
uuMeters en de interface voor bestuurdersinformatieuInterface voor bestuurdersinformatie ■ Energieverbruik / Dagteller Draai aan het linker selectiewieltje om te wisselen tussen dagteller A en dagteller B. Gemiddeld energieverbruik Huidig energieverbruik Dagteller A Dagteller B Wordt vervolgd...
Pagina 144
uuMeters en de interface voor bestuurdersinformatieuInterface voor bestuurdersinformatie ■ Dagteller Geeft het totaal aantal kilometers of mijlen weer dat met het voertuig is gereden sinds de dagteller voor het laatst op nul is gezet. Tellers A en B kunnen worden gebruikt om twee afzonderlijke ritten te meten.
Pagina 145
uuMeters en de interface voor bestuurdersinformatieuInterface voor bestuurdersinformatie ■ Snelheid/Tijd/Dagteller Draai aan het linker selectiewieltje om te wisselen tussen dagteller A en dagteller B. Gemiddelde snelheid Verstreken tijd Dagteller A Dagteller B Wordt vervolgd...
Pagina 146
uuMeters en de interface voor bestuurdersinformatieuInterface voor bestuurdersinformatie ■ Dagteller 2 Dagteller BLZ. 142 ■ Verstreken tijd 1Verstreken tijd Geeft de verstreken tijd weer sinds de dagteller A of B op nul is gezet. U kunt instellen wanneer de verstreken tijd wordt gereset. Aanpassen van de voertuiginstellingen BLZ.
Pagina 147
uuMeters en de interface voor bestuurdersinformatieuInterface voor bestuurdersinformatie ■ 1Navigatie Navigatie U kunt selecteren of het turn-by-turn display wordt ■ Kompas ingeschakeld gedurende de routebegeleiding. Geeft het kompasscherm weer. Aanpassen van de voertuiginstellingen BLZ. 331 ■ Turn-by-turn-aanwijzingen Als het kompas of de turn-by-turn aanwijzingen worden Wanneer het navigatiesysteem, Android Auto of Apple CarPlay routebegeleiding geeft, weergegeven, kunt u bepaalde navigatiesysteemfuncties worden turn-by-turn aanwijzingen naar uw bestemming weergegeven.
Pagina 148
uuMeters en de interface voor bestuurdersinformatieuInterface voor bestuurdersinformatie ■ Snelheidsalarm Schakelt het snelheidsalarm in en wijzigt de instellingen van het snelheidsalarm. Draai aan het linker selectiewieltje; de instelling van het snelheidsalarm verandert als volgt: Snelheidsalarm 1 Aan/Uit Snelheidsalarm 2 Aan/Uit Snelheidsinstelling snelheidsalarm 1 [50 km/h (30mph) Snelheidsinstelling snelheidsalarm 2 [80 km/h (50mph) Terug...
Pagina 149
uuMeters en de interface voor bestuurdersinformatieuInterface voor bestuurdersinformatie ■ 1Driver Attention Monitor Driver Attention Monitor De Driver Attention Monitor kan niet altijd detecteren of de De Driver Attention Monitor analyseert de stuurbewegingen om vast te stellen of de bestuurder moe of onoplettend is. bestuurder op een slaperige of onoplettende manier rijdt.
Pagina 150
uuMeters en de interface voor bestuurdersinformatieuInterface voor bestuurdersinformatie Wanneer u Bestuurders aandacht selecteert op de interface voor bestuurdersinformatie, lichten balkjes op in het wit om de mate van aandacht van de bestuurder aan te geven. 2 Display wijzigen BLZ. 139 Niveau Als er twee balkjes oplichten, verschijnt het bericht Bestuurders aandachtsniveau laag.
Pagina 151
uuMeters en de interface voor bestuurdersinformatieuInterface voor bestuurdersinformatie Als het aantal balkjes tot één daalt, klinkt een geluidssignaal en wordt het koffiekopje amber om de bestuurder te waarschuwen dat hij/zij een pauze nodig heeft, omdat zijn/haar aandachtsniveau te laag is. Als de kop koffie amber gaat branden, stopt u op een veilige plek en rust u zolang als nodig is.
Pagina 152
uuMeters en de interface voor bestuurdersinformatieuInterface voor bestuurdersinformatie ■ De Driver Attention Monitor wordt gereset wanneer: • Het voedingssysteem is uitgeschakeld. • De bestuurder de veiligheidsgordel losmaakt en het portier opent terwijl het voertuig stilstaat. ■ De Driver Attention Monitor werkt indien: 1De Driver Attention Monitor werkt indien: •...
Pagina 153
uuMeters en de interface voor bestuurdersinformatieuInterface voor bestuurdersinformatie ■ Veiligheidsgordels Treedt op, onder gespecificeerde omstandigheden, wanneer veiligheidsgordels zijn vergrendeld of ontgrendeld. 2 Waarschuwingslampje veiligheidsgordel BLZ. 48 ■ Onderhoud Toon het onderhoudsherinneringssysteem. 2 Onderhoudsherinneringssysteem BLZ. 566 * Niet beschikbaar op alle modellen Wordt vervolgd...
Pagina 154
uuMeters en de interface voor bestuurdersinformatieuInterface voor bestuurdersinformatie ■ 1Veiligheidsondersteuning Veiligheidsondersteuning Als een systeem in amber wordt aangegeven, laat het Geeft door middel van een kleur en letters de status van het Road Departure Mitigation- voertuig dan onmiddellijk door een dealer controleren. systeem, dode hoek-informatiesysteem en CMBS aan, bijvoorbeeld aan, uit of storing.
Pagina 155
uuMeters en de interface voor bestuurdersinformatieuInterface voor bestuurdersinformatie ■ Eenheden snelheid/afstand Hiermee kunt u een andere eenheid kiezen voor weergave op de interface voor bestuurdersinformatie/audio-/informatiescherm en de weergegeven waarden instellen op km en km/h of mijlen en mph. Houd het selectiewieltje links ingedrukt terwijl u No content selecteert op de interface voor bestuurdersinformatie.
Pagina 156
uuMeters en de interface voor bestuurdersinformatieuInterface voor bestuurdersinformatie ■ 1Informatie Informatie Wanneer er meerdere waarschuwings- of U kunt controleren of er actieve waarschuwingsberichten zijn. informatieberichten zijn, kunt u aan het linker selectiewieltje 2 Waarschuwings- en informatiemeldingen op interface voor draaien om andere waarschuwingsberichten te bekijken. bestuurdersinformatie BLZ.
Pagina 157
uuMeters en de interface voor bestuurdersinformatieuInterface voor bestuurdersinformatie ■ 1Resterende accu Resterende accu Als de cirkel oranje is, moet u de hoogspanningsaccu zo snel Toont de huidige status van de hoogspanningsaccu. mogelijk opladen. De kleur van de cirkel toont de huidige status van de hoogspanningsaccu.
Pagina 159
Bedieningselementen In dit hoofdstuk wordt de werking uitgelegd van de verschillende bedieningselementen voor het rijden. Portieren vergrendelen en ontgrendelen Ultrasone sensoren ......185 Helderheidsregeling......205 Sleutel..........158 Kantelsensor ........186 Het stuurwiel verstellen ......206 Lage signaalsterkte Supervergrendeling ......187 Spiegels afstandsbediening ......160 Ruiten ............
Pagina 160
Portieren vergrendelen en ontgrendelen Sleutel Het voertuig wordt geleverd met de volgende sleutels: 1Sleutel Gebruik de sleutels om het voedingssysteem te Alle sleutels beschikken over een startblokkeringssysteem. starten en te stoppen, en om alle portieren, de Het startblokkeringssysteem helpt om diefstal van het achterklep en het laaddeksel te vergrendelen en voertuig tegen te gaan.
Pagina 161
uuPortieren vergrendelen en ontgrendelenuSleutel ■ Geïntegreerde sleutel De geïntegreerde sleutel kan gebruikt worden om de portieren te vergrendelen/ontgrendelen wanneer de batterij van de afstandsbediening zwak geworden is en de werking van de elektrische portiervergrendeling/-ontgrendeling uitgeschakeld is. Om de geïntegreerde sleutel te verwijderen, drukt u op de ontgrendelingsknop en trekt u de sleutel uit de behuizing.
Pagina 162
uuPortieren vergrendelen en ontgrendelenuLage signaalsterkte afstandsbediening Lage signaalsterkte afstandsbediening Het voertuig zendt radiogolven uit om de afstandsbediening te vinden, voor het activeren van 1Lage signaalsterkte afstandsbediening het voedingssysteem en voor het vergrendelen en ontgrendelen van alle portieren, de De communicatie tussen de afstandsbediening en het achterklep en het laaddeksel.
Pagina 163
uuPortieren vergrendelen en ontgrendelenuPortieren van buitenaf vergrendelen/ontgrendelen Portieren van buitenaf vergrendelen/ontgrendelen ■ 1Portieren van buitenaf vergrendelen/ontgrendelen Sleutelloos toegangssysteem gebruiken Als de schakelaar voor interieurverlichting in de stand voor Wanneer u de afstandsbediening bij u draagt, kunt portieractivering staat, gaat de interieurverlichting branden u de portieren en achterklep vergrendelen/ als u de portieren en de achterklep ontgrendelt.
Pagina 164
uuPortieren vergrendelen en ontgrendelenuPortieren van buitenaf vergrendelen/ontgrendelen ■ De portieren en achterklep vergrendelen 1Sleutelloos toegangssysteem gebruiken Raak de sensor van de portiervergrendeling op het • Laat de afstandsbediening niet in het voertuig achter voorportier aan, of druk op de vergrendelingsknop wanneer u het voertuig verlaat.
Pagina 165
uuPortieren vergrendelen en ontgrendelenuPortieren van buitenaf vergrendelen/ontgrendelen ■ De portieren en achterklep ontgrendelen 1Sleutelloos toegangssysteem gebruiken Pak de handgreep van het voorportier vast: De instellingen voor het knipperen van de lichten kunnen worden Alle portieren en de achterklep worden aangepast met behulp van het audio-/informatiescherm. ontgrendeld.
Pagina 166
uuPortieren vergrendelen en ontgrendelenuPortieren van buitenaf vergrendelen/ontgrendelen ■ 1Voorinstelling van de vergrendeling Voorinstelling van de vergrendeling WAARSCHUWING Het voertuig wordt automatisch vergrendeld nadat u de portieren van tevoren hebt vergrendeld en Het openen of sluiten van de elektrische vervolgens de portieren en de achterklep hebt bediende achterklep tegen handen of vingers gesloten.
Pagina 167
uuPortieren vergrendelen en ontgrendelenuPortieren van buitenaf vergrendelen/ontgrendelen ■ 1Afstandsbediening gebruiken Afstandsbediening gebruiken Als een portier of de achterklep niet binnen 30 seconden na ■ De portieren en achterklep vergrendelen ontgrendelen van het voertuig met de afstandsbediening Druk op de vergrendelingsknop. wordt geopend, worden de portieren en achterklep Sommige exterieurlichten knipperen driemaal, automatisch opnieuw vergrendeld.
Pagina 168
uuPortieren vergrendelen en ontgrendelenuPortieren van buitenaf vergrendelen/ontgrendelen 1Afstandsbediening gebruiken Als de werkingsafstand van de afstandsbediening varieert, is de batterij bijna leeg. Als de LED niet gaat branden wanneer een knop wordt ingedrukt, is de batterij leeg. De batterij van de afstandsbediening vervangen BLZ.
Pagina 169
uuPortieren vergrendelen en ontgrendelenuPortieren van buitenaf vergrendelen/ontgrendelen ■ 1Portier vergrendelen zonder sleutel Portier vergrendelen zonder sleutel Als het bestuurdersportier wordt vergrendeld, dan worden Als u niet beschikt over de sleutel of als u om een of andere reden een portier niet met behulp alle overige portieren en de achterklep tegelijkertijd van de sleutel kunt vergrendelen, kunt u het zonder sleutel vergrendelen.
Pagina 170
uuPortieren vergrendelen en ontgrendelenuPortieren van binnenuit vergrendelen/ontgrendelen Portieren van binnenuit vergrendelen/ontgrendelen ■ 1Vergrendellip gebruiken Vergrendellip gebruiken Als het portier wordt vergrendeld/ontgrendeld met behulp ■ Portier vergrendelen van de vergrendelingsknop op het bestuurdersportier, Druk de vergrendellip naar voren. worden alle overige portieren en de achterklep tegelijkertijd vergrendeld/ontgrendeld.
Pagina 171
uuPortieren vergrendelen en ontgrendelenuPortieren van binnenuit vergrendelen/ontgrendelen ■ 1Hoofdschakelaar portiervergrendeling gebruiken Hoofdschakelaar portiervergrendeling gebruiken Als het bestuurdersportier wordt vergrendeld/ontgrendeld Druk de hoofdschakelaar voor de met de hoofdschakelaar van de portiervergrendeling, portiervergrendeling in zoals afgebeeld om alle worden alle overige portieren en de achterklep tegelijkertijd portieren en de achterklep te vergrendelen of vergrendeld/ontgrendeld.
Pagina 172
uuPortieren vergrendelen en ontgrendelenuKinderslot Kinderslot Het kinderslot voorkomt dat de achterportieren vanaf de binnenzijde worden geopend 1Kinderslot ongeacht de stand van de vergrendellip. Om het portier van binnenuit te openen bij een ingeschakeld kinderslot moet de vergrendellip in de ontgrendelde stand ■...
Pagina 173
Achterklep Voorzorgsmaatregelen voor openen/sluiten van de achterklep Zorg er steeds voor dat individuen en voorwerpen op een veilige afstand van de achterklep 1Voorzorgsmaatregelen voor openen/sluiten van de achterklep verwijderd zijn alvorens deze te openen of te sluiten. WAARSCHUWING Modellen zonder elektrisch bediende achterklep Personen die zich in het pad bevinden van een •...
Pagina 174
uuAchterklepuAchterklep openen/sluiten Achterklep openen/sluiten Wanneer alle portieren ontgrendeld worden, wordt 1Voorzorgsmaatregelen voor openen/sluiten van de achterklep de achterklep ontgrendeld. Druk op de Zorg ervoor dat bagage of andere voorwerpen de gasveren buitenhandgreep van de achterklep en til de van de achterklep niet raken. achterklep omhoog.
Pagina 175
uuAchterklepuDe elektrisch bediende achterklep openen/sluiten De elektrisch bediende achterklep openen/sluiten De elektrisch bediende achterklep kan worden bediend door op de knop voor de elektrisch 1De elektrisch bediende achterklep openen/sluiten bediende achterklep op de afstandsbediening, op de knop voor de elektrisch bediende WAARSCHUWING achterklep op het instrumentenpaneel aan de bestuurderszijde, op de buitenhandgreep of op de knop op de achterklep zelf te drukken, of door uw voet onder het midden van de...
Pagina 176
uuAchterklepuDe elektrisch bediende achterklep openen/sluiten ■ 1Handsfree toegang gebruiken Handsfree toegang gebruiken Tijdens regen of in andere gevallen wanneer het voertuig nat Beweeg uw voet gedurende ongeveer 1 seconde wordt, kan de sensor uw voetbeweging mogelijk niet goed onder het midden van de achterbumper naar voren detecteren.
Pagina 177
uuAchterklepuDe elektrisch bediende achterklep openen/sluiten ■ Elektrisch bediende achterklep sluiten bij weglopen Als u van het voertuig wegloopt terwijl u de afstandsbediening bij u draagt, wordt de elektrisch bediende achterklep automatisch gesloten. 1. Neem de afstandsbediening mee en druk op de knop voor het sluiten bij weglopen.
Pagina 178
Knop elektrische achterklep Wanneer u niet de originele Honda-accessoires gebruikt voor de elektrische bediening van de achterklep, is het mogelijk ■ Aanpassen wanneer de achterklep te openen dat de achterklep niet volledig opent of sluit.
Pagina 179
uuAchterklepuDe elektrisch bediende achterklep openen/sluiten ■ 1De elektrisch bediende achterklep openen/sluiten De knop voor elektrisch bediende achterklep gebruiken Als de elektrisch bediende achterklep weerstand ondervindt Om de elektrisch bediende achterklep te openen of bij het openen of sluiten, keert de automatische te sluiten, houdt u de knop voor elektrisch bediende omkeerfunctie de richting om.
Pagina 180
uuAchterklepuDe elektrisch bediende achterklep openen/sluiten ■ 1De buitenhandgreep van de achterklep gebruiken De buitenhandgreep van de achterklep gebruiken • Laat de afstandsbediening niet in het voertuig achter Als u niet langer dan een seconde op de wanneer u het voertuig verlaat. Neem de buitenhandgreep van de achterklep drukt, gaat de afstandsbediening mee.
Pagina 181
uuAchterklepuDe elektrisch bediende achterklep openen/sluiten ■ Knop aan binnenkant van achterklep gebruiken Druk op de knop aan de binnenkant van de achterklep om de elektrisch bediende achterklep te sluiten. Als u nogmaals op de knop drukt terwijl de elektrisch bediende achterklep wordt gesloten, wordt het sluiten stopgezet.
Pagina 182
uuAchterklepuDe elektrisch bediende achterklep openen/sluiten ■ 1Programmeren stand achterklep Programmeren stand achterklep Als de achterklep slechts een beetje wordt geopend, kan de De mate waarin de elektrisch bediende achterklep stand kan niet worden geprogrammeerd, zelfs niet als u op automatisch opent kan worden geprogrammeerd. de knop aan de binnenkant van de achterklep drukt.
Pagina 183
uuAchterklepuDe elektrisch bediende achterklep openen/sluiten ■ 1Automatisch sluiten Automatisch sluiten De automatische sluitfunctie wordt niet geactiveerd als u op Als u de elektrisch bediende achterklep handmatig sluit, vergrendelt deze automatisch. de buitenhandgreep van de achterklep drukt, terwijl de elektrisch bediende achterklep wordt gesloten. ATTENTIE Forceer de achterklep niet wanneer de elektrisch bediende achterklep wordt vergrendeld.
Pagina 184
Beveiligingssysteem Startblokkeringssysteem Dit systeem zorgt ervoor dat het voedingssysteem niet kan worden gestart met een sleutel die 1Startblokkeringssysteem niet vooraf is geregistreerd. ATTENTIE Als de sleutel in het voertuig wordt achtergelaten, kan dit Let op het volgende wanneer u op de knop POWER drukt: leiden tot diefstal of per ongeluk bewegen van het voertuig.
Pagina 185
uuBeveiligingssysteemuBeveiligingssysteemalarm Beveiligingssysteemalarm Het beveiligingssysteemalarm wordt geactiveerd wanneer de achterklep, de motorkap of 1Beveiligingssysteemalarm portieren geforceerd worden geopend. Het alarm wordt niet geactiveerd wanneer de Probeer het systeem niet te wijzigen of er andere achterklep of de portieren worden geopend met de afstandsbediening of het sleutelloos voorzieningen aan toe te voegen.
Pagina 186
uuBeveiligingssysteemuBeveiligingssysteemalarm 1Beveiligingssysteemalarm Type met stuur rechts Het systeem kan per ongeluk worden geactiveerd wanneer: • Het voertuig in een geautomatiseerde garage wordt geparkeerd. • Het voertuig wordt gewassen met water onder zeer hoge druk of door een automatische autowasstraat wordt getrokken.
Pagina 187
uuBeveiligingssysteemuUltrasone sensoren Ultrasone sensoren De ultrasone sensoren worden enkel geactiveerd wanneer het beveiligingssysteemalarm wordt 1Ultrasone sensoren ingesteld. Als de sensoren een indringer rond of in het voertuig detecteren of detecteren dat Ongeacht of de ultrasone sensoren wel of niet zijn een indringer het voertuig binnendringt via een ruit, activeert de sensor het alarm.
Pagina 188
uuBeveiligingssysteemuKantelsensor Kantelsensor De kantelsensor wordt alleen ingeschakeld als het alarmsysteem wordt ingesteld. Als iemand 1Kantelsensor het voertuig omhoog brengt om het voertuig te slepen, de wielen te verwijderen enz., gaat het Ongeacht of de kantelsensor wel of niet is geactiveerd, kan alarm af.
Pagina 189
uuBeveiligingssysteemuSupervergrendeling Supervergrendeling De supervergrendelingsfunctie schakelt de vergrendellippen uit op alle portieren. 1Supervergrendeling ■ WAARSCHUWING De supervergrendelingsfunctie activeren • Draai de sleutel in het bestuurdersportier binnen vijf seconden tweemaal naar de voorkant Niemand mag zich in het voertuig bevinden bij van het voertuig. het instellen van de supervergrendeling.
Pagina 190
Ruiten Elektrisch bediende ruiten openen/sluiten De elektrisch bediende ruiten kunnen met behulp van de portierschakelaars worden geopend 1Elektrisch bediende ruiten openen/sluiten en gesloten wanneer de voedingsmodus op AAN staat. WAARSCHUWING De schakelaars aan de bestuurderszijde kunnen worden gebruikt om alle ruiten te openen en Wanneer een elektrisch bediende ruit wordt te sluiten.
Pagina 191
uuRuitenuElektrisch bediende ruiten openen/sluiten ■ 1Openen/sluiten van de ruiten met de afstandsbediening Openen/sluiten van de ruiten met de afstandsbediening U kunt het openen van de ruiten met de afstandsbediening Openen: Druk op de ontgrendelingsknop, druk in- of uitschakelen via het audio-/informatiescherm. vervolgens binnen 10 seconden opnieuw op de Aanpassen van de voertuiginstellingen ontgrendelingsknop en houd de knop ingedrukt.
Pagina 192
Schakelaars rondom het stuurwiel bedienen Knop POWER ■ 1Knop POWER De voedingsmodus wijzigen Als de afstandsbediening in een opbergkastje of op een Als u de afstandsbediening bij u hebt en op de knop andere plaats wordt gelegd waar het signaal van de POWER drukt zonder het rempedaal in te trappen, afstandsbediening kan worden onderbroken, verandert de verandert de voedingsmodus in de volgende...
Pagina 193
uuSchakelaars rondom het stuurwiel bedienenuKnop POWER ■ 1Herinnering afstandsbediening Herinnering afstandsbediening Wanneer de afstandsbediening zich binnen het Wanneer de voedingsmodus is ingesteld op een werkingsbereik van het systeem bevindt en het andere modus dan UIT en u de afstandsbediening bestuurdersportier is gesloten, wordt de uit het voertuig haalt en het portier sluit, klinkt er waarschuwingsfunctie geannuleerd.
Pagina 194
uuSchakelaars rondom het stuurwiel bedienenuVerlichting Verlichting ■ 1Verlichting Koplampen/Parkeerlichten Wanneer de lampen zijn ingeschakeld, dan brandt het De verlichting wordt automatisch ingeschakeld, afhankelijk van de hoeveelheid controlelampje voor de lampen in het instrumentenpaneel. omgevingslicht. De verlichting kan ook handmatig worden in- en uitgeschakeld. Controlelampje lichten aan BLZ.
Pagina 195
uuSchakelaars rondom het stuurwiel bedienenuVerlichting ■ 1Koplampen/Parkeerlichten Grootlicht De verlichtingssensor is aangebracht op de hieronder Wanneer de koplampen zijn ingeschakeld, duwt u de hendel naar voren. Trek de hendel terug aangegeven locatie. Dek de verlichtingssensor niet af. om naar dimlichten terug te gaan. ■...
Pagina 196
uuSchakelaars rondom het stuurwiel bedienenuVerlichting ■ 1Koplampintegratie met wissers Koplampintegratie met wissers Deze functie wordt geactiveerd wanneer de koplampen uit De koplampen worden automatisch ingeschakeld wanneer de wissers meerdere malen binnen zijn in AUTO. De helderheid van het instrumentenpaneel een bepaald aantal intervallen worden gebruikt, terwijl de koplampschakelaar in de stand verandert niet wanneer de koplampen gaan branden.
Pagina 197
uuSchakelaars rondom het stuurwiel bedienenuVerlichting ■ Mistlampen De mistlampen kunnen worden gebruikt wanneer de voedingsmodus in de stand AAN staat. ■ Mistlampen voor Kunnen worden gebruikt wanneer de parkeerlichten of koplampen ingeschakeld zijn. ■ Mistlamp achter Kan worden gebruikt wanneer de koplampen of de mistlampen voor ingeschakeld zijn. ■...
Pagina 198
uuSchakelaars rondom het stuurwiel bedienenuVerlichting ■ 1Dagrijlicht Dagrijlicht Dagrijlicht en parkeerlichten delen dezelfde lichtbron. Het dagrijlicht gaat aan wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan: • De voedingsmodus op AAN staat. Dagrijlicht is helderder dan de parkeerlichten. • De koplampschakelaar staat in de stand AUTO. Het dagrijlicht wordt niet ingeschakeld als de parkeerlichten •...
Pagina 199
uuSchakelaars rondom het stuurwiel bedienenuKoplampverstelling Koplampverstelling U kunt de verticale hoek van de dimlichten aanpassen wanneer de voedingsmodus in de stand ACCESSOIRE of AAN staat. Draai aan de regelknop om de juiste hoek van de koplampen te selecteren. Een hoger cijfer betekent een kleinere hoek. ■...
Pagina 200
uuSchakelaars rondom het stuurwiel bedienenuAutomatisch grootlicht Automatisch grootlicht De groothoekcamera vóór detecteert de lichtbronnen vóór het voertuig zoals de lichten van 1Automatisch grootlicht een voor- of tegenligger, of straatverlichting. Wanneer u in het donker rijdt, schakelt het Het automatisch grootlicht-systeem werkt niet altijd in elke systeem automatisch tussen dimlicht en grootlicht, afhankelijk van de situatie.
Pagina 201
uuSchakelaars rondom het stuurwiel bedienenuAutomatisch grootlicht ■ Automatisch schakelen tussen grootlicht en dimlicht 1Automatisch grootlicht gebruiken Wanneer het controlelampje voor automatisch grootlicht brandt, schakelen de koplampen In de volgende gevallen schakelt het automatisch grootlicht- tussen grootlicht en dimlicht onder de volgende voorwaarden. systeem de koplampen mogelijk niet goed of is het schakelmoment gewijzigd.
Pagina 202
uuSchakelaars rondom het stuurwiel bedienenuAutomatisch grootlicht ■ Handmatig schakelen tussen grootlicht en dimlicht Als u handmatig wilt schakelen tussen grootlicht en dimlicht, volg dan een van de volgende procedures. Wanneer u dit doet, gaat het controlelampje voor automatisch grootlicht uit en wordt automatisch grootlicht uitgeschakeld.
Pagina 203
uuSchakelaars rondom het stuurwiel bedienenuRuitenwissers en -sproeiers Ruitenwissers en -sproeiers ■ 1Ruitenwissers en -sproeiers Voorruitwissers/-sproeiers ATTENTIE De voorruitwissers en -sproeiers kunnen worden Gebruik de ruitenwissers niet wanneer de voorruit droog is. gebruikt wanneer de voedingsmodus op AAN staat. Er komen krassen op de voorruit of de rubberen bladen raken beschadigd.
Pagina 204
uuSchakelaars rondom het stuurwiel bedienenuRuitenwissers en -sproeiers ■ 1Ruitenwissers met automatisch interval Ruitenwissers met automatisch interval De regensensor is aangebracht op de hieronder aangegeven Wanneer u de hendel naar beneden duwt in de locatie. stand AUTO, maken de voorruitwissers één wisslag en schakelen dan over naar de automatische stand.
Pagina 205
uuSchakelaars rondom het stuurwiel bedienenuRuitenwissers en -sproeiers ■ Achterruitwisser/-sproeier De achterruitwisser en -sproeier kunnen worden gebruikt wanneer de voedingsmodus op AAN staat. ■ Wisserschakelaar (OFF, INT, ON) Wijzig de instelling van de wisserschakelaar aan de hand van de hoeveelheid regen. ■...
Pagina 206
uuSchakelaars rondom het stuurwiel bedienenuKnop achterruitverwarming/verwarmde buitenspiegel Knop achterruitverwarming/verwarmde buitenspiegel Druk op de knop van de achterruitverwarming en 1Knop achterruitverwarming/verwarmde buitenspiegel verwarmde buitenspiegel om de achterruit en de Dit systeem verbruikt veel stroom; schakel het dus uit spiegels te ontwasemen wanneer de wanneer de ruit is ontwasemd.
Pagina 207
uuSchakelaars rondom het stuurwiel bedienenuHelderheidsregeling Helderheidsregeling De helderheid van de meter wordt automatisch 1Helderheidsregeling aangepast, afhankelijk van de hoeveelheid Enkele seconden nadat u de helderheid hebt ingesteld, gaat omgevingslicht. u terug naar het vorige scherm. • De helderheid wordt donkerder wanneer er weinig omgevingslicht is.
Pagina 208
uuSchakelaars rondom het stuurwiel bedienenuHet stuurwiel verstellen Het stuurwiel verstellen De stuurwielhoogte en de afstand van het stuurwiel ten opzichte van het lichaam kunnen 1Het stuurwiel verstellen worden versteld, zodat het stuurwiel comfortabel kan worden beetgepakt en een correcte WAARSCHUWING rijhouding kan worden aangenomen.
Pagina 209
Spiegels Achteruitkijkspiegel Stel de hoek van de achteruitkijkspiegel af wanneer u in de correcte rijhouding zit. 1Achteruitkijkspiegel Houd de binnen- en buitenspiegels schoon en afgesteld voor het beste zicht. Verstel de spiegels voordat u gaat rijden. Voorstoelen BLZ. 210 ■ 1Automatische dimfunctie achteruitkijkspiegel* Automatische dimfunctie achteruitkijkspiegel* De automatische dimfunctie wordt geannuleerd wanneer de...
Pagina 210
uuSpiegelsuElektrisch bediende buitenspiegels Elektrisch bediende buitenspiegels U kunt de buitenspiegels afstellen wanneer de voedingsmodus op AAN staat. ■ Spiegelstand instellen L/R-keuzeschakelaar: selecteer de linker- of de rechterspiegel. Zet de schakelaar na het instellen van de spiegel in de middenstand. Instelschakelaar spiegelpositie: Druk de schakelaar naar links, naar rechts, naar boven of naar beneden om de spiegel te bewegen.
Pagina 211
uuSpiegelsuElektrisch bediende buitenspiegels ■ 1Functie voor automatisch in- en uitklappen buitenspiegels Functie voor automatisch in- en uitklappen buitenspiegels De buitenspiegels kunnen niet automatisch worden ■ De buitenspiegels inklappen uitgeklapt als deze werden ingeklapt met de inklapknop. Druk op de vergrendelingsknop op de afstandsbediening of raak de sensor van de portiervergrendeling op één van de voorportieren aan.
Pagina 212
Stoelen Voorstoelen Schuif de bestuurdersstoel zo ver mogelijk naar 1Stoelen achteren, maar zodanig dat u de volledige controle Voer stoelafstellingen altijd door voordat met het voertuig over het voertuig behoudt. U moet rechtop kunnen wordt gereden. zitten met uw rug tegen de rugleuning, de pedalen 1Voorstoelen voldoende kunnen intrappen zonder naar voren te leunen en het stuurwiel comfortabel kunnen...
Pagina 213
uuStoelenuVoorstoelen ■ De zitplaatsen verstellen ■ De elektrisch bediende voorstoelen verstellen Horizontale positie verstellen Verschuif de hendel om de stoel te verplaatsen. Hoogteverstelling (alleen bestuurderszijde) Trek aan de hendel of duw deze naar beneden om de stoel te verhogen of te verlagen. Rugleuninghoek verstellen Duw de hendel naar voren of trek hem naar achteren om de hoek te wijzigen.
Pagina 214
uuStoelenuVoorstoelen ■ De handmatig bediende voorstoelen verstellen 1De handmatig bediende voorstoelen verstellen Wanneer een stoel eenmaal correct is afgesteld, wiegt u deze naar voren en naar achteren om er zeker van te zijn dat de stoel op zijn plaats bevestigd is. Horizontale positie verstellen Trek aan de stang om de stoel te bewegen, laat vervolgens de stang los.
Pagina 215
uuStoelenuVoorstoelen ■ 1Rugleuningen verstellen Rugleuningen verstellen WAARSCHUWING Zet de rugleuning van de bestuurdersstoel in een comfortabele, rechtstandige positie en zorg daarbij Door de rugleuning te ver naar achteren te voor voldoende ruimte tussen uw borstkas en de plaatsen, neemt de kans op ernstig of dodelijk afdekking van de airbag in het midden van het letsel bij een ongeval toe.
Pagina 216
uuStoelenuAchterstoelen Achterstoelen ■ 1Achterbank neerklappen Achterbank neerklappen WAARSCHUWING 1. Berg eerst de middelste veiligheidsgordel op. Steek de vergrendeltong in de sleuf aan de Zorg ervoor dat de rugleuningen veilig zijkant van de ankergesp. vergrendeld zijn vóór het rijden. 2. Laat de veiligheidsgordel aanspannen in de houder in het plafond.
Pagina 217
uuStoelenuHerinnering achterbank Herinnering achterbank Wanneer u het voertuig verlaat, waarschuwt deze functie u voor passagiers of voorwerpen die 1Herinnering achterbank mogelijk op de achterbank zijn achtergebleven. De functie wordt geactiveerd wanneer de Wanneer de voedingsmodus in de stand VOERTUIG UIT voedingsmodus wordt ingesteld op VOERTUIG UIT als de achterportieren werden geopend staat, wordt de herinnering kort weergegeven en wordt de vlak voor of nadat de voedingsmodus werd ingesteld op AAN.
Pagina 218
uuStoelenuEen juiste zithouding aannemen Een juiste zithouding aannemen Nadat alle inzittenden hun stoel en hoofdsteun hebben afgesteld en hun veiligheidsgordel 1Een juiste zithouding aannemen hebben omgedaan, is het van groot belang dat ze rechtop blijven zitten, goed naar achteren WAARSCHUWING in hun stoel en met de voeten op de vloer, totdat het voertuig veilig is geparkeerd en de voedingsmodus in uitgeschakelde stand staat.
Pagina 219
uuStoelenuHoofdsteunen Hoofdsteunen Het voertuig is uitgerust met hoofdsteunen op alle stoelposities. ■ 1Afstellen van de hoofdsteunposities voorin Afstellen van de hoofdsteunposities voorin WAARSCHUWING Hoofdsteunen bieden de beste bescherming tegen whiplash en ander letsel door aanrijdingen van Verkeerd afgestelde hoofdsteunen werken niet achteren, wanneer het midden van het hoofd van effectief en kunnen bij een ongeval leiden tot de inzittende tegen het midden van de hoofdsteun...
Pagina 220
uuStoelenuHoofdsteunen ■ 1Positie hoofdsteun achterbank verstellen Positie hoofdsteun achterbank verstellen Als u de hoofdsteun op de achterbank gebruikt, trekt u de Een passagier die op de achterbank zit, moet, hoofdsteun naar de hoogste stand. Gebruik de hoofdsteun voordat het voertuig gaat rijden, de hoogte van de op deze plaatsen niet in een lagere stand.
Pagina 221
uuStoelenuHoofdsteunen ■ 1De hoofdsteunen verwijderen en aanbrengen De hoofdsteunen verwijderen en aanbrengen WAARSCHUWING Hoofdsteunen kunnen worden verwijderd voor reinigings- of reparatiewerkzaamheden. Het niet aanbrengen of niet correct aanbrengen De hoofdsteun verwijderen: van de hoofdsteunen kan leiden tot ernstig letsel Trek de hoofdsteun zo ver mogelijk omhoog. Druk vervolgens op de ontgrendelingsknop en bij een aanrijding.
Pagina 222
uuStoelenuArmsteun Armsteun ■ De armsteun van de voorstoel gebruiken Het consoledeksel kan als armsteun worden gebruikt. ■ De armsteun van de achterbank gebruiken Trek de armsteun in het midden van de rugleuning naar beneden.
Pagina 223
Comfortvoorzieningen interieur Interieurverlichting ■ 1Schakelaars interieurverlichting Schakelaars interieurverlichting In de stand voor portieractivering dooft de ■ Voor interieurverlichting langzaam en gaat deze ongeveer De interieurverlichting gaat branden bij geopende 30 seconden nadat de portieren zijn gesloten uit. De verlichting gaat na ongeveer 30 seconden uit in de of gesloten portieren.
Pagina 224
uuComfortvoorzieningen interieuruInterieurverlichting ■ 1Schakelaars kaartleeslampje Schakelaars kaartleeslampje Wanneer de schakelaar van de interieurverlichting voorin in ■ Voorstoel de stand voor portieractivering staat en een van de portieren De kaartleeslampjes kunnen worden in- en is geopend, dooft het kaartleeslampje niet wanneer u op de uitgeschakeld door op de knoppen te drukken.
Pagina 225
uuComfortvoorzieningen interieuruInterieurverlichting ■ Verlichting bagageruimte De bagageruimteverlichting wordt ingeschakeld wanneer u de achterklep opent.
Pagina 226
uuComfortvoorzieningen interieuruOpbergvakken Opbergvakken ■ 1Handschoenenkastje Handschoenenkastje WAARSCHUWING Open het handschoenenkastje door aan de hendel te trekken. Een open handschoenenkastje kan tijdens een aanrijding ernstig letsel aan uw passagier toebrengen, ook al maakt deze gebruik van de veiligheidsgordel. Houd tijdens het rijden het handschoenenkastje steeds gesloten.
Pagina 227
uuComfortvoorzieningen interieuruOpbergvakken ■ 1Drankhouders Drankhouders ■ ATTENTIE Drankhouders voorstoel Gemorste vloeistoffen kunnen de stoelbekleding, de Bevinden zich in de console tussen de voorstoelen. vloerbedekking en elektrische onderdelen in het voertuig beschadigen. Wees voorzichtig bij gebruik van de drankhouders. Als u hete drank morst, kunt u brandwonden oplopen.
Pagina 228
uuComfortvoorzieningen interieuruOpbergvakken ■ Drankhouders achterbank Klap de armsteun naar beneden om de drankhouders van de achterbank te gebruiken. ■ 1Jashaakjes Jashaakjes De jashaakjes zijn niet ontworpen voor grote of zware Op de handgrepen linksachter en rechtsachter zijn voorwerpen. jashaakjes aangebracht.
Pagina 229
uuComfortvoorzieningen interieuruOpbergvakken ■ 1Bevestigingspunten voor sjorbanden Bevestigingspunten voor sjorbanden Pak onder het rijden geen voorwerpen uit de bagageruimte. De bevestigingspunten in de vloer van de Losliggende voorwerpen kunnen letsel veroorzaken wanneer bagageruimte kunnen worden gebruikt voor de u hard moet remmen. bevestiging van een net voor het vastzetten van voorwerpen.
Pagina 230
uuComfortvoorzieningen interieuruOpbergvakken ■ Gebied voor bagageopslag Duw de achterstoelen naar voren en de vloerafdekking in de bovenste stand om grotere items in de bagageruimte te kunnen plaatsen. 1. Achterstoelen neerklappen. 2 Achterbank neerklappen BLZ. 214 2. Trek aan de riem en open de afdekking van de bagageruimtevloer.
Pagina 231
uuComfortvoorzieningen interieuruOpbergvakken ■ 1Opbergruimte onder de vloer Opbergruimte onder de vloer WAARSCHUWING 1. Trek aan de riem en open de afdekking van de bagageruimtevloer. Tijdens het rijden mag u geen pakketten naar 2. Pak de haak en hang hem op in de opening van buiten trekken of naar binnen duwen.
Pagina 232
uuComfortvoorzieningen interieuruOpbergvakken ■ 1Bagageruimteafdekking Bagageruimteafdekking Plaats geen voorwerpen op de bagageruimteafdekking en De afdekking van de bagageruimte kan worden verwijderd voor meer bagageruimte. stapel voorwerpen in de bagageruimte niet hoger dan de ■ Bagageruimteafdekking verwijderen bovenrand van de rugleuning. Ze zouden uw zicht kunnen belemmeren en door het voertuig kunnen worden geslingerd 1.
Pagina 233
uuComfortvoorzieningen interieuruOpbergvakken 2. Houd beide hoeken van de kofferruimteafdekking vast en kruis uw armen over elkaar om de afdekking op te vouwen. 3. Zorg ervoor dat beide ronde helften op elkaar liggen. 4. Berg de kofferruimteafdekking op in het opbergvak in de rugleuning van de voorstoel terwijl u deze stevig met de hand bij elkaar houdt.
Pagina 234
uuComfortvoorzieningen interieuruOverige comfortvoorzieningen in interieur Overige comfortvoorzieningen in interieur ■ 1Accessoirevoeding Accessoirevoeding ATTENTIE De accessoirevoeding kan worden gebruikt wanneer de voedingsmodus in de stand Steek geen voertuigaanstekerelement in de voeding. Dit kan ACCESSOIRE of AAN staat. tot oververhitting van de accessoirevoeding leiden. ■...
Pagina 235
uuComfortvoorzieningen interieuruOverige comfortvoorzieningen in interieur ■ 1Draadloze oplader Draadloze oplader LET OP Voor gebruik van de draadloze oplader moet de voedingsmodus ACCESSOIRE of AAN zijn. Laad een apparaat dat geschikt is voor Qi draadloos opladen als volgt op via het gedeelte dat Metalen voorwerpen tussen het laadblok en het is aangegeven met de markering te laden apparaat worden heet en kunnen...
Pagina 236
uuComfortvoorzieningen interieuruOverige comfortvoorzieningen in interieur ■ Wanneer het apparaat niet begint op te laden 1Draadloze oplader Pas een van de oplossingen in de volgende tabel toe. De draadloze oplader ondersteunt maximaal 15 W, maar de oplaadsnelheid is afhankelijk van het apparaat en andere Controlelampje Oorzaak Oplossing...
Pagina 237
uuComfortvoorzieningen interieuruOverige comfortvoorzieningen in interieur 1Draadloze oplader Het laden kan kort worden onderbroken wanneer: • Alle portieren of de achterklep worden gesloten - om problemen met de juiste werking van het sleutelloze toegangssysteem te voorkomen. • De positie van het apparaat wordt gewijzigd. Laad niet meer dan één apparaat tegelijk op binnen een laadgebied.
Pagina 238
uuComfortvoorzieningen interieuruOverige comfortvoorzieningen in interieur ■ 1Stuurwielverwarming Stuurwielverwarming Gebruik de stuurwielverwarming niet continu wanneer het De voedingsmodus moet AAN zijn om de voedingssysteem uitgeschakeld is. Onder dergelijke stuurwielverwarming te gebruiken. omstandigheden kan de 12V-accu zwakker worden, waardoor het moeilijk is het voedingssysteem in te Druk op de knop aan de onderzijde van het schakelen.
Pagina 239
uuComfortvoorzieningen interieuruOverige comfortvoorzieningen in interieur ■ 1Verwarming voorstoelen Verwarming voorstoelen WAARSCHUWING De stoelverwarming kan worden gebruikt wanneer de voedingsmodus in de stand AAN staat. Bij het gebruik van de stoelverwarming kunnen door hitte brandwonden ontstaan. Personen met een verminderd vermogen om temperatuur waar te nemen (bijv.
Pagina 240
uuComfortvoorzieningen interieuruOverige comfortvoorzieningen in interieur ■ 1Zonneschermen achter Zonneschermen achter Parkeer het voertuig op een veilige plaats voordat u de ■ Zonneschermen achter monteren zonneschermen achter monteert of verwijdert. Controleer 1. Steek de voorzijde in de haken. ook of de zonneschermen achter goed op hun plaats zijn Monteer het zonnescherm achter met de vergrendeld voordat u gaat rijden.
Pagina 241
uuComfortvoorzieningen interieuruOverige comfortvoorzieningen in interieur ■ Zonneschermen achter verwijderen 1. Houd de hendel naar binnen gedrukt en trek het zonnescherm achter omlaag. 2. Trek het zonnescherm achter naar achteren en verwijder het. Hendel Haken ■ Zonneklep De zonneklep kan horizontaal worden geschoven.
Pagina 242
Klimaatregelsysteem Automatische klimaatregeling gebruiken Het automatische klimaatregelsysteem regelt de binnentemperatuur die u selecteert. Het 1Automatische klimaatregeling gebruiken systeem selecteert tevens de juiste mix verwarmde of gekoelde lucht, waardoor de Wanneer op een pictogram/knop wordt gedrukt tijdens binnentemperatuur zo snel mogelijk naar wens wordt verhoogd of verlaagd. gebruik van het klimaatregelsysteem in de automatische stand, dan heeft de functie van het ingedrukte pictogram/de ingedrukte knop prioriteit.
Pagina 243
uuKlimaatregelsysteemuAutomatische klimaatregeling gebruiken Type met stuur links Gebruik het systeem wanneer het voedingssysteem is ingeschakeld. 1. Raak het pictogram AUTO aan. 2. Stel de binnentemperatuur af met de pictogrammen voor temperatuurregeling. 3. Raak het pictogram (AAN/UIT) aan om te annuleren. Pictogram SYNC Pictogram modus Pictogram A/C...
Pagina 244
uuKlimaatregelsysteemuAutomatische klimaatregeling gebruiken Type met stuur rechts Gebruik het systeem wanneer het voedingssysteem is ingeschakeld. 1. Raak het pictogram AUTO aan. 2. Stel de binnentemperatuur af met de pictogrammen voor temperatuurregeling. 3. Raak het pictogram (AAN/UIT) aan om te annuleren. Pictogram SYNC Pictogram modus Pictogram A/C...
Pagina 245
uuKlimaatregelsysteemuAutomatische klimaatregeling gebruiken ■ Schakelen tussen de recirculatie-/frisse-luchtmodus 1Automatische klimaatregeling gebruiken Raak het pictogram (recirculatie) aan en wijzig de modus afhankelijk van de Als de hoogspanningsaccu bijna leeg is, kan de werking van omgevingsomstandigheden. het klimaatregelsysteem afnemen. Recirculatiemodus (controlelampje aan): recirculeert de lucht in het voertuig door het systeem. Frisse-luchtmodus (controlelampje uit): behoudt de buitenventilatie.
Pagina 246
uuKlimaatregelsysteemuAutomatische klimaatregeling gebruiken ■ 1Voorruit en ruiten ontdooien Voorruit en ruiten ontdooien Zorg voor uw eigen veiligheid dat u een goed zicht via Druk op de knop (voorruitontwaseming) om het alle ruiten hebt voordat u gaat rijden. airconditioningsysteem in te schakelen en het Stel de temperatuur niet in in de buurt van de boven- of systeem automatisch naar de frisse-luchtmodus te ondergrens.
Pagina 247
uuKlimaatregelsysteemuAutomatische klimaatregeling gebruiken ■ 1Synchronisatiemodus Synchronisatiemodus Wanneer het systeem in tweevoudige modus is ingesteld, In de synchronisatiemodus kan de temperatuur synchroon worden ingesteld voor de kunnen de temperatuur aan bestuurderszijde en de bestuurders- en passagierszijde. temperatuur aan passagierszijde afzonderlijk worden ingesteld.
Pagina 248
uuKlimaatregelsysteemuAutomatische klimaatregeling gebruiken ■ 1Afstandsbediende klimaatvoorconditionering Afstandsbediende klimaatvoorconditionering WAARSCHUWING U kunt het klimaatregelsysteem van buiten het voertuig bedienen. ■ Inschakelen van het systeem Zorg ervoor dat niemand zich in het voertuig 1. Druk op de vergrendelingsknop. bevindt wanneer u de afstandsbediening Sommige exterieurlichten knipperen.
Pagina 249
uuKlimaatregelsysteemuAutomatische klimaatregeling gebruiken 1Afstandsbediende klimaatvoorconditionering De volgende functies werken ook afhankelijk van de temperatuur: Wanneer het warm is buiten: • Wordt de airconditioning geactiveerd in de recirculatiemodus. Wanneer het koud is buiten: • De voorruitverwarming wordt zo nodig geactiveerd wanneer automatisch ontwasemen is geselecteerd. •...
Pagina 250
uuKlimaatregelsysteemuAutomatische klimaatregeling gebruiken ■ De gewenste luchtuitlaat selecteren U kunt de gewenste luchtuitlaat selecteren door de knop naar de betreffende stand te draaien. selecteert uitlaat selecteert uitlaat om zowel uitlaat te blokkeren. Draaiknop Luchtuitlaat Luchtuitlaat...
Pagina 251
uuKlimaatregelsysteemuAutomatische klimaatregeling gebruiken ■ 1Klimaatregelsysteem aanpassen Klimaatregelsysteem aanpassen Wanneer u instellingen aanpast: Selecteer het pictogram voor aanpassen en selecteer een instelling. • Zorg ervoor dat het voertuig volledig stilstaat. ■ Verwarmde ECO-modus • Zorg ervoor dat de transmissie in de stand staat.
Pagina 252
uuKlimaatregelsysteemuSensoren automatische klimaatregeling Sensoren automatische klimaatregeling Het automatische klimaatregelsysteem is uitgerust met sensoren. Bedek de sensoren niet en mors er geen vloeistof overheen.
Pagina 253
Functies In dit hoofdstuk wordt het bedienen van technologiefuncties beschreven. Audiosysteem Systeemupdates........278 Alle instellingen resetten naar de Over uw audiosysteem ......252 FM-radio afspelen ........ 283 standaardinstellingen......340 Diefstalpreventie audiosysteem .... 253 DAB (Digital Audio Broadcasting) Handsfree telefoonsysteem....341 Display Audio afspelen..........
Pagina 254
Audiosysteem Over uw audiosysteem Het audiosysteem bevat een FM-radio en DAB (Digital Audio Broadcasting). Het kan tevens afspelen vanaf USB-flashdrives en iPod-, iPhone- en Bluetooth®-apparaten. U kunt het audiosysteem bedienen met de bedieningselementen op het stuurwiel of de pictogrammen op de interface van het aanraakscherm*. Afstandsbediening iPod USB-flashdrive...
Pagina 255
uuAudiosysteemuDiefstalpreventie audiosysteem Diefstalpreventie audiosysteem Het audiosysteem wordt uitgeschakeld wanneer dit wordt losgekoppeld van de voedingsbron, bijvoorbeeld wanneer de 12V-accu wordt losgekoppeld of leeg is. Onder bepaalde omstandigheden wordt door het systeem mogelijk een invoerscherm voor de beveiligingscode weergegeven. Als dit gebeurt, dient u het audiosysteem opnieuw te activeren. ■...
Pagina 256
1. Zorg dat de telefoon in de modus zoeken of vindbaar staat. 2. Selecteer Honda HFT op uw telefoon. Als u een telefoon via Display Audio wilt koppelen, selecteert u Apparaten zoeken en selecteert u vervolgens uw telefoon wanneer deze in de lijst verschijnt.
Pagina 257
uuDisplay AudiouBasisbediening Basisbediening ■ Werking audiosysteem Voor gebruik van de audiosysteemfunctie moet de voedingsmodus zijn ingesteld op ACCESSOIRE of AAN. Kopregel Bovenste scherm Middelste scherm Scherm klimaatregelsysteem Wordt vervolgd...
Pagina 258
uuDisplay AudiouBasisbediening Kopregel: Geeft de status van dit audiosysteem weer. 1USB-poorten Bovenste scherm • Laat een iPod of USB-flashdrive niet in het voertuig achter. 2 Bovenste scherm BLZ. 264 Deze kan beschadigd raken door direct zonlicht en hoge Middelste scherm temperaturen.
Pagina 259
uuDisplay AudiouBasisbediening ■ Aan de achterkant van het opbergvak van Aan de achterkant van het opbergvak van de console de console De USB-poorten (3,0 A) zijn alleen voor het opladen van apparaten. U kunt geen muziek afspelen, zelfs niet als u een muziekspeler hebt aangesloten.
Pagina 260
uuDisplay AudiouBasisbediening ■ 1Afstandsbediening van het audiosysteem Afstandsbediening van het audiosysteem Sommige modi worden alleen weergegeven als er een Hiermee kunt u het audiosysteem tijdens het rijden bepaald apparaat of medium wordt gebruikt. bedienen. De informatie wordt weergegeven op de interface voor bestuurdersinformatie.
Pagina 261
uuDisplay AudiouBasisbediening Draai het wieltje omhoog of omlaag: Draai het wieltje omhoog of omlaag om door de audiomodi te bladeren en druk op het linker selectiewieltje: FM/DAB/iPod/USB/Bluetooth® Audio/Apps (Apple CarPlay/Android Auto) Afhankelijk van het verbonden apparaat kunnen de weergegeven modi worden gewijzigd.
Pagina 262
uuDisplay AudiouGebruikershandleiding in het voertuig Gebruikershandleiding in het voertuig U kunt de inhoud van de gebruikershandleiding bekijken op de Display Audio. 1Gebruikershandleiding in het voertuig Deze functie bestrijkt niet alle talen die beschikbaar zijn voor de Display Audio. Als u de taal van de Display Audio wijzigt, wordt ook de taal van de gebruikershandleiding gewijzigd.
Pagina 263
uuDisplay AudiouWerking spraakbediening Werking spraakbediening Uw voertuig beschikt over een spraakbedieningssysteem dat handsfree bediend kan worden. 1Werking spraakbediening Het spraakbedieningssysteem maakt gebruik van de knop (spreken) op het stuurwiel en Zodra u op de knop drukt, vraagt een behulpzame stem een microfoon bij de kaartleeslampjes op het plafond.
Pagina 264
uuDisplay AudiouWerking spraakbediening ■ ■ U kunt de modus op het scherm Algemene Telefoonopdrachten Scherm Spraakactivering • instellingen wijzigen. Call <naam> • 2 Spraakbediening BLZ. 330 Call <nummer> Het systeem herkent alleen namen van Het systeem herkent alleen de opdrachten op de contactpersonen die zijn opgeslagen in het volgende pagina's, bij bepaalde schermen.
Pagina 265
uuDisplay AudiouWerking spraakbediening ■ iPod-opdrachten ■ Navigatie-opdrachten • List album <naam> Het scherm schakelt over naar het • List artist <naam> navigatiescherm. • List genre <naam> 2 Raadpleeg de handleiding van het • List playlist <naam> navigatiesysteem • Play <artiest> <album> •...
Pagina 266
uuDisplay AudiouAudio-/informatiescherm Audio-/informatiescherm ■ 1Audio-/informatiescherm Bovenste scherm Bediening via het aanraakscherm Toont de navigatie, smartphoneverbinding, camera met meervoudige weergave en het • Gebruik eenvoudige gebaren - waaronder aanraken, klokscherm. vegen en scrollen - om bepaalde audiofuncties te bedienen. • Sommige items kunnen grijs worden weergegeven tijdens het rijden om de kans op afleiding te beperken.
Pagina 267
uuDisplay AudiouAudio-/informatiescherm Station zoeken: Hiermee kunt u zoeken naar een laadstation. 2 Zie de handleiding van het navigatiesysteem Bereik: Geeft de actieradius weer. Weergavemodus: Selecteer dit om de helderheid van het scherm te wijzigen. Klok: Geeft de klok weer. Camera multiview : Geeft het scherm van het camerasysteem met meervoudige weergave weer.
Pagina 268
uuDisplay AudiouAudio-/informatiescherm ■ Middelste scherm Geeft de audiostatus weer. Vanaf dit scherm kunt u naar verschillende instelopties gaan. Pictogram Terug Pictogram Home Pictogrammen Volume +/- Pictogram Audio Pictogram Audiobron Pictogram Terug: Selecteer dit om terug te gaan naar het vorige middelste scherm. Pictogram Home: Raak dit aan om naar het beginscherm te gaan.
Pagina 269
uuDisplay AudiouAudio-/informatiescherm ■ 1Snelkoppelingen apps Snelkoppelingen apps Aan het beginscherm kunnen maximaal 6 pagina's worden toegevoegd. Selecteer Home om vanuit elke pagina rechtstreeks terug te gaan naar de eerste pagina van het beginscherm. Snelkoppelingspictogrammen app Pijl Pagina-indicator ■ Naar het volgende scherm gaan door <...
Pagina 270
uuDisplay AudiouAudio-/informatiescherm ■ App-pictogrammen toevoegen aan het beginscherm 1App-pictogrammen toevoegen aan het beginscherm App-pictogrammen kunnen worden toegevoegd aan het beginscherm. Vooraf geïnstalleerde toepassingen starten mogelijk niet 1. Selecteer Home. normaal. Als dit het geval is, moet u het systeem resetten. 2.
Pagina 271
uuDisplay AudiouAudio-/informatiescherm ■ Pictogrammen verplaatsen op het beginscherm 1Pictogrammen verplaatsen op het beginscherm U kunt de locatie op het beginscherm wijzigen. Selecteer Tips om tips weer te geven. Selecteer dit nogmaals 1. Selecteer Home. om ze te verbergen. 2. Selecteer een pictogram en houd dit vast. Het scherm schakelt over naar het aanpassingsscherm.
Pagina 272
uuDisplay AudiouAudio-/informatiescherm ■ Pictogrammen op het beginscherm verwijderen 1Pictogrammen op het beginscherm verwijderen Pictogrammen op het beginscherm kunt u verwijderen. Apps worden niet verwijderd door het pictogram op het 1. Selecteer Home. beginscherm te verwijderen. 2. Selecteer een pictogram en houd dit vast. Selecteer Tips om tips weer te geven.
Pagina 273
uuDisplay AudiouAudio-/informatiescherm ■ Statusgedeelte 1. Selecteer het pictogram systeemstatus. Het statusgedeelte verschijnt. 2. Selecteer een item om de details te zien. 3. Selecteer Terug op het bovenste scherm of selecteer het pictogram van de systeemstatus om het gedeelte te sluiten. Pictogram systeemstatus Statusgedeelte Wordt vervolgd...
Pagina 274
uuDisplay AudiouAudio-/informatiescherm ■ Een audiobron selecteren Selecteer Audiobron in het middelste scherm en selecteer vervolgens een pictogram in de bronnenlijst om te wisselen van audiobron. Pictogram Audiobron Pictogrammen bronlijst ■ Beperkingen voor handmatige bediening Bepaalde handmatige functies zijn uitgeschakeld of niet beschikbaar terwijl het voertuig rijdt. Een grijs weergegeven (niet-beschikbare) optie kan pas worden geselecteerd wanneer het voertuig stilstaat.
Pagina 275
uuDisplay AudiouInstellingen klok Instellingen klok ■ 1Klok instellen Klok instellen De klok wordt automatisch bijgewerkt via het audiosysteem. U kunt in het audio-/informatiescherm de tijd handmatig aanpassen en de achtergrond van de klok instellen. U kunt de klok ook aanpassen door de klok aan te raken die wordt weergegeven in het kopgebied van het audio-/informatiescherm, of 1.
Pagina 276
uuDisplay AudiouInstellingen klok ■ 1Instelling klokachtergrond Instelling klokachtergrond • Wanneer u achtergrondbestanden importeert, moet de afbeelding zich in de rootdirectory van de USB-flashdrive bevinden. Afbeeldingen in een map kunnen niet worden geïmporteerd. • De bestandsnaam mag niet meer dan 64 tekens bevatten. •...
Pagina 277
uuDisplay AudiouInstellingen klok ■ Klokachtergrond selecteren 1. Selecteer Klok in het bovenste scherm. 2. Selecteer Instelling. 3. Selecteer Klokweergave. 4. Selecteer een afbeelding die u wilt instellen. Het voorbeeld verschijnt op het scherm. 5. Selecteer Opslaan. Het klokscherm waarvoor de achtergrond is ingesteld, wordt weergegeven. ■...
Pagina 278
uuDisplay AudiouGeluid instellen Geluid instellen 1. Selecteer Home. 1Geluid instellen 2. Selecteer een audiobron. De Volumecompensatie snelheid (SVC) past het 3. Selecteer Geluid. volumeniveau aan de voertuigsnelheid aan. Wanneer u sneller gaat, neemt het audiovolume toe. Wanneer u vertraagt, neemt het audiovolume af. Selecteer een item uit de volgende opties: •...
Pagina 279
uuDisplay AudiouDisplay instellen Display instellen U kunt de helderheid van het scherm instellen. 1Display instellen U kunt de helderheid van het display ook aanpassen door de ■ helderheidsbalk te verschuiven of aan te tikken. Handmatig omschakelen van de displaymodus U kunt de helderheid van het scherm ook op de volgende Selecteer Displaymodus.
Pagina 280
uuDisplay AudiouSysteemupdates Systeemupdates De firmware van het audiosysteem kan worden bijgewerkt via een Wi-Fi-verbinding of een USB-apparaat. De firmware van het audiosysteem kan worden bijgewerkt met de telematica-regeleenheid (TCU) via de service op basis van abonnement. ■ 1Updaten Updaten U kunt het systeem bijwerken via Wi-Fi, maar u kunt niet de Wanneer een update van het audiosysteem beschikbaar is, wordt een melding weergegeven captive portal gebruiken waarvoor u moet inloggen of de in het statusgebied.
Pagina 281
uuDisplay AudiouSysteemupdates ■ Instellingen systeemupdates De volgende instellingen kunnen worden ingesteld. • Automatische download • Versiestatus • Verbindingsinstellingen • Automatische update • Updatehistorie ■ Automatische downloadinstellingen Volg de volgende procedure om over te schakelen naar de automatische downloadinstelling. 1. Selecteer Home. 2.
Pagina 282
uuDisplay AudiouSysteemupdates ■ Verbindingsinstellingen Gebruik de volgende procedure om verbinding te maken met internet via een Wi-Fi-netwerk. 1. Selecteer Home. 2. Selecteer Systeemupdates. Indien Systeemupdates niet wordt weergegeven in het beginscherm, selecteert u Alle apps. 3. Selecteer Instelling. 4. Selecteer Verbindingsinstellingen. 5.
Pagina 283
uuDisplay AudiouSysteemupdates ■ Draadloos bijwerken ■ Modus voor draadloze verbindingsinstelling 1. Selecteer Home. 2. Selecteer Systeemupdates. Indien Systeemupdates niet wordt weergegeven in het beginscherm, selecteert u Alle apps. 3. Selecteer Instelling. 4. Selecteer Verbindingsinstellingen. 5. Selecteer OK. 6. Selecteer een toegangspunt in de netwerklijst. Als u verbinding wilt maken met een hotspot die niet automatisch wordt gedetecteerd, selecteert u Opties en vervolgens Netwerk toevoegen.
Pagina 284
6. Verwijder het USB-apparaat uit de USB-poort. 7. Sluit het USB-apparaat aan op uw computer en download de updatebestanden. Volg de koppeling om de vereiste bestanden voor de software-update te downloaden. Raadpleeg https://usb.honda.com voor instructies. ■ Audiosysteem updaten 1. Selecteer Home.
Pagina 286
uuDisplay AudiouFM-radio afspelen ■ 1Voorkeuzegeheugen Voorkeuzegeheugen Het ST-controlelampje verschijnt op het display om stereo Hiermee kunt u de radiofrequentie voor het voorkeuzegeheugen afstemmen. FM-uitzendingen aan te geven. Om een zender op te slaan: 1. Stem de gekozen zender af. Audiomodus wijzigen Draai het linker selectiewieltje omhoog of omlaag om 2.
Pagina 287
uuDisplay AudiouFM-radio afspelen ■ Geluid Hiermee past u de geluidsinstellingen aan. 2 Geluid instellen BLZ. 276 ■ 1Scherm voor handmatig afstemmen van radiofrequentie Scherm voor handmatig afstemmen van radiofrequentie U kunt het bereik van de FM-frequentie afstemmen tussen Hiermee selecteert u het toetsenbord op het scherm om de radiofrequentie direct in te voeren. 87,5 en 108,0 MHz.
Pagina 288
uuDisplay AudiouFM-radio afspelen ■ 1Radio Data System (RDS) Radio Data System (RDS) Wanneer u een voor RDS geschikte FM-zender selecteert, Biedt data-informatie in tekstvorm over het door u geselecteerde, RDS uitzendende FM- gaat de RDS automatisch aan en de frequentiedisplay station.
Pagina 289
uuDisplay AudiouFM-radio afspelen ■ Instellingen Hiermee wijzigt u de RDS-instellingen. 1. Instelling. 2. Selecteer een optie. • Verkeersinfo: Schakelt de verkeersinformatie in en uit. (AAN/UIT • AF: Wordt in- en uitgeschakeld om automatisch de frequentie van hetzelfde programma te veranderen als u in een andere regio komt. (AAN /UIT) •...
Pagina 290
uuDisplay AudiouDAB (Digital Audio Broadcasting) afspelen DAB (Digital Audio Broadcasting) afspelen Pictogram Instelling Pictogram Scannen Pictogram Geluid Pictogram Service Voorkeuzepictogrammen Pictogram Ensemble Pictogram Ensemblelijst...
Pagina 291
uuDisplay AudiouDAB (Digital Audio Broadcasting) afspelen ■ 1Voorkeuzegeheugen Voorkeuzegeheugen Audiomodus wijzigen Hiermee stemt u de frequentie van de voorkeuze af. Draai het linker selectiewieltje omhoog of omlaag om Een service opslaan: (audio) te selecteren. 1. Stem de gekozen service af. Afstandsbediening van het audiosysteem 2.
Pagina 292
uuDisplay AudiouDAB (Digital Audio Broadcasting) afspelen ■ Scannen Hiermee wordt elk(e) van de ensembles of services die kunnen worden ontvangen, gedurende 10 seconden getest. Om te beginnen met scannen, selecteert u Scannen. Om het scannen te stoppen, selecteert u Stop of drukt u op de knop Terug op het middelste scherm. ■...
Pagina 293
uuDisplay AudiouiPod afspelen iPod afspelen Sluit de iPod met een USB-stekker aan op de USB-poort en selecteer de USB-modus. 1iPod afspelen 2 USB-poorten BLZ. 256 De beschikbare bedieningsfuncties kunnen variëren per model of versie. Sommige functies zijn mogelijk niet beschikbaar op het audiosysteem van het voertuig. In geval van een storing kan een foutmelding op het audio-/informatiescherm verschijnen.
Pagina 294
uuDisplay AudiouiPod afspelen ■ Afspeelmodus selecteren Bij het afspelen van een bestand kunt u kiezen tussen shuffle- en herhalingsmodus. ■ Willekeurig/Herhalen Selecteer herhaaldelijk het pictogram voor willekeurig afspelen of herhalen tot u een gewenste afspeelmodus hebt gevonden. Shuffle Willekeurig uit: De functie Willekeurig is uitgeschakeld. Willekeurig alle nummers: Speelt alle beschikbare nummers in een geselecteerde lijst in willekeurige volgorde af.
Pagina 295
uuDisplay AudiouAfspelen van een USB-flashdrive Afspelen van een USB-flashdrive Uw audiosysteem leest de audio- en videobestanden op een USB-flashdrive en speelt deze af. 1Afspelen van een USB-flashdrive Sluit uw USB-flashdrive aan op de USB-poort en selecteer vervolgens de USB-modus. U kunt de volgende indelingen gebruiken om geluid of 2 USB-poorten BLZ.
Pagina 296
uuDisplay AudiouAfspelen van een USB-flashdrive ■ 1Afspelen van een USB-flashdrive Een bestand uit de muziekzoeklijst selecteren Gebruik de aanbevolen USB-flashdrives. U kunt selecteren om het scherm met de muziekzoeklijst weer te geven. Algemene informatie over het 1. Selecteer Browsen. audiosysteem BLZ.
Pagina 297
uuDisplay AudiouAfspelen van een USB-flashdrive ■ Afspeelmodus selecteren U kunt Herhalen en Willekeurig selecteren tijdens het afspelen van een bestand. ■ Willekeurig/herhalen Selecteer herhaaldelijk het pictogram voor willekeurig afspelen of herhalen tot u een gewenste afspeelmodus hebt gevonden. Willekeurig (willekeurig uit): De functie Willekeurig is uitgeschakeld. (Alle bestanden willekeurig): Speelt alle bestanden af in willekeurige volgorde.
Pagina 298
uuDisplay AudiouAfspelen van een USB-flashdrive ■ Geluid U kunt de geluidsinstellingen aanpassen. 2 Geluid instellen BLZ. 276 ■ Instellingen Hiermee verandert u de USB-instellingen tijdens het afspelen van een videobestand. 1. Instelling. 2. Selecteer een optie. • Beeldinstellingen: Wijzigt de helderheid van het audio-/informatiescherm. Om de instellingen te resetten, selecteert u Standaard.
Pagina 299
uuDisplay AudiouAfspelen van Bluetooth®-audio Afspelen van Bluetooth®-audio Met het audiosysteem kunt u naar muziek op uw Bluetooth-compatibele telefoon luisteren. 1Afspelen van Bluetooth®-audio Deze functie is beschikbaar wanneer de telefoon gekoppeld en verbonden is met het HFT- Niet alle Bluetooth-telefoons met streaming audio- systeem van het voertuig.
Pagina 300
uuDisplay AudiouAfspelen van Bluetooth®-audio ■ 1Bluetooth®-audiobestanden afspelen Bluetooth®-audiobestanden afspelen Om de audiobestanden af te spelen moet u wellicht uw 1. Zorg dat de telefoon gekoppeld is aan en verbonden is met het systeem. telefoon bedienen. In dat geval dient u de 2 Telefoon instellingen BLZ.
Pagina 301
uuDisplay AudiouAfspelen van Bluetooth®-audio ■ Afspeelmodus selecteren Bij het afspelen van een bestand kunt u kiezen tussen shuffle- en herhalingsmodus. ■ Willekeurig/Herhalen Selecteer herhaaldelijk het pictogram voor willekeurig afspelen of herhalen tot u een gewenste afspeelmodus hebt gevonden. Willekeurig Willekeurig uit: De functie Willekeurig is uitgeschakeld. Willekeurig alle nummers: Speelt alle beschikbare nummers in een geselecteerde lijst in willekeurige volgorde af.
Pagina 302
uuDisplay AudiouWi-Fi-verbinding Wi-Fi-verbinding Dit voertuig is uitgerust met Wi-Fi-connectiviteit. U kunt verbinding maken met een externe 1Wi-Fi-verbinding Wi-Fi-hotspot of communicatieapparaat. Daarnaast kan het voertuig door andere Wi-Fi en Wi-Fi Direct zijn gedeponeerde handelsmerken van communicatieapparaten worden gebruikt als een Wi-Fi Hotspot via de Telematics Unit (TCU). Wi-Fi Alliance®.
Pagina 303
uuDisplay AudiouWi-Fi-verbinding ■ 1Het audiosysteem instellen als een Wi-Fi-hotspot Het audiosysteem instellen als een Wi-Fi-hotspot Speciale tekens die in wachtwoorden kunnen worden U kunt het netwerk instellen als een Wi-Fi-hotspot van dit audiosysteem. gebruikt. Ga als volgt te werk om Wi-Fi in te stellen. 1.
Pagina 304
uuDisplay AudiouApple CarPlay Apple CarPlay Als u op het systeem via de USB-poort of draadloos een iPhone aansluit die compatibel is met 1Apple CarPlay Apple CarPlay, kunt u in plaats van het iPhone-display het audio-/informatiescherm gebruiken De hier getoonde afbeeldingen (ontwerpen, specificaties, om te bellen, naar muziek te luisteren, kaarten (navigatie) te bekijken en berichten te lezen.
Pagina 305
Berichten Controleren op tekstberichten en deze beantwoorden of berichten laten voorlezen. • Honda Selecteer het Honda-pictogram om terug te keren naar het beginscherm. • Ga terug naar het dashboardscherm van Apple CarPlay. • Teruggaan naar het scherm met het Apple CarPlay-menu.
Pagina 306
uuDisplay AudiouApple CarPlay ■ 1Apple CarPlay instellen Apple CarPlay instellen U kunt ook de onderstaande methode gebruiken om Apple Gebruik de volgende procedure om Apple CarPlay in te stellen nadat u uw iPhone op het CarPlay in te stellen: systeem via de USB-poort of draadloos hebt aangesloten. Het gebruik van Apple CarPlay Selecteer Algemene instellingen ...
Pagina 307
uuDisplay AudiouApple CarPlay ■ Draadloos verbinding maken met Apple CarPlay via de Apple CarPlay-apparaatlijst 1. Selecteer Home. 2. Selecteer Algemene instellingen. 3. Selecteer Smartphone-verbinding. 4. Selecteer Apple CarPlay. 5. Selecteer + Nieuw apparaat aansluiten. 6. Koppel de iPhone met het HFT-systeem (handsfree telefoonsysteem) van het voertuig. 2 Telefoon instellingen BLZ.
Pagina 308
uuDisplay AudiouApple CarPlay ■ Draadloos verbinding maken met Apple CarPlay via het stuurwiel 1. Druk op de knop (spreken) op het stuurwiel en houd deze ingedrukt. 2. Koppel de iPhone met het HFT-systeem (handsfree telefoonsysteem) van het voertuig. 2 Telefoon instellingen BLZ. 347 3.
Pagina 309
uuDisplay AudiouApple CarPlay ■ 1Apple CarPlay bedienen met Siri Apple CarPlay bedienen met Siri Hieronder ziet u enkele voorbeelden van vragen en Druk op de knop (spreken) en houd deze ingedrukt om Siri in te schakelen. opdrachten voor Siri: • Welke films draaien vandaag? •...
Pagina 310
uuDisplay AudiouAndroid Auto Android Auto Wanneer u een Android-telefoon aansluit op het audiosysteem via de USB-poort wordt 1Android Auto Android Auto automatisch gestart. Wanneer de telefoon is verbonden via Android Auto, hebt De hier getoonde afbeeldingen (ontwerpen, specificaties, u met het audio-/informatiescherm toegang tot de functies Telefoon, Google Maps (navigatie) enz.) kunnen afwijken van wat er op uw scherm wordt en Google Now.
Pagina 311
• Telefoon diensten van Android Auto. Honda biedt geen enkele garantie ten aanzien van de toekomstige prestaties en Hiermee kunt u bellen en gebeld worden, evenals uw voicemail beluisteren. functionaliteit van Android Auto.
Pagina 312
uuDisplay AudiouAndroid Auto ■ 1Android Auto inschakelen Automatisch koppelen Initialiseer Android Auto alleen wanneer u veilig bent Wanneer u een Android-telefoon aansluit op de eenheid via de USB-poort, wordt Android geparkeerd. Wanneer Android Auto uw telefoon de eerste Auto automatisch gestart. keer detecteert, moet u uw telefoon instellen voor automatisch koppelen.
Pagina 313
• Beantwoord sms. • Bel mijn vrouw. • Navigeer naar Honda. • Speel mijn muziek af. • Stuur een sms naar mijn vrouw. • Bel de bloemist. Raadpleeg de homepage van Android Auto voor meer informatie.
Pagina 314
uuDisplay AudiouEV-menu EV-menu De verschillende instellingen voor de EV-modus in het scherm EV-menu. Selecteer EV-menu in het beginscherm. De volgende items kunnen worden ingesteld. • Schema voor niet laden • Instellingen laadlimiet • Instellingen laadstroom • Schema voor voorconditioneringsklimaat • Instellingen voorconditioneringsklimaat...
Pagina 315
uuDisplay AudiouEV-menu ■ Instellingen scherm voor niet laden Er kan een schema voor niet laden worden ingesteld. Selecteer de gewenste instellingen. 2 Timer gebruiken BLZ. 554 Wordt vervolgd...
Pagina 316
uuDisplay AudiouEV-menu ■ Instellingen laadlimiet De laadlimiet kan worden ingesteld. Selecteer de gewenste instellingen. 2 Maximaal laadniveau instellen BLZ. 556 ■ Instellingen laadstroom De laadstroom kan worden ingesteld. Selecteer de gewenste instellingen. 2 Instellingen laadstroom BLZ. 557...
Pagina 317
uuDisplay AudiouEV-menu ■ 1Schema voor voorconditioneringsklimaat instellen Schema voor voorconditioneringsklimaat instellen Het voorconditioneringsklimaat kan maximaal 30 minuten De planner klimaatregeling vóór rit zorgt ervoor dat het klimaatregelsysteem vóór de ingeschakeld blijven. Er kan geen nieuw schema worden geselecteerde vertrektijd werkt om de temperatuur in de auto dichter bij de ingestelde ingesteld als er een ander geldig schema is ingesteld binnen temperatuur te brengen.
Pagina 318
uuDisplay AudiouEV-menu ■ 1Instellingen voorconditioneringsklimaat Instellingen voorconditioneringsklimaat Deze instelling kan worden ingesteld als het De instellingen voor voorconditioneringsklimaat kunnen worden ingesteld. klimaatregelsysteem is geactiveerd met de Selecteer de gewenste instellingen. afstandsbediening. Afstandsbediende klimaatvoorconditionering BLZ. 246 De volgende items kunnen worden ingesteld. •...
Pagina 319
uuDisplay AudiouPower Flow Power Flow Het Power Flow-scherm toont de krachtoverbrenging van het voertuig, het gemiddelde energieverbruik, de actieradius en het controlelampje klimaatregelsysteem AAN/UIT. Gemiddeld energieverbruik Controlelampje klimaatregelsysteem AAN/UIT Extra actieradius BLZ. 320 Actieradius voor hoogspanningsaccu Meter laadniveau hoogspanningsaccu Wordt vervolgd...
Pagina 320
uuDisplay AudiouPower Flow Toont de krachtoverbrenging van de hoogspanningsaccu; geeft aan waar de voeding naar het voertuig en/of voor het opladen van de accu vandaan komt. Bij de overdracht van vermogen brandt het controlelampje blauw en bij het opladen van de accu brandt het controlelampje groen.
Pagina 321
uuDisplay AudiouPower Flow Wanneer de schakelselectie in de stand P staat Display Kleur van Staat van het voertuig controlelampjes Voeding naar het klimaatregelsysteem wordt Blauw geleverd door de hoogspanningsaccu. De hoogspanningsaccu wordt Groen opgeladen met een AC- of CCS2 DC-lader. Wordt vervolgd...
Pagina 322
uuDisplay AudiouPower Flow ■ 1Extra actieradius Extra actieradius De weergegeven extra actieradius is slechts een schatting en Geeft de geschatte afstand weer die u met de resterende voeding kunt afleggen. Deze deze kan afwijken van de werkelijke afstand die nog met het schatting is gebaseerd op het energieverbruik van vorige ritten en het resterende laadniveau voertuig kan worden gereden.
Pagina 323
uuDisplay AudiouInstelbare functies Instelbare functies Gebruik het audio-/informatiescherm om bepaalde functies aan te passen. 1Instelbare functies Wanneer u instellingen aanpast, zorg er dan voor dat het ■ Algemene instellingen aanpassen voertuig volledig stilstaat en schakel naar Met de voedingsmodus in de stand AAN selecteert u Home en selecteert u Algemene instellingen.
Pagina 324
uuDisplay AudiouInstelbare functies ■ Systeem Selecteerbare Instelbare functies Beschrijving instellingen Automatische Selecteer AAN om de GPS automatisch de klok aan te laten passen. /Uit datum en tijd Selecteer UIT om deze functie te annuleren. Datum en Datum Hiermee stelt u de datum in. Dag/Maand/Jaar tijd instellen instellen...
Pagina 325
uuDisplay AudiouInstelbare functies Instelbare functies Beschrijving Selecteerbare instellingen Hiermee stelt u de taal van de interface voor English Taal bestuurdersinformatie en het audio-/informatiescherm Zie andere selecteerbare talen afzonderlijk in. op het scherm. Gevoeligheid Hiermee stelt u de gevoeligheid van het aanraakscherm in. Hoog/Normaal aanraakpaneel Systeemgeluiden...
Pagina 326
uuDisplay AudiouInstelbare functies Selecteerbare Instelbare functies Beschrijving instellingen Status Juridische informatie Modelnummer Over Toont de Android-items die kunnen worden ingesteld. — Android-versie Kernel-versie Build-nummer Stelt alle instellingen terug naar de fabrieksinstelling. Reset fabrieksinstell. Doorgaan/Annuleren Alle instellingen resetten naar de standaardinstellingen BLZ.
Pagina 327
uuDisplay AudiouInstelbare functies ■ Verbindingen Selecteerbare Instelbare functies Beschrijving instellingen Netwerk/ Modus wijzigen Wijzigt de Wi-Fi-modus. Smartphone /UIT (Beschikbare netwerken/verbonden Hiermee geeft u de beschikbare netwerken of verbonden — apparaten) apparaten weer. Netwerk Hiermee voegt u een nieuw netwerk toe om verbinding te maken —...
Pagina 328
uuDisplay AudiouInstelbare functies Instelbare functies Beschrijving Selecteerbare instellingen Bluetooth Hiermee schakelt u de Bluetooth®-verbinding in of uit. /Uit Opties Voorkeursapparaat Toont het voorkeursapparaat. — Een nieuwe telefoon aan HFT koppelen. + Nieuw apparaat aansluiten — Bluetooth Telefoon instellingen BLZ. 347 Hiermee kunt u een telefoon verbinden of loskoppelen of een (Opgeslagen apparaten) —...
Pagina 329
uuDisplay AudiouInstelbare functies ■ Display Selecteerbare Instelbare functies Beschrijving instellingen Helderheid Wijzigt de helderheid van het audio-/informatiescherm. — Contrast Wijzigt het contrast van het audio-/informatiescherm. — Zwartniveau Wijzigt het zwartniveau van het audio-/informatiescherm. — Standaard Hiermee reset u alle aangepaste instellingen voor helderheid, contrast en zwartniveau. —...
Pagina 330
uuDisplay AudiouInstelbare functies ■ Geluid Selecteerbare Instelbare functies Beschrijving instellingen Treble Bas/Treble Middenbereik Wijzigt de instellingen van het geluid van de audioluidsprekers. — Geluid instellen BLZ. 276 Balans/Fader Volumecompensatie snelheid...
Pagina 331
uuDisplay AudiouInstelbare functies ■ Camera Selecteerbare Instelbare functies Beschrijving instellingen Toont de richtlijn die niet met het stuurwiel meebeweegt. Vaste richtlijn /Uit Achteruitrijcamera voor multi-weergave BLZ. 502 Achtercamera Dynamische Toont de richtlijn die met het stuurwiel meebeweegt. /Uit richtlijn Achteruitrijcamera voor multi-weergave BLZ.
Pagina 332
uuDisplay AudiouInstelbare functies ■ Spraakbediening Selecteerbare Instelbare functies Beschrijving instellingen Hiermee selecteert u een modus van het Spraakbedieningsmodus Assistentie/Normaal spraakactiveringsscherm. 2 Werking spraakbediening BLZ. 261 *1: Standaardinstelling...
Pagina 333
uuDisplay AudiouInstelbare functies ■ Aanpassen van de voertuiginstellingen Met de voedingsmodus in de stand AAN selecteert u Home en vervolgens Voertuiginstellingen. Selecteer vervolgens een item dat u wilt instellen. Wordt vervolgd...
Pagina 334
uuDisplay AudiouInstelbare functies ■ Bandenspanning waarschuwing Instelbare functies Beschrijving Selecteerbare instellingen Bandenspanning Annuleert/kalibreert het waarschuwingssysteem voor bandenspanning. Kalibreren/Annuleren waarschuwing Waarschuwingssysteem voor bandenspanning BLZ. 398...
Pagina 335
uuDisplay AudiouInstelbare functies ■ Setup bestuurdersassistentie Selecteerbare Instelbare functies Beschrijving instellingen Selecteert de afstand voor de hoorbare en visuele waarschuwingen van het Waarschuwingsafstand tot Ver/Normaal /Dichtbij waarschuwingssysteem frontale botsing. voorligger Botsingsbeperkingssysteem (CMBS) BLZ. 411 Schakelt de akoestische melding dat een voertuig binnen/buiten het bereik van de ACC akoestisch signaal bij Adaptive Cruise Control is gekomen in/uit.
Pagina 336
AudiouInstelbare functies Selecteerbare Instelbare functies Beschrijving instellingen Schakelt de parkeerrem automatisch in nadat de manoeuvre van de Honda Handrem inschakelen na Honda Parking Pilot is voltooid. /Uit Parkeerhulp Honda Parkeerassistent BLZ. 518 Schakelt de hoorbare melding wanneer de Honda Parking Pilot een beschikbare...
Pagina 337
uuDisplay AudiouInstelbare functies ■ Instellingen instrumentarium Instelbare functies Beschrijving Selecteerbare instellingen Hiermee bepaalt u of het waarschuwingsbericht wordt weergegeven. Waarschuwing Waarschuwings- en informatiemeldingen op interface AAN/UIT voor bestuurdersinformatie BLZ. 124 Selecteer deze optie om de buitentemperatuurwaarde enkele graden Instellen buitentemperatuur -3 °C ~ ±0 °C ~ +3 °C aan te passen.
Pagina 338
uuDisplay AudiouInstelbare functies Instelbare functies Beschrijving Selecteerbare instellingen Type met stuur links km/h · km /mph · miles Hiermee selecteert u de eenheden van de tripcomputer. Snelheid/afstand eenheid Eenheden snelheid/afstand BLZ. 153 Type met stuur rechts km/h · km/mph · miles Herinnering achterbank Hiermee schakelt u de functie Herinnering achterbank in en uit.
Pagina 339
uuDisplay AudiouInstelbare functies ■ Instelling verlichting Instelbare functies Beschrijving Selecteerbare instellingen Automatisch grootlicht Hiermee schakelt u de functie automatisch grootlicht in/uit. /Uit Hiermee selecteert u hoe lang de interieurverlichting aan blijft nadat de Tijdsduur dimmer interieurverl. 60sec./30sec. /15sec. portieren zijn gesloten. Interieurverlichting BLZ.
Pagina 340
uuDisplay AudiouInstelbare functies ■ Portier/ruit-ruitinstelling Instelbare functies Beschrijving Selecteerbare instellingen Preset vergrendeling Hiermee schakelt u de functie Voorinstelling van vergrendeling in of uit. /Uit Hiermee schakelt u het knipperen van de exterieurlichten in/uit wanneer de Signaal openen / sluiten /Uit portieren worden vergrendeld/ontgrendeld met de afstandsbediening.
Pagina 341
uuDisplay AudiouInstelbare functies ■ Onderhoudsinformatie Instelbare functies Beschrijving Selecteerbare instellingen Reset de onderhoudsinformatie. Onderhoudsinformatie Items resetten kiezen Onderhoudsherinneringssysteem BLZ. 566 * Niet beschikbaar op alle modellen...
Pagina 342
uuDisplay AudiouAlle instellingen resetten naar de standaardinstellingen Alle instellingen resetten naar de standaardinstellingen Alle menu-instellingen en aangepaste instellingen terugzetten naar de standaard- 1Alle instellingen resetten naar de standaardinstellingen fabrieksinstelling. Zet als u het voertuig aan iemand anders overdraagt alle instellingen terug naar de fabriekstoestand en wis alle ■...
Pagina 343
Om gebruik te maken van HFT hebt u een Bluetooth- HFT-knoppen compatible mobiele telefoon nodig. Vraag bij een dealer of de plaatselijke Honda-vestiging naar een lijst van compatibele telefoons, koppelprocedures en speciale functiemogelijkheden. Om het systeem te gebruiken, moet Bluetooth op AAN staan.
Pagina 344
Bluetooth SIG, Inc. en elk Selectiewieltje links: Druk op de knop (Home). Draai het selectiewieltje omhoog of gebruik van deze merken door Honda Motor Co., Ltd. omlaag om Telefoon te selecteren op de interface voor bestuurdersinformatie en druk geschiedt onder licentie. Andere handelsmerken en vervolgens op het linker selectiewieltje.
Pagina 345
uuDisplay AudiouHandsfree telefoonsysteem ■ 1Display HFT-status Display HFT-status Het hangt af van het type telefoon welke informatie wordt Het audio-/informatiescherm bericht u wanneer er een inkomend gesprek is. weergegeven op het audio-/informatiescherm. Bluetooth®-indicator Verschijnt wanneer uw telefoon op HFT is aangesloten. Signaalsterkte Status batterijniveau HFT-modus...
Pagina 346
uuDisplay AudiouHandsfree telefoonsysteem ■ Beperkingen voor handmatige bediening Bepaalde handmatige functies zijn uitgeschakeld of niet beschikbaar terwijl het voertuig rijdt. Een grijs weergegeven (niet-beschikbare) optie kan pas worden geselecteerd wanneer het voertuig stilstaat. Alleen eerder in het telefoonboek opgeslagen namen of nummers kunnen met spraakopdrachten worden gekozen wanneer het voertuig rijdt.
Pagina 347
uuDisplay AudiouHandsfree telefoonsysteem ■ 1HFT-menu’s HFT-menu’s Om HFT te kunnen gebruiken moet u eerst uw Bluetooth- De voedingsmodus moet op ACCESSOIRE of AAN staan om het systeem te gebruiken. compatibele mobiele telefoon koppelen aan het systeem Selecteer Home en vervolgens Telefoon. terwijl het voertuig geparkeerd is.
Pagina 348
uuDisplay AudiouHandsfree telefoonsysteem ■ Telefooninstellingenscherm Om het telefooninstellingenscherm weer te geven, selecteert u Instelling op het telefoonscherm. Apparaten wijzigen: Hiermee koppelt u een nieuwe telefoon aan het systeem en kunt u een apparaat koppelen of loskoppelen of een gekoppeld apparaat verwijderen. Tel.
Pagina 349
: de telefoon is compatibel met Bluetooth® audio. vindbaar staat. : de telefoon kan met HFT gebruikt worden. 4. Selecteer Honda HFT op uw telefoon. : de telefoon is compatibel met Apple CarPlay. Als u een telefoon via dit audiosysteem wilt...
Pagina 350
uuDisplay AudiouHandsfree telefoonsysteem ■ Een andere telefoon koppelen dan de 1Een andere telefoon koppelen dan de momenteel gekoppelde momenteel gekoppelde telefoon telefoon 1. Ga naar het telefooninstellingenscherm. Als er geen andere telefoons worden gevonden of 2 Telefooninstellingenscherm BLZ. 346 gekoppeld als u probeert naar een andere telefoon over te 2.
Pagina 351
uuDisplay AudiouHandsfree telefoonsysteem ■ 1Beltoon Beltoon Voertuig: De vaste beltoon klinkt uit de luidsprekers. U kunt de beltooninstelling wijzigen. Telefoon: Afhankelijk van het merk en model van de 1. Ga naar het telefooninstellingenscherm. mobiele telefoon, klinkt de beltoon die is opgeslagen in de 2 Telefooninstellingenscherm BLZ.
Pagina 352
uuDisplay AudiouHandsfree telefoonsysteem ■ 1Automatische import van telefoonboek van mobiele telefoon en Automatische import van telefoonboek van mobiele telefoon en gesprekshistorie gesprekshistorie ■ Wanneer u een naam selecteert in het telefoonboek van de Wanneer Tel. autom. synchroniseren is ingesteld op Aan: mobiele telefoon, wordt er een categoriepictogram Wanneer uw telefoon gekoppeld wordt, worden de inhoud van het telefoonboek en de weergegeven.
Pagina 353
uuDisplay AudiouHandsfree telefoonsysteem ■ Favoriete contacten ■ Favoriete contacten toevoegen Scherm voor recente oproepen 1. Selecteer Telefoon. 2. Selecteer Recente oproepen, Contctn of Toetsen. In het scherm voor recente oproepen of contacten 3. Selecteer het sterpictogram. Sterpictogram Scherm Contctn Sterpictogram Wordt vervolgd...
Pagina 354
uuDisplay AudiouHandsfree telefoonsysteem Op het scherm Toetsen Scherm Toetsen 3. Selecteer Toev. aan Favoriete cont.. Er verschijnt een melding op het scherm indien het Favoriete contact met succes is opgeslagen. Selecteer opnieuw het sterpictogram als u het Favoriete contact wilt verwijderen. Toev.
Pagina 355
uuDisplay AudiouHandsfree telefoonsysteem ■ 1Bellen Bellen Zodra een oproep is verbonden, kunt u de stem van de U kunt bellen door een telefoonnummer in te persoon die u belt via de audiospeakers horen. voeren of door gebruik te maken van geïmporteerde Recente oproepen, Favoriete Wanneer er een actieve verbinding is met Apple CarPlay, kunt u niet bellen met het handsfree telefoonsysteem (HFT),...
Pagina 356
uuDisplay AudiouHandsfree telefoonsysteem ■ Bellen met een telefoonnummer 1. Selecteer Telefoon. 2. Selecteer Toetsen. 3. Selecteer een nummer. Gebruik het toetsenbord op het touchscreen om nummers in te voeren. 4. Selecteer Bellen. Het kiezen begint automatisch. ■ Bellen via de gesprekshistorie 1Bellen via de gesprekshistorie De gesprekshistorie wordt opgeslagen op basis van Alle, Gebeld, Ontvangn en Gemist.
Pagina 357
uuDisplay AudiouHandsfree telefoonsysteem ■ 1Een gesprek aannemen Een gesprek aannemen Oproep in wachtstand Wanneer er een inkomend gesprek is, klinkt er een Selecteer (opnemen) om het huidige gesprek in de wacht geluidsmelding (indien geactiveerd) en het scherm te zetten en het inkomende gesprek te beantwoorden. Inkomend gesprek...
Pagina 358
uuDisplay AudiouHandsfree telefoonsysteem ■ 1Opties tijdens het bellen Opties tijdens het bellen Toetsenblok: Beschikbaar op sommige telefoons. De volgende opties zijn beschikbaar tijdens het bellen. Dempen: Dempt uw stem. U kunt de pictogrammen op het audio-/informatiescherm Handheld gebr.: Verbindt een gesprek van het systeem door naar uw telefoon. selecteren.
Pagina 359
Audio-foutmeldingen iPod/USB-flashdrive Als een fout optreedt tijdens het afspelen van een iPod of USB-flashdrive, dan kunnen de volgende foutmeldingen worden getoond. Neem contact op met een dealer wanneer de foutmelding niet kan worden gewist. Foutmelding Oplossing Verbinden opnieuw proberen Verschijnt wanneer het systeem de iPod niet herkent. Sluit de iPod opnieuw aan. Verschijnt wanneer de bestanden op de USB-flashdrive auteursrechtelijk zijn beschermd of een Onspeelbaar bestand niet-ondersteunde indeling hebben.
Pagina 360
Algemene informatie over het audiosysteem Compatibele iPod, iPhone en USB-flashdrives ■ 1Compatibiliteit van iPod- en iPhone-modellen Compatibiliteit van iPod- en iPhone-modellen Dit systeem werkt wellicht niet met alle softwareversies van deze apparaten. Model Gemaakt voor iPod touch (5e t/m 6e generatie) die is uitgebracht tussen 2012 en 2015 De Lightning-stekker werkt met iPhone 5, iPhone 5s, iPhone Gemaakt voor iPhone 4s/iPhone 5/iPhone 5s/iPhone 5c/iPhone 6/iPhone 6 Plus/iPhone 6S/ 5c, iPhone 6, iPhone 6 Plus, iPhone 6S, iPhone 6S Plus,...
Pagina 361
uuAlgemene informatie over het audiosysteemuOver Open Source-licenties Over Open Source-licenties Volg deze stappen om de informatie over de open source-licentie te zien. 1. Selecteer Home. 2. Selecteer Algemene instellingen. 3. Selecteer Systeem. 4. Selecteer Over. 5. Selecteer Juridische informatie. 6. Selecteer Licentie.
Pagina 362
uuAlgemene informatie over het audiosysteemuLicentie-informatie Licentie-informatie ■ Bluetooth Het woordmerk en de logo's van Bluetooth® zijn gedeponeerde handelsmerken van Bluetooth SIG, Inc. en elk gebruik van deze merken door Panasonic Automotive Systems Co., Ltd. geschiedt onder licentie. Andere handelsmerken en handelsnamen zijn die van hun respectievelijke eigenaars.
Pagina 363
uuAlgemene informatie over het audiosysteemuLicentie-informatie ■ Apple "Made for iPod" en "Made for iPhone" betekenen dat een elektronisch accessoire is ontworpen om te worden aangesloten op respectievelijk een iPod of iPhone en door de ontwikkelaar is gecertificeerd en aan de prestatiestandaarden van Apple voldoet. Apple is niet verantwoordelijk voor het gebruik van dit apparaat of voor de naleving van de veiligheids- en wettelijke normen.
Pagina 364
uuAlgemene informatie over het audiosysteemuLicentie-informatie ■ MPEG Mpeg4 Visual DIT PRODUCT IS IN LICENTIE GEGEVEN ONDER DE MPEG-4 VISUAL PATENT PORTFOLIO- LICENTIE VOOR PERSOONLIJK EN NIET-COMMERCIEEL GEBRUIK VAN EEN KLANT OM (i) VIDEO TE CODEREN IN OVEREENSTEMMING MET DE MPEG-4 VISUAL-STANDAARD (“MPEG-4 VIDEO”) EN/OF (ii) MPEG-4 VIDEO TE DECODEREN DIE DOOR EEN CONSUMENT IS GECODEERD IN HET KADER VAN EEN PERSOONLIJKE EN NIET-COMMERCIËLE ACTIVITEIT EN/OF VERKREGEN IS VAN EEN VIDEOLEVERANCIER AAN WIE EEN LICENTIE IS VERLEEND...
Pagina 365
uuAlgemene informatie over het audiosysteemuLicentie-informatie AVC/H.264 Dit PRODUCT IS IN LICENTIE GEGEVEN ONDER DE AVC PATENT PORTFOLIO-LICENTIE VOOR PERSOONLIJK EN NIET-COMMERCIEEL GEBRUIK VAN EEN KLANT OM (i) VIDEO TE CODEREN IN OVEREENSTEMMING MET DE AVC-STANDAARD ("AVC VIDEO") EN/OF (ii) AVC-VIDEO TE DECODEREN DIE DOOR EEN CONSUMENT IS GECODEERD IN HET KADER VAN EEN PERSOONLIJKE EN NIET-COMMERCIËLE ACTIVITEIT EN/OF VERKREGEN IS VAN EEN VIDEOLEVERANCIER AAN WIE EEN LICENTIE IS VERLEEND VOOR HET VERSTREKKEN VAN...
Pagina 366
uuAlgemene informatie over het audiosysteemuJuridische informatie met betrekking tot Apple CarPlay/Android Auto Juridische informatie met betrekking tot Apple CarPlay/Android Auto ■ LICENTIE-/AANSPRAKELIJKHEIDSINFORMATIE BIJ GEBRUIKERSHANDLEIDING HET GEBRUIK VAN APPLE CARPLAY IS ONDERWORPEN AAN UW INSTEMMING MET DE GEBRUIKSVOORWAARDEN VAN CARPLAY, DIE ZIJN OPGENOMEN ALS ONDERDEEL VAN DE ALGEMENE VOORWAARDEN VAN APPLE iOS.
Pagina 367
DOOR DE TOEPASSELIJKE WETGEVING, BIJ U LIGT, EN DAT DE TOEPASSINGEN EN INFORMATIE OVER DE TOEPASSINGEN "ALS ZODANIG" EN "ZOALS BESCHIKBAAR" WORDEN GELEVERD, MET ALLE FOUTEN EN ZONDER ENIGE VORM VAN GARANTIE. HONDA WIJST HIERBIJ ELKE VORM VAN GARANTIES EN/OF...
Pagina 368
Noodoproep (eCall) Automatische noodoproep Als uw voertuig bij een botsing betrokken is, 1Noodoproep (eCall) probeert het voertuig een verbinding tot stand te Uw voertuig is uitgerust met het op 112 gebaseerde eCall- brengen met een medewerker van een Public Safety servicesysteem.
Pagina 369
uuNoodoproep (eCall)uAutomatische noodoproep Als het eCall-systeem goed werkt, brandt het controlelampje groen. 1Noodoproep (eCall) • Groen: eCall-systeem is gereed. Ontvangers van gegevens die door het op 112 gebaseerde • Knippert groen: eCall-systeem is verbonden en voert een eCall-met een PSAP-medewerker. eCall-systeem in het voertuig zijn verwerkt, zijn de relevante •...
Pagina 370
uuNoodoproep (eCall)uHandmatige noodoproep Handmatige noodoproep Als u een noodoproep moet doen, kunt u 1Handmatige noodoproep handmatig een verbinding tot stand brengen: Druk NIET op de knop terwijl u rijdt. Als u contact met een Druk op de knop SOS en houd deze meer dan medewerker wilt, parkeert u het voertuig op een veilige plek 0,5 seconden ingedrukt.
Pagina 371
uuNoodoproep (eCall)uHandmatige noodoproep 1Noodoproep (eCall) Gegevensbescherming Het op 112 gebaseerde eCall-systeem in het voertuig is ontworpen met de zekerheid dat: • Gegevens in het systeemgeheugen niet buiten het systeem beschikbaar zijn voordat een eCall wordt geactiveerd. • De gegevens niet kunnen worden getraceerd en niet blootgesteld zijn aan constante tracering tijdens de normale werking.
Pagina 372
Informatie Honda eCall Service: Als u vragen hebt over eCall, neem dan contact op met het kantoor in het land waar u woonachtig bent. Raadpleeg het onderhoudsboekje of de website van de plaatselijke Honda- dealer voor een lijst met kantoren.
Pagina 373
Achteruitrijcamera voor het rijden ........... 380 Dode hoek-informatiesysteem .... 402 multi-weergave ........502 Transmissie .......... 381 Honda Sensing ........407 Camera voor multi-weergave .....504 Schakelen ..........382 Botsingsbeperkingssysteem (CMBS) ..411 Honda Parkeerassistent .......518 Flipper voor vertraging ......388 Adaptive Cruise Control (ACC) met Low Sonarsensoren........543...
Pagina 374
Vóór het rijden Voorbereidingen voor het rijden Controleer de volgende items voordat u gaat rijden. ■ 1Controles buitenkant Controles buitenkant ATTENTIE • Controleer of er obstakels op de ruiten, buitenspiegels, buitenverlichting of andere Wanneer de portieren dichtgevroren zijn, gebruikt u warm onderdelen van het voertuig zitten.
Pagina 375
uuVóór het rijdenuVoorbereidingen voor het rijden ■ 1Controles binnenkant Controles binnenkant Door de hitte van het voedingssysteem kunnen brandbare • Berg alle voorwerpen aan boord zorgvuldig op of sjor ze zorgvuldig vast. materialen onder de motorkap vlam vatten en zodoende Te veel bagage vervoeren of bagage verkeerd laden kan de rijeigenschappen, de brand veroorzaken.
Pagina 376
uuVóór het rijdenuVoorbereidingen voor het rijden • Controleer of voorwerpen die achter de voorstoelen op de vloer zijn gelegd niet onder de voorstoelen kunnen doorrollen. Ze kunnen de bestuurder hinderen bij de bediening van de pedalen en het afstellen van de stoelen.
Pagina 377
uuVóór het rijdenuMaximum laadgewicht Maximum laadgewicht Wanneer u bagage inlaadt, mag het totale gewicht van het voertuig, alle passagiers en bagage 1Maximum laadgewicht niet het toegestane maximumgewicht overschrijden. WAARSCHUWING 2 Specificaties BLZ. 670 Overladen of onjuist laden kan de wegligging en De belasting voor de voor- en achterassen mag evenmin het toegestane maximumgewicht van de stabiliteit nadelig beïnvloeden en kan leiden de as overschrijden.
Pagina 378
Aanhanger/caravan trekken Uw voertuig is niet ontworpen om een aanhanger/caravan te trekken. Als u dit probeert, kan uw garantie vervallen.
Pagina 379
Tijdens het rijden Voeding inschakelen 1. Controleer of de parkeerrem is ingeschakeld. 1Voeding inschakelen Het controlelampje van de parkeerrem en Houd uw voet stevig op het rempedaal wanneer u het het remsysteem (rood) gaat gedurende voedingssysteem start. 30 seconden branden wanneer u de Schakel bij het starten van het voedingssysteem in koud weer schakelaar van de elektronische parkeerrem alle stroomverbruikers uit, zoals verlichting,...
Pagina 380
uuTijdens het rijdenuVoeding inschakelen 3. Druk zonder het gaspedaal in te trappen op de 1Voeding inschakelen knop POWER terwijl u het rempedaal intrapt. Als u op de knop POWER drukt terwijl het rempedaal wordt ingetrapt met het controlelampje aan, wordt de voedingsmodus ingesteld op VOERTUIG UIT en kunt u niet wegrijden.
Pagina 381
uuTijdens het rijdenuVoeding inschakelen ■ 1Vanuit stilstand wegrijden Vanuit stilstand wegrijden U kunt de parkeerrem ook vrijzetten door op de schakelaar 1. Houd uw rechtervoet op het rempedaal, controleer of het controlelampje brandt en van de elektronische parkeerrem te drukken terwijl u het zet vervolgens de transmissie in .
Pagina 382
uuTijdens het rijdenuVoorzorgsmaatregelen tijdens het rijden Voorzorgsmaatregelen tijdens het rijden ■ 1Voorzorgsmaatregelen tijdens het rijden In mist LET OP: Rijd niet op een wegdek waar het water diep is. Het Mist betekent beperkt zicht. Zet, zelfs overdag, tijdens het rijden de dimlichten aan. Matig uw rijden door diep water veroorzaakt schade aan het snelheid en gebruik de wegmarkeringen in het midden, de vangrails en de achterlichten van voedingssysteem en de elektrische uitrusting en het voertuig...
Pagina 383
uuTijdens het rijdenuTransmissie ■ 1Voorzorgsmaatregelen tijdens het rijden In de regen Als u tijdens het rijden de voedingsmodus in de stand Bij regen is de weg glad. Vermijd hard remmen, snelle acceleratie en abrupt sturen en rijd extra ACCESSOIRE zet, wordt het voedingssysteem uitgeschakeld voorzichtig.
Pagina 384
uuTijdens het rijdenuSchakelen Schakelen Pas de versnelling aan overeenkomstig uw rijomstandigheden. 1Schakelen ■ WAARSCHUWING Schakelknopposities Parkeren Het voertuig kan wegrollen als het onbeheerd Wordt gebruikt tijdens het parkeren of vóór het wordt achtergelaten zonder te bevestigen dat in-/uitschakelen van de voeding de parkeerstand is ingeschakeld.
Pagina 385
uuTijdens het rijdenuSchakelen ■ Knop (parkeren) De gekozen versnelling wordt gewijzigd in wanneer u op de knop drukt terwijl het voertuig is geparkeerd met de voedingsmodus in de stand AAN. De controlelampjes naast de knop gaan branden. Knop Wordt vervolgd...
Pagina 386
uuTijdens het rijdenuSchakelen ■ 1Schakelen Schakelen ATTENTIE Als u de transmissie van naar schakelt en omgekeerd, dient u het voertuig volledig te stoppen en het rempedaal ingetrapt te houden. Door de schakelknop te bedienen voordat het voertuig volledig stilstaat, kan schade aan de transmissie ontstaan. Houd altijd uw voet op het rempedaal totdat u hebt gezien wordt weergegeven in de schakelstandindicator.
Pagina 387
uuTijdens het rijdenuSchakelen ■ Openen van het bestuurdersportier 1Openen van het bestuurdersportier Als u het bestuurdersportier opent onder de volgende omstandigheden, wordt de transmissie Het systeem is ontworpen om automatisch te schakelen naar automatisch in de stand gezet. de stand onder de beschreven omstandigheden, maar •...
Pagina 388
uuTijdens het rijdenuSchakelen ■ Als u de transmissie in de stand wilt laten staan (wasstraatmodus) 1Als u de transmissie in de stand wilt laten staan Met het voedingssysteem ingeschakeld: Let op: de transmissie mag niet in de stand blijven 1. Houd het rempedaal ingetrapt. wanneer een van de volgende controlelampjes brandt: •...
Pagina 389
uuTijdens het rijdenuSchakelen ■ Restricties bij het selecteren van een schakelstand U kunt een schakelstand niet selecteren onder bepaalde omstandigheden die kunnen leiden tot een ongeval. Wanneer de 3. De schakelstand 1. Onder de volgende 2. Als u het volgende De schakelstand transmissie staat blijft/wordt gewijzigd...
Pagina 390
uuTijdens het rijdenuFlipper voor vertraging Flipper voor vertraging Zodra u het gaspedaal loslaat, kunt u de mate van vertraging regelen zonder uw handen van 1Flipper voor vertraging het stuurwiel te halen. Met behulp van de flipper voor vertraging op het stuurwiel kunt u LET OP achtereenvolgens door drie vertragingsfasen schakelen.
Pagina 391
uuTijdens het rijdenuFlipper voor vertraging 1Flipper voor vertraging Wanneer gebruiken Als een van de flippers wordt bediend, wordt ACC met Low Speed Follow automatisch geannuleerd. Schakelstand is in In een andere modus dan de SPORT-modus verschijnt de vertragingsfase. Als de SPORT-modus AAN is, verschijnen de vertragingsfase en M. Flipper Verhoog de vertragingsfase door aan de flipper (linkerkant) te trekken...
Pagina 392
uuTijdens het rijdenuFlipper voor vertraging ■ In een andere modus dan de SPORT-modus Als u aan de flipper trekt, verandert de mate van vertraging tijdelijk, en verschijnt de fase op de meter. Wanneer u de flipper voor vertraging wilt annuleren, trek dan gedurende enkele seconden aan de knop (rechterkant).
Pagina 393
uuTijdens het rijdenuRijmodusschakelaar Rijmodusschakelaar U kunt kiezen uit drie modi: SPORT-modus, NORMAAL-modus en ECON-modus, met behulp 1Rijmodusschakelaar van de DRIVE MODE-schakelaar. De modus kan onder bepaalde rijomstandigheden niet De huidige modus wordt weergegeven op de interface voor bestuurdersinformatie en elke worden gewijzigd.
Pagina 394
uuTijdens het rijdenuRijmodusschakelaar ■ SPORT-modus Verbetert de reactiesnelheid op de input van de bestuurder. ■ NORMAAL-modus Optimaliseert de balans tussen rijprestaties en comfort.
Pagina 395
uuTijdens het rijdenuRijmodusschakelaar ■ 1ECON-modus ECON-modus In de ECON-modus is het klimaatregelsysteem minder Helpt om zuinig te rijden. effectief en accelereert het voertuig minder snel. In de ECON-modus kent het klimaatregelsysteem grotere temperatuurschommelingen en wordt de stoelverwarming ingeschakeld. Verwarming voorstoelen BLZ.
Pagina 396
uuTijdens het rijdenuAkoestisch voertuigwaarschuwingssysteem Akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem Waarschuwt voetgangers wanneer een voertuig uitsluitend door elektriciteit wordt aangedreven en nadert met een snelheid van circa 32 km/h of minder.
Pagina 397
uuTijdens het rijdenuVoertuigstabiliteitsassistentiesysteem (VSA) Voertuigstabiliteitsassistentiesysteem (VSA) VSA helpt het voertuig in bochten te stabiliseren indien het voertuig meer of minder draait dan 1Voertuigstabiliteitsassistentiesysteem (VSA) was bedoeld. Het helpt ook bij het handhaven van tractie op gladde wegdekken. Dit gebeurt Het is mogelijk dat het VSA-systeem niet goed functioneert door het reguleren van het motorvermogen en het selectief gebruik van de remmen.
Pagina 398
uuTijdens het rijdenuVoertuigstabiliteitsassistentiesysteem (VSA) ■ 1Voertuigstabiliteitsassistentiesysteem (VSA) VSA Aan en Uit Onder bepaalde ongewone omstandigheden, bijv. wanneer Deze knop bevindt zich op het instrumentenpaneel uw voertuig vastraakt in ondiepe modder of verse sneeuw, aan bestuurderszijde. kan het eenvoudiger zijn het voertuig los te krijgen met VSA Als u VSA-functies gedeeltelijk wilt in- en tijdelijk uitgeschakeld.
Pagina 399
uuTijdens het rijdenuAgile Handling Assist Agile Handling Assist Remt, indien nodig, licht op elk van de voor- en achterwielen als u aan het stuurwiel draait, en 1Agile Handling Assist helpt de stabiliteit en prestaties van het voertuig tijdens het nemen van bochten te Het Agile Handling Assist-systeem kan niet in alle rijsituaties ondersteunen.
Pagina 400
uuTijdens het rijdenuWaarschuwingssysteem voor bandenspanning Waarschuwingssysteem voor bandenspanning Het waarschuwingssysteem voor bandenspanning van dit voertuig meet niet rechtstreeks de 1Waarschuwingssysteem voor bandenspanning bandenspanning, maar controleert en vergelijkt de afrolradius en Het systeem controleert de banden niet tijdens het rijden bij omwentelingseigenschappen van elk wiel en elke band tijdens het rijden om te bepalen of één lage snelheid.
Pagina 401
uuTijdens het rijdenuWaarschuwingssysteem voor bandenspanning 1Waarschuwingssysteem voor bandenspanning Het controlelampje lage bandenspanning/waarschuwing bandenspanning kan onder de volgende omstandigheden gaan branden: • Er is een zwaardere en ongelijke belasting op de banden dan bij de kalibratie. • Sneeuwkettingen worden gebruikt. De controlelampjes van het systeem van de voertuigstabiliteitsregeling (VSA), de Adaptive Cruise Control (ACC) met Low Speed Follow, het Lane Keeping Assist System (LKAS), de veiligheidsondersteuning, de Road...
Pagina 402
uuTijdens het rijdenuWaarschuwingssysteem voor bandenspanning ■ 1Kalibratie van het waarschuwingssysteem voor bandenspanning Kalibratie van het waarschuwingssysteem voor bandenspanning Het kalibratieproces heeft ongeveer 20 minuten cumulatieve rijtijd U moet het waarschuwingssysteem voor bandenspanning kalibreren telkens wanneer u: nodig met een snelheid tussen 35 - 105 km/h. •...
Pagina 403
uuTijdens het rijdenuWaarschuwingssysteem voor bandenspanning Ga als volgt te werk wanneer u het waarschuwingssysteem voor bandenspanning kalibreert. 2 Basisbediening BLZ. 255 1. Stel de voedingsmodus in op AAN. 2. Selecteer Home. 3. Selecteer Voertuiginstellingen. 4. Selecteer Bandenspanning waarschuwing. 5. Selecteer Annuleren of Kalibreren. •...
Pagina 404
uuTijdens het rijdenuDode hoek-informatiesysteem Dode hoek-informatiesysteem Als het systeem detecteert dat er voertuigen in de aangrenzende rijstroken uw voertuig van 1Dode hoek-informatiesysteem achteren naderen, gaat het betreffende controlelampje branden wanneer u van rijstrook Belangrijke veiligheidsherinnering verandert. Net als alle assistentiesystemen heeft het dode hoek- informatiesysteem beperkingen.
Pagina 405
uuTijdens het rijdenuDode hoek-informatiesysteem ■ Hoe het systeem werkt Het systeem wordt geactiveerd wanneer u met een snelheid van ongeveer 32 km/h of hoger rijdt. Radarsensoren: onder de hoeken van de achterbumper Waarschuwingszone 1 Waarschuwingszone 2 Bereik waarschuwingszone Ongeveer 0,5 ~ 3 m vanaf zijkant van voertuig. Ongeveer 3 m vanaf de achterbumper.
Pagina 406
uuTijdens het rijdenuDode hoek-informatiesysteem ■ Wanneer het systeem een voertuig detecteert 1Dode hoek-informatiesysteem Waarschuwingslampje dode hoek- Voor een juiste werking van het dode hoek- informatiesysteem: informatiesysteem: • Bevindt zich op de buitenspiegels aan beide zijden. Houd de achterbumper en het gebied rond de radarsensoren altijd schoon.
Pagina 407
uuTijdens het rijdenuDode hoek-informatiesysteem ■ 1Dode hoek-informatiesysteem Dode hoek-informatiesysteem aan en uit U kunt de instelling van het dode hoek-informatiesysteem U kunt het systeem in- en uitschakelen met behulp van de interface voor wijzigen. bestuurdersinformatie. Aanpassen van de voertuiginstellingen 2 Veiligheidsondersteuning BLZ. 152 BLZ.
Pagina 408
uuTijdens het rijdenuDode hoek-informatiesysteem ■ Omstandigheden en beperkingen van het dode hoek- informatiesysteem Het controlelampje van het dode hoek-informatiesysteem kan onder de volgende omstandigheden mogelijk niet gaan branden: • Er is een groot snelheidsverschil tussen uw voertuig en het voertuig op de naastgelegen rijstrook.
Pagina 409
Honda Sensing Honda Sensing is een bestuurdersondersteuningssysteem dat gebruik maakt van een groothoekcamera die aan de binnenkant van de voorruit, achter de achteruitkijkspiegel is gemonteerd. Honda Sensing heeft de volgende functies. ■ De functies die zonder schakelaar worden geactiveerd •...
Pagina 410
uuHonda Sensingu ■ Bedieningsschakelaars voor Adaptive Cruise Control (ACC) met Low Speed Follow/Lane Keeping Assist System (LKAS)/Traffic Jam Assist Knop Druk hierop om de stand-bymodus voor ACC met Low Speed Follow te activeren. Of druk hierop om het systeem te annuleren. Knop CANCEL Druk hierop om ACC met Low Speed Follow te annuleren.
Pagina 411
uuHonda Sensingu ■ Informatie op meter U kunt de huidige status van de Adaptive Cruise Control (ACC) met Low Speed Follow, het Lane Keeping Assist System (LKAS) en Traffic Jam Assist bekijken. Geeft aan dat ACC met Low Speed Follow kan worden geactiveerd.
Pagina 412
uuHonda Sensingu Geeft aan dat ACC met Low Speed Follow de ingestelde voertuigsnelheid toont. • Wit: Ingestelde voertuigsnelheid • Grijs: Eerder ingestelde snelheid Geeft aan dat ACC met Low Speed Follow de ingestelde voertuigafstand toont. Geeft aan dat ACC met Low Speed Follow de status van de instelling toont.
Pagina 413
uuHonda SensinguBotsingsbeperkingssysteem (CMBS) Botsingsbeperkingssysteem (CMBS) Het systeem kan u helpen wanneer het bepaalt dat een risico bestaat dat uw voertuig botst 1Botsingsbeperkingssysteem (CMBS) tegen een voorligger (ook motorfietsen), een tegenligger, een voertuig dat nadert van opzij, Belangrijke veiligheidsherinnering voetgangers of een fiets (rijdende fiets). Het CMBS is ontwikkeld om de ernst van een onvermijdbare Het CMBS is ontwikkeld om u te waarschuwen wanneer de kans op een botsing bestaat en om botsing te verminderen.
Pagina 414
uuHonda SensinguBotsingsbeperkingssysteem (CMBS) ■ Hoe het systeem werkt 1Hoe het systeem werkt De groothoekcamera aan de voorzijde in het CMBS is tevens ontworpen om voetgangers te detecteren. Onder bepaalde omstandigheden is het echter mogelijk dat deze functie voor voetgangersdetectie niet wordt geactiveerd of een voetganger vóór uw voertuig niet detecteert.
Pagina 415
uuHonda SensinguBotsingsbeperkingssysteem (CMBS) Het CMBS wordt geannuleerd wanneer uw voertuig stopt of het systeem vaststelt dat er geen kans meer is op een aanrijding. Het CMBS kan ook worden geannuleerd wanneer een bestuurder het stuurwiel en het rem- of gaspedaal bedient om een botsing te voorkomen. ■...
Pagina 416
uuHonda SensinguBotsingsbeperkingssysteem (CMBS) ■ Waarschuwingsfasen bij botsingen Het systeem heeft drie waarschuwingsfasen voor een mogelijke botsing. Afhankelijk van de omstandigheden kan het echter gebeuren dat het CMBS niet alle fasen doorloopt voordat de laatste fase begint. CMBS Afstand tussen voertuigen De sensoren detecteren Hoorbare en visuele WAARSCHUWINGEN Remmen...
Pagina 417
uuHonda SensinguBotsingsbeperkingssysteem (CMBS) ■ 1Botsingsbeperkingssysteem (CMBS) CMBS Aan en Uit U kunt het CMBS niet uitschakelen tijdens het rijden. U kunt het systeem in- en uitschakelen met behulp van de interface voor bestuurdersinformatie. Het CMBS wordt mogelijk automatisch uitgeschakeld en het 2 Veiligheidsondersteuning BLZ.
Pagina 418
uuHonda SensinguBotsingsbeperkingssysteem (CMBS) ■ CMBS-omstandigheden en -beperkingen In de volgende situaties kan de groothoekcamera aan de voorzijde de voertuigen, voetgangers, rijdende fietsen of wegomstandigheden mogelijk niet goed detecteren, waardoor het CMBS mogelijk niet goed werkt. 2 Groothoekcamera voorzijde BLZ. 478 ■...
Pagina 419
uuHonda SensinguBotsingsbeperkingssysteem (CMBS) ■ Staat van het voertuig • Er zijn sneeuwkettingen gemonteerd. • Rijden in de nacht of onder donkere omstandigheden (zoals in tunnels) met de koplampen uitgeschakeld. • De groothoekcamera aan de voorkant is bedekt met vuil, mist, regen, modder, natte sneeuw, afdichtingen, accessoires, stickers of een laagje op de voorruit.
Pagina 420
uuHonda SensinguBotsingsbeperkingssysteem (CMBS) ■ Voorbeelden van beperkingen met betrekking tot de juiste detectie door de 1Botsingsbeperkingssysteem (CMBS) groothoekcamera aan de voorzijde als gevolg van de toestand van de voorligger, Zorg ervoor dat alle banden van dezelfde maat en hetzelfde tegenliggers, een voertuig dat u van opzij nadert, voetgangers of rijdende fietsen type en merk zijn en dat deze gelijkmatig zijn versleten.
Pagina 421
uuHonda SensinguBotsingsbeperkingssysteem (CMBS) ■ Voorbeelden van andere beperkingen met betrekking tot detectie of werking van het systeem • Wanneer de voorligger (inclusief motorfietsen) een kleine motorfiets, een motorfiets met een zijspan, een rolstoel of ander voertuig met een speciale vorm is. •...
Pagina 422
uuHonda SensinguBotsingsbeperkingssysteem (CMBS) ■ Automatische uitschakeling Het CMBS wordt mogelijk automatisch uitgeschakeld en het controlelampje van de veiligheidsondersteuning (amber) en het controlelampje van het botsingsbeperkingssysteem (amber) gaan branden en blijven branden wanneer: • U gedurende een lange periode offroad of op een bergweg of een bochtige of slingerende weg rijdt.
Pagina 423
uuHonda SensinguBotsingsbeperkingssysteem (CMBS) ■ Met kleine kans op een botsing Zelfs als de kans op een botsing gering is, wordt het CMBS onder de volgende omstandigheden mogelijk toch geactiveerd: • Uw voertuig nadert of passeert een ander voertuig dat links- of rechtsaf slaat. •...
Pagina 424
uuHonda SensinguBotsingsbeperkingssysteem (CMBS) • Bij het rijden onder een lage of smalle tunnel bij een snelheid die ruim boven de snelheidslimiet ligt. • Als er verkeersborden of constructies zoals vangrails naast de weg langs een bocht staan. • Tijdens het rijden door bochten komt uw voertuig op een punt waar een tegenligger recht vóór u rijdt.
Pagina 425
uuHonda SensinguBotsingsbeperkingssysteem (CMBS) • Er nadert een voertuig van opzij terwijl het door een bocht rijdt. • U passeert een voertuig (inclusief motorfietsen), voetganger of fiets die naar links of rechts afslaat. • U passeert voor een voertuig (inclusief motorfietsen), voetganger of fiets die van opzij nadert.
Pagina 426
uuHonda SensinguAdaptive Cruise Control (ACC) met Low Speed Follow Adaptive Cruise Control (ACC) met Low Speed Follow Dit systeem helpt bij het handhaven van een constante snelheid van het voertuig en een 1Adaptive Cruise Control (ACC) met Low Speed Follow ingestelde afstand tussen uw voertuig en een voertuig dat voor u is gedetecteerd.
Pagina 427
uuHonda SensinguAdaptive Cruise Control (ACC) met Low Speed Follow ■ Het systeem inschakelen 1Adaptive Cruise Control (ACC) met Low Speed Follow WAARSCHUWING Het verlaten van een voertuig dat tot stilstand is gebracht terwijl ACC met Low Speed Follow actief is, kan ertoe leiden dat het voertuig wegrijdt zonder bestuurder.
Pagina 428
uuHonda SensinguAdaptive Cruise Control (ACC) met Low Speed Follow ■ 1Adaptive Cruise Control (ACC) met Low Speed Follow De voertuigsnelheid instellen Gebruik ACC met Low Speed Follow niet onder de volgende omstandigheden: • Wanneer u veelvuldig wisselt van rijstrook of tijdens het rijden in een langzaam rijdende file, kan ACC met Low Speed Follow geen geschikte afstand tussen uw voertuig en de voorligger aanhouden.
Pagina 429
uuHonda SensinguAdaptive Cruise Control (ACC) met Low Speed Follow Wanneer u met een snelheid van ongeveer 30 km/h of hoger rijdt: Haal uw voet van 1De voertuigsnelheid instellen het pedaal en druk op de knop RES/+ of SET/− wanneer u de gewenste snelheid hebt bereikt. U kunt de weergave van de ingestelde snelheid op de Op het moment dat u de knop loslaat, wordt de ingestelde snelheid vastgelegd en treedt ACC interface voor bestuurdersinformatie of het audio-...
Pagina 430
uuHonda SensinguAdaptive Cruise Control (ACC) met Low Speed Follow ■ 1Wanneer in bedrijf Wanneer in bedrijf Als het voertuig voor u plotseling vertraagt of een ander ■ Er is een voorliggend voertuig voertuig snijdt u af, weerklinkt de zoemer en verschijnt er ACC met Low Speed Follow controleert of een voorliggend voertuig binnen het bereik van een melding op de interface voor bestuurdersinformatie.
Pagina 431
uuHonda SensinguAdaptive Cruise Control (ACC) met Low Speed Follow ■ Er is geen voertuig voor u 1Wanneer in bedrijf Uw voertuig handhaaft de ingestelde snelheid, Zelfs als het interval tussen uw voertuig en het voertuig dat zonder dat u uw voet op het rempedaal of vóór u wordt gedetecteerd kort is, kan ACC met Low Speed gaspedaal hoeft te houden.
Pagina 432
uuHonda SensinguAdaptive Cruise Control (ACC) met Low Speed Follow ■ Een voertuig dat vóór u wordt gedetecteerd, is binnen bereik van ACC met Low 1Wanneer in bedrijf Speed Follow en komt tot stilstand • ACC met Low Speed Follow kan tijdelijk de afstand tussen Uw voertuig wordt automatisch ook afgeremd tot uw voertuig en het voertuig in de naastgelegen rijstrook of stilstand.
Pagina 433
uuHonda SensinguAdaptive Cruise Control (ACC) met Low Speed Follow ■ Omstandigheden en beperkingen van ACC met Low Speed Follow Het systeem kan onder bepaalde omstandigheden automatisch worden uitgeschakeld. Onderstaand vindt u enkele voorbeelden van deze omstandigheden. Andere omstandigheden kunnen sommige functies van ACC met Low Speed Follow beperken. 2 Groothoekcamera voorzijde BLZ.
Pagina 434
uuHonda SensinguAdaptive Cruise Control (ACC) met Low Speed Follow ■ Staat van het wegdek • Rijden op bochtige, slingerende, golvende of hellende wegen. • Rijden op hobbelige wegen (besneeuwde of onverharde wegen, etc.). • Plassen of een laagje water op het wegdek. •...
Pagina 435
uuHonda SensinguAdaptive Cruise Control (ACC) met Low Speed Follow ■ Voorbeelden van omstandigheden waarbij de camera de voorligger mogelijk niet correct detecteert • Er steekt plotseling een voertuig voor u over. • De afstand tussen uw voertuig en het voertuig voor u is te kort. •...
Pagina 436
uuHonda SensinguAdaptive Cruise Control (ACC) met Low Speed Follow ■ Voorbeelden van omstandigheden waaronder het systeem mogelijk niet goed werkt • Een voorligger stopt en het snelheidsverschil tussen uw voertuig en de voorligger is aanzienlijk groot. • Wanneer de voorligger plotseling vertraagt. •...
Pagina 437
uuHonda SensinguAdaptive Cruise Control (ACC) met Low Speed Follow ■ 1Voertuigsnelheid instellen Voertuigsnelheid instellen Als een voertuig dat vóór u wordt gedetecteerd, langzamer Verhoog of verlaag de voertuigsnelheid met de knop RES/+ of SET/− op het stuurwiel. rijdt dan uw verhoogde ingestelde snelheid, versnelt ACC met Low Speed Follow uw voertuig wellicht niet.
Pagina 438
uuHonda SensinguAdaptive Cruise Control (ACC) met Low Speed Follow ■ De volgafstand instellen of wijzigen Druk op de afstandsknop om de volgafstand van ACC met Low Speed Follow te wijzigen. Telkens wanneer u op de knop drukt, wordt geschakeld tussen de volgende instellingen voor de volgafstand (de afstand tussen uw voertuig en het voertuig vóór u): extra lang, lang, middellang en kort.
Pagina 439
uuHonda SensinguAdaptive Cruise Control (ACC) met Low Speed Follow Hoe hoger de voertuigsnelheid is, hoe groter de korte, middellange, lange of extra lange 1De volgafstand instellen of wijzigen volgafstand wordt. Zie de volgende voorbeelden ter referentie. De bestuurder dient in alle gevallen een voldoende remafstand aan te houden ten opzichte van het voertuig Bij de volgende ingestelde snelheid: vóór hem/haar.
Pagina 440
uuHonda SensinguAdaptive Cruise Control (ACC) met Low Speed Follow ■ 1Annuleren Annuleren Hervatten van de vooraf ingestelde snelheid: Nadat u ACC Om ACC met Low Speed Follow te annuleren, kunt met Low Speed Follow hebt geannuleerd, kunt u de ACC u het volgende doen: met Low Speed Follow activeren met de eerder ingestelde •...
Pagina 441
uuHonda SensinguAdaptive Cruise Control (ACC) met Low Speed Follow ■ Automatisch annuleren 1Annuleren De zoemer klinkt en er verschijnt een melding op de meter wanneer ACC met Low Speed De ingestelde snelheid kan niet worden ingesteld of hervat Follow automatisch wordt geannuleerd. Elke van de volgende omstandigheden kan ertoe wanneer ACC met Low Speed Follow is uitgeschakeld met de leiden dat ACC met Low Speed Follow automatisch wordt geannuleerd: knop...
Pagina 442
uuHonda SensinguAdaptive Cruise Control (ACC) met Low Speed Follow Automatische annulering van ACC met Low Speed Follow kan ook worden veroorzaakt door de volgende omstandigheden. In deze gevallen wordt de parkeerrem automatisch ingeschakeld. • De veiligheidsgordel van de bestuurder wordt losgemaakt terwijl het voertuig stilstaat. •...
Pagina 443
uuHonda SensinguLane Keeping Assist-systeem (LKAS) Lane Keeping Assist-systeem (LKAS) Helpt bij het sturen om te zorgen dat het voertuig in het midden van de gedetecteerde rijstrook 1Lane Keeping Assist-systeem (LKAS) blijft en waarschuwt via voelbare, hoorbare en visuele waarschuwingen dat het voertuig de Belangrijke veiligheidsinformatie rijstrook dreigt te verlaten.
Pagina 444
uuHonda SensinguLane Keeping Assist-systeem (LKAS) Het systeem wordt uitgeschakeld wanneer u de richtingaanwijzer aanzet om van rijstrook te 1Lane Keeping Assist-systeem (LKAS) veranderen en weer ingeschakeld zodra de richtingaanwijzer uit staat. Als het systeem geen rijstroken detecteert, zal het tijdelijk Als u van rijstrook verandert zonder de richtingaanwijzer aan te zetten, gaat het LKAS-alarm af worden uitgeschakeld.
Pagina 445
uuHonda SensinguLane Keeping Assist-systeem (LKAS) ■ 1Lane Keeping Assist-systeem (LKAS) Lane Keep Support-functie Het LKAS werkt mogelijk niet zoals bedoeld wanneer u Biedt hulp om het voertuig in het midden van de rijstrook te houden. Wanneer het voertuig regelmatig moet stoppen of op wegen met scherpe bochten. een witte of gele streep nadert, zal de stuurkracht van de elektrische stuurbekrachtiging sterker worden.
Pagina 446
uuHonda SensinguLane Keeping Assist-systeem (LKAS) ■ Rijbaanassistentiefunctie Wanneer het voertuig de waarschuwingszone binnenkomt, waarschuwt het LKAS u via een lichte trilling van het stuurwiel en hoorbare en visuele waarschuwingen. Waarschuwingszone LKAS-controlelampje (groen) Amber lijn...
Pagina 447
uuHonda SensinguLane Keeping Assist-systeem (LKAS) ■ 1Wanneer kan het systeem worden gebruikt? Wanneer kan het systeem worden gebruikt? Als het voertuig naar de linker- of rechterrijstrook afwijkt Het systeem kan worden gebruikt wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan. doordat het systeem koppel overbrengt, dient u het LKAS uit •...
Pagina 448
uuHonda SensinguLane Keeping Assist-systeem (LKAS) 2. Houd uw voertuig tijdens het rijden in het midden van de rijstrook. Het LKAS-controlelampje verandert van wit in groen en witte lijnen worden groen zodra het systeem begint te werken nadat het rijstrookmarkeringen aan de linker- en rechterkant heeft gedetecteerd.
Pagina 449
uuHonda SensinguLane Keeping Assist-systeem (LKAS) ■ Het systeem wordt uitgeschakeld als u: 1Het systeem wordt uitgeschakeld als u: • Het rempedaal intrapt. U kunt de instelling voor het LKAS wijzigen. Zodra u het rempedaal loslaat, wordt het De pieptoon voor onderbroken LKAS kan worden in- en LKAS weer ingeschakeld en begint het weer uitgeschakeld.
Pagina 450
uuHonda SensinguLane Keeping Assist-systeem (LKAS) ■ Het LKAS wordt automatisch uitgeschakeld wanneer: • Het systeem geen rijstrookmarkeringen detecteert. • Het stuurwiel wordt snel gedraaid. • U het voertuig niet stuurt. • Door een scherpe bocht wordt gereden. • Met een snelheid van meer dan ongeveer 185 km/h wordt gereden. •...
Pagina 451
uuHonda SensinguLane Keeping Assist-systeem (LKAS) ■ LKAS-omstandigheden en -beperkingen Het systeem kan onder bijvoorbeeld de volgende omstandigheden rijstrookmarkeringen mogelijk niet detecteren en daardoor het voertuig niet in het midden van de rijstrook houden: ■ Omgevingsomstandigheden • Er is weinig contrast tussen de rijstrookmarkeringen en de rijbaan. •...
Pagina 452
uuHonda SensinguLane Keeping Assist-systeem (LKAS) ■ Staat van het wegdek • Bij het rijden op een weg met tijdelijke rijstrookmarkeringen. • Wanneer onduidelijke, meerdere of wisselende rijstrookmarkeringen zichtbaar zijn op het wegdek als gevolg van wegwerkzaamheden of oude rijstrookmarkeringen. Vervaagde markering Dubbele strepen Bandensporen •...
Pagina 453
uuHonda SensinguLane Keeping Assist-systeem (LKAS) • Tijdens het rijden op wegen met dubbele strepen. • Bij het rijden op besneeuwde of gladde wegen. • Het wegdek is slechts deels zichtbaar vanwege sneeuw of plassen op de weg. • Er bevindt zich een laagje water of er zijn plassen op het wegdek. •...
Pagina 454
uuHonda SensinguLane Keeping Assist-systeem (LKAS) ■ Staat van het voertuig • Als de verlichting zwak is door vuil op de koplamplenzen of als het zicht in het donker slecht is doordat de koplampen niet goed zijn afgesteld. • De voorkant van de camera is bedekt met vuil, mist, regen, modder, natte sneeuw, afdichtingen, accessoires, stickers, of een laagje op de voorruit.
Pagina 455
uuHonda SensinguTraffic Jam Assist Traffic Jam Assist Het Traffic Jam Assist-systeem maakt gebruik van een groothoekcamera aan de voorzijde die 1Traffic Jam Assist is gemonteerd op het bovenste gedeelte van de voorruit om witte (of gele) rijstrookstrepen Belangrijke veiligheidsinformatie links en rechts te detecteren en te bewaken. Op basis van ingangssignalen van de Traffic Jam Assist is alleen voor uw gemak.
Pagina 456
uuHonda SensinguTraffic Jam Assist Wanneer de bestuurder de volledige controle over het stuur heeft, wordt de 1Traffic Jam Assist stuurassistentiefunctie tijdelijk uitgeschakeld. De controlelampjes van het systeem van de Het koppel dat op de stuurinrichting wordt toegepast is mogelijk niet merkbaar wanneer voertuigstabiliteitsregeling (VSA), de Adaptive Cruise Control de bestuurder de volledige controle heeft over het stuur of wanneer het wegdek ruw of (ACC) met Low Speed Follow, het Lane Keeping Assist...
Pagina 457
uuHonda SensinguTraffic Jam Assist ■ Rijbaanassistentiefunctie Wanneer het voertuig de waarschuwingszone binnenkomt, waarschuwt Traffic Jam Assist u via een akoestische waarschuwing en een melding op het display. Waarschuwingszone LKAS-controlelampje (groen) Amber lijn Wordt vervolgd...
Pagina 458
uuHonda SensinguTraffic Jam Assist ■ 1Activering Traffic Jam Assist Activering Traffic Jam Assist Raadpleeg de volgende pagina voor het juiste gebruik van Traffic Jam Assist wordt geactiveerd wanneer aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan: het Lane Keeping Assist System (LKAS): •...
Pagina 459
Traffic Jam Assist uit en laat u uw voertuig Het LKAS-controlelampje verandert van wit in inspecteren door een erkende Honda-dealer. groen en witte lijnen worden groen zodra het In sommige gevallen kan het systeem de rijstrookstrepen niet...
Pagina 460
uuHonda SensinguTraffic Jam Assist ■ Traffic Jam Assist annuleren Druk op de knop LKAS om Traffic Jam Assist te annuleren. ■ Traffic Jam Assist kan automatisch worden uitgeschakeld wanneer: 1Traffic Jam Assist kan automatisch worden uitgeschakeld wanneer: Het systeem onder de volgende omstandigheden automatisch tijdelijk wordt uitgeschakeld. U rijdt sneller dan 72 km/h.
Pagina 461
uuHonda SensinguTraffic Jam Assist ■ Traffic Jam Assist: Omstandigheden en beperkingen Het systeem kan onder bijvoorbeeld de volgende omstandigheden rijstrookmarkeringen mogelijk niet detecteren en daardoor het voertuig niet in het midden van de rijstrook houden: ■ Omgevingsomstandigheden • Er is weinig contrast tussen de rijstrookmarkeringen en de rijbaan. •...
Pagina 462
uuHonda SensinguTraffic Jam Assist ■ Staat van het wegdek • Bij het rijden op een weg met tijdelijke rijstrookmarkeringen. • Wanneer onduidelijke, meerdere of wisselende rijstrookmarkeringen zichtbaar zijn op het wegdek als gevolg van wegwerkzaamheden of oude rijstrookmarkeringen. Vervaagde markering Dubbele strepen Bandensporen •...
Pagina 463
uuHonda SensinguTraffic Jam Assist • Wanneer voorwerpen op/langs de weg (stoep, vangrail, pylonen enz.) worden herkend als witte (of gele) strepen. • Rijden op ruwe of onverharde wegen of op slecht wegdek. • Tijdens het rijden op wegen met dubbele strepen. •...
Pagina 464
uuHonda SensinguTraffic Jam Assist ■ Staat van het voertuig • Als de verlichting zwak is door vuil op de koplamplenzen of als het zicht in het donker slecht is doordat de koplampen niet goed zijn afgesteld. • De voorkant van de camera is bedekt met vuil, mist, regen, modder, natte sneeuw, afdichtingen, accessoires, stickers, of een laagje op de voorruit.
Pagina 465
uuHonda SensinguRoad Departure Mitigation-systeem Road Departure Mitigation-systeem Waarschuwt en assisteert u wanneer het systeem vaststelt dat het risico bestaat dat uw 1Road Departure Mitigation-systeem voertuig per ongeluk over gedetecteerde rijstrookmarkeringen of de buitenste rand van het Belangrijke veiligheidsherinnering wegdek rijdt (tot in de gras- of grindrand) of een naderende tegenligger is gedetecteerd. Net als alle assistentiesystemen kent het Road Departure Mitigation-systeem beperkingen.
Pagina 466
uuHonda SensinguRoad Departure Mitigation-systeem Het systeem annuleert de assistentiefuncties als u aan het stuur draait om te voorkomen dat u 1Road Departure Mitigation-systeem over gedetecteerde rijstrookmarkeringen of de buitenste rand van het wegdek (tot in de gras- Het Road Departure Mitigation-systeem werkt mogelijk niet of grindrand) of een tegenligger nadert.
Pagina 467
uuHonda SensinguRoad Departure Mitigation-systeem ■ 1Hoe het systeem wordt geactiveerd Hoe het systeem wordt geactiveerd Het Road Departure Mitigation-systeem wordt mogelijk Het systeem wordt geactiveerd wanneer aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan: automatisch uitgeschakeld en het controlelampje van de • De rijstrookmarkeringen zijn wit (geel).
Pagina 468
uuHonda SensinguRoad Departure Mitigation-systeem ■ 1Road Departure Mitigation-systeem aan en uit Road Departure Mitigation-systeem aan en uit De controlelampjes van het systeem van de U kunt het systeem in- en uitschakelen met behulp van de interface voor voertuigstabiliteitsregeling (VSA), de Adaptive Cruise Control bestuurdersinformatie.
Pagina 469
uuHonda SensinguRoad Departure Mitigation-systeem ■ Omstandigheden en beperkingen van het Road Departure Mitigation- systeem Het systeem detecteert rijstrookmarkeringen (in wit of geel), de buitenste rand van het wegdek (tot in de gras- of grindrand) of een tegenligger mogelijk niet goed onder bepaalde omstandigheden.
Pagina 470
uuHonda SensinguRoad Departure Mitigation-systeem ■ Staat van het wegdek • Bij het rijden op een weg met tijdelijke rijstrookmarkeringen. • Wanneer onduidelijke, meerdere of wisselende rijstrookmarkeringen zichtbaar zijn op het wegdek als gevolg van wegwerkzaamheden of oude rijstrookmarkeringen. • Er zijn samenkomende, afsplitsende of elkaar kruisende strepen op het wegdek, bijvoorbeeld bij een kruising of oversteekplaats.
Pagina 471
uuHonda SensinguRoad Departure Mitigation-systeem ■ Staat van het voertuig • Als de verlichting zwak is door vuil op de koplamplenzen of als het zicht in het donker slecht is doordat de koplampen niet goed zijn afgesteld. • De voorkant van de camera is bedekt met vuil, mist, regen, modder, natte sneeuw, afdichtingen, accessoires, stickers, of een laagje op de voorruit.
Pagina 472
uuHonda SensinguRoad Departure Mitigation-systeem ■ Voorbeelden van andere beperkingen met betrekking tot detectie of werking van het systeem • Wanneer de tegenligger een speciale vorm heeft. • Wanneer de camera de vorm van de tegenligger niet correct kan identificeren. ■ Met kleine kans op een botsing Het Road Departure Mitigation-systeem wordt onder de volgende omstandigheden mogelijk geactiveerd.
Pagina 473
Het verkeersbordpictogram kan veranderen in een ander pictogram of verdwijnen wanneer: Honda. Ook hele kleine reparaties binnen het gezichtsveld van • Het einde van een snelheidslimiet of andere limiet is gedetecteerd.
Pagina 474
uuHonda SensinguVerkeersbordenherkenningssysteem Als het systeem geen verkeersborden detecteert terwijl u rijdt, wordt (wit) weergegeven. 1Verkeersbordenherkenningssysteem Het verkeersbordenherkenningssysteem wordt gedurende circa 15 seconden niet geactiveerd nadat het voedingssysteem is ingeschakeld. U kunt het verkeersbordenherkenningssysteem in- en uitschakelen. Als Geen is geselecteerd, wordt (grijs) weergegeven.
Pagina 475
uuHonda SensinguVerkeersbordenherkenningssysteem ■ 1Verkeersbordenherkenningssysteem Omstandigheden en beperkingen van het verkeersbordenherkenningssysteem U kunt de instellingen wijzigingen voor de geluidsmelding die wordt afgespeeld wanneer de gedetecteerde Het verkeersbordenherkenningssysteem kan het verkeersbord in het volgende geval mogelijk snelheidslimiet verandert. incorrect, traag of niet herkennen. Aanpassen van de voertuiginstellingen BLZ.
Pagina 476
uuHonda SensinguVerkeersbordenherkenningssysteem ■ De positie of de staat van het verkeersbord 1Omstandigheden en beperkingen van het • Het bord bevindt zich op een plaats die het moeilijk maakt om het bord te detecteren. verkeersbordenherkenningssysteem • Het bord staat op grote afstand vanaf uw voertuig. In de volgende gevallen verschijnt (amber) op de meter.
Pagina 477
uuHonda SensinguVerkeersbordenherkenningssysteem Het verkeersbordenherkenningssysteem werkt mogelijk niet altijd correct – zoals bijvoorbeeld weergave van verkeersborden die niet overeenkomen met de huidige regels voor deze weg of die in het geheel niet bestaan – in de volgende gevallen: Een snelheidslimiet-pictogram kan bij een hogere of lagere snelheid worden weergegeven dan de huidige snelheidslimiet.
Pagina 478
uuHonda SensinguVerkeersbordenherkenningssysteem ■ Situaties waarin voor het desbetreffende gebied geen correcte informatie over de snelheidslimietborden kan worden verstrekt In de volgende situaties kan het display afwijken van de voorschriften van de weg waarop u rijdt en/of is het display niet up-to-date: •...
Pagina 479
uuHonda SensinguVerkeersbordenherkenningssysteem ■ Borden die op de meter worden weergegeven Er kunnen twee verkeersborden gelijktijdig naast elkaar worden weergegeven wanneer ze gedetecteerd worden. Het snelheidslimiet-pictogram wordt weergegeven op de rechterhelft van het scherm. Het inhaalverbod-pictogram verschijnt aan de linkerkant. Een eventueel extra pictogram dat de snelheidslimiet op basis van het weer (sneeuw, e.d.) of specifieke periode aangeeft, wordt aan de linkerzijde weergegeven.
Pagina 480
In dat geval raden wij aan de voorruit te vervangen door een Deze camera bevindt zich achter de originele voorruit van Honda. Ook hele kleine reparaties achteruitkijkspiegel. binnen het gezichtsveld van de camera of een niet-originele...
Pagina 481
uuHonda SensinguGroothoekcamera voorzijde 1Groothoekcamera voorzijde Als het bericht Bepaalde bestuurdersassistentiesystemen werken niet: Cameratemperatuur te hoog wordt weergegeven: • Gebruik het klimaatregelsysteem om het interieur te koelen en gebruik zo nodig ook de ontwasemingsmodus met de luchtstroom naar de camera gericht. •...
Pagina 482
Remmen Remsysteem ■ 1Remsysteem Parkeerrem Als u het rempedaal intrapt, hoort u mogelijk een wervelend Gebruik de elektronische parkeerrem om te voorkomen dat het voertuig kan wegrollen als het geluid uit het compartiment van het voedingssysteem. Dit is geparkeerd. Wanneer de parkeerrem is ingeschakeld, kunt u deze handmatig of automatisch komt doordat het remsysteem in werking is en is normaal.
Pagina 483
uuRemmenuRemsysteem ■ Werking van de functie automatische parkeerrem 1Parkeerrem Als de functie automatische parkeerrem is geactiveerd: In de volgende situaties wordt de elektronische parkeerrem • De parkeerrem wordt automatisch ingeschakeld wanneer u de voedingsmodus in de stand automatisch bediend. • VOERTUIG UIT zet.
Pagina 484
uuRemmenuRemsysteem ■ Activeren en deactiveren van de functie automatische parkeerrem 1Parkeerrem Voer, met de voedingsmodus in de stand AAN, de volgende stappen uit om de functie De elektronische parkeerrem kan mogelijk niet automatisch automatische parkeerrem in of uit te schakelen. worden uitgeschakeld wanneer de volgende controlelampjes 1.
Pagina 485
uuRemmenuRemsysteem ■ 1Voetrem Voetrem Controleer de remmen nadat u door diep water bent Uw voertuig is uitgerust met schijfremmen op alle vier de wielen. Het gereden of indien er veel water op het wegdek staat. Droog remondersteuningssysteem vergroot de remkracht wanneer u het rempedaal in een de remmen indien nodig door het rempedaal enkele malen noodsituatie hard intrapt.
Pagina 486
uuRemmenuRemsysteem ■ 1Automatic Brake Hold Automatic Brake Hold WAARSCHUWING Dit systeem houdt de rem ingeschakeld nadat de voet van het rempedaal is gehaald, totdat het gaspedaal wordt ingetrapt. U kunt dit systeem gebruiken wanneer het voertuig tijdelijk Wanneer Automatic Brake Hold is geactiveerd stilstaat, bijvoorbeeld voor een stoplicht en in druk verkeer.
Pagina 487
uuRemmenuRemsysteem ■ Het systeem activeren 1Automatic Brake Hold Trap het rempedaal in om volledig tot stilstand te WAARSCHUWING komen. De transmissie mag niet in de stand staan. Houd bij gebruik van Automatic Brake Hold uw Het controlelampje van de Automatic Brake voet op het rempedaal totdat het Hold gaat branden.
Pagina 488
uuRemmenuRemsysteem ■ Het systeem wordt automatisch geannuleerd wanneer: • U de elektronische parkeerrem inschakelt. • U het rempedaal intrapt en de transmissie in de stand zet. ■ Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld en de parkeerrem wordt ingeschakeld wanneer: • De remmen langer dan 10 minuten zijn ingeschakeld. •...
Pagina 489
uuRemmenuAntiblokkeersysteem (ABS) Antiblokkeersysteem (ABS) ■ 1Antiblokkeersysteem (ABS) ATTENTIE Helpt te voorkomen dat de wielen blokkeren en helpt u de controle over de besturing te Het is mogelijk dat het ABS niet correct functioneert als u behouden door de remmen - veel sneller dan u dat kunt - pompend te bedienen. onjuiste bandentypen of -maten gebruikt.
Pagina 490
uuRemmenuRemondersteuningssysteem Remondersteuningssysteem Is ontworpen om de bestuurder te helpen door meer remvermogen te genereren wanneer het rempedaal hard wordt ingetrapt tijdens een noodstop. ■ Werking van remondersteuningssysteem Trap het rempedaal stevig in voor krachtiger remmen. Wanneer remassistentie in werking is, kan het pedaal enigszins wiebelen en kan een werkingsgeluid hoorbaar zijn.
Pagina 491
uuRemmenuNoodstopsignaal Noodstopsignaal Wordt ingeschakeld wanneer u hard remt bij een snelheid van ten minste 50 km/h, om 1Noodstopsignaal achteropkomende bestuurders via snel knipperende alarmknipperlichten te waarschuwen voor Het noodstopsignaal is geen systeem dat een botsing van onverwachts remmen. Dit kan helpen om achteropkomende bestuurders erop te attenderen achteren door te hard remmen kan voorkomen.
Pagina 492
Uw voertuig parkeren Bij stilstand 1. Trap het rempedaal stevig in en kom volledig tot stilstand. 1Uw voertuig parkeren 2. Trek terwijl het rempedaal is ingetrapt de schakelaar van de elektronische parkeerrem WAARSCHUWING langzaam omhoog, maar niet helemaal. 3. Zet de transmissie in stand Het voertuig kan wegrollen als het onbeheerd Laat het rempedaal niet los totdat u hebt gezien dat wordt weergegeven in de...
Pagina 493
uuUw voertuig parkerenuParkeersensorsysteem Parkeersensorsysteem De hoek- en middensensoren en sensoren aan de zijkant controleren op obstakels rond uw 1Parkeersensorsysteem voertuig en de zoemer, de interface voor bestuurdersinformatie en het audio-/ Zelfs wanneer het systeem aan is, dient u voor het parkeren informatiescherm informeren u over de geschatte afstand tussen uw voertuig en het obstakel.
Pagina 494
8 km/h is. Modellen met multi-view camera Wanneer de Honda Parking Pilot is ingeschakeld, wordt het parkeersensorsysteem ingeschakeld en gaan alle sensoren controleren op obstakels wanneer de voertuigsnelheid minder dan 8 km/h is.
Pagina 495
uuUw voertuig parkerenuParkeersensorsysteem ■ Werking scherm U kunt schakelen tussen gedeeld scherm uit en Modellen met multi-view achteruitrijcamera gedeeld scherm aan door de tab gedeeld scherm aan te raken. Gedeeld scherm uit Tab met gedeeld scherm Gedeeld scherm aan Wordt vervolgd...
Pagina 496
uuUw voertuig parkerenuParkeersensorsysteem Modellen met multi-view camera Gedeeld scherm uit Tab met gedeeld scherm Gedeeld scherm aan...
Pagina 497
uuUw voertuig parkerenuParkeersensorsysteem ■ Wanneer de afstand tussen uw voertuig en gedetecteerde obstakels kleiner wordt Controlelampje parkeersensor Het controlelampje van de parkeersensor knippert. Als het systeem wordt uitgeschakeld, knippert alleen het controlelampje van de parkeersensor wanneer een obstakel wordt gedetecteerd. Afstand tussen de bumper en het obstakel Interval tussen Interface voor...
Pagina 498
*4: Wanneer Honda Parking Pilot is ingeschakeld, zijn de sensoren aan de zijkant van de voor- en achterbumper ook geactiveerd. *5: Tijdens de werking van Honda Parking Pilot klinkt het onderbroken geluidssignaal continu of zeer kort en knippert het controlelampje rood of amber.
Pagina 499
uuUw voertuig parkerenuParkeersensorsysteem ■ 1Alle sensoren achter uitschakelen Alle sensoren achter uitschakelen Wanneer u de transmissie in de stand zet, knippert het Voer de volgende stappen uit om de sensoren achter uit te schakelen: controlelampje in de knop van het parkeersensorsysteem ter 1.
Pagina 500
uuUw voertuig parkerenuUitparkeermonitor Uitparkeermonitor Controleert bij het achteruitrijden het gebied rondom de achterhoeken met behulp van de 1Uitparkeermonitor radarsensoren en waarschuwt als een naderend voertuig wordt gedetecteerd in het gebied LET OP rondom een van de achterhoeken. De uitparkeermonitor kan niet alle naderende Het systeem is vooral handig wanneer u achteruit uit een parkeerruimte wilt wegrijden.
Pagina 501
uuUw voertuig parkerenuUitparkeermonitor 1Uitparkeermonitor • Een van de hoeken van de achterbumper is bedekt met sneeuw, ijs, modder of vuil. • Als er sprake is van slechte weersomstandigheden. • Uw voertuig staat op een helling. • Uw voertuig helt naar achteren door een zware lading aan de achterzijde.
Pagina 502
uuUw voertuig parkerenuUitparkeermonitor ■ 1Wanneer het systeem een voertuig detecteert Wanneer het systeem een voertuig detecteert Als de rechtsonder verandert in in amber wanneer Modellen met multi-view achteruitrijcamera de transmissie in de stand staat, heeft er zich mogelijk modder, sneeuw of ijs in de buurt van de sensor verzameld. Het systeem is tijdelijk uitgeschakeld.
Pagina 503
uuUw voertuig parkerenuUitparkeermonitor ■ Uitparkeermonitor aan en uit Het systeem kan worden in- en uitgeschakeld op Modellen met multi-view achteruitrijcamera het audio-/informatiescherm door het pictogram Cross Traffic Monitor te selecteren. U kunt het systeem ook in- en uitschakelen met de aangepaste functie in het audio-/informatiescherm.
Pagina 504
Achteruitrijcamera voor multi-weergave Over uw achteruitrijcamera voor multi-weergave Het audio-/informatiescherm kan het achteruitzicht van uw voertuig weergeven. 1Over uw achteruitrijcamera voor multi-weergave Het display geeft automatisch het achteruitzicht weer wanneer de transmissie in de stand Het zicht van de achteruitrijcamera is beperkt. U kunt niet de wordt gezet.
Pagina 505
uuAchteruitrijcamera voor multi-weergave uOver uw achteruitrijcamera voor multi-weergave U kunt drie verschillende cameramodi bekijken op het audio-/informatiescherm. 1Over uw achteruitrijcamera voor multi-weergave Raak het gewenste pictogram aan om een andere modus te kiezen. U kunt de instellingen voor Vaste richtlijn en Dynamische richtlijn wijzigen.
Pagina 506
Camera voor multi-weergave Dit is een systeem bestaande uit vier camera's die vanuit verschillende hoeken de “dode 1Camera voor multi-weergave hoeken” filmen. De camerabeelden worden vervolgens op het audio-/informatiescherm WAARSCHUWING weergegeven. Dit systeem kan worden gebruikt om: • Tijdens het rijden met de schakelselectie in te controleren op obstakels.
Pagina 507
uuCamera voor multi-weergave ■ 1Camera voor multi-weergave Beelden van de camera's met meervoudige weergave weergeven Zorg ervoor dat de cameralenzen altijd schoon en vrij van ■ Voor weergave van de voorzijde: vuil zijn. Druk op de knop CAMERA of selecteer Camera multiview wanneer het voertuig stilstaat of rijdt Als het parkeersensorsysteem een obstakel detecteert, gaat het controlelampje branden.
Pagina 508
■ 1Locaties en beelden van de camera Locaties en beelden van de camera Tijdens de werking van Honda Parking Pilot branden de controlelampjes waar de camera een obstakel detecteert op het display van Honda Parking Pilot. Camera aan de voorzijde...
Pagina 509
uuCamera voor multi-weergave Grondweergave: Een bovenaanzicht gecreëerd door de beelden van vier camera's te combineren. Linker en rechter zijaanzicht + grondweergave Linker en rechter zijaanzicht of knop CAMERA Weergave dode hoek aan voorzijde Vooraanzicht + grondweergave De unieke lenzen van de camera met meervoudige weergave zorgen ervoor dat afstanden anders lijken dan ze in werkelijkheid zijn.
Pagina 510
uuCamera voor multi-weergave Achteruitkijkcamera Grondweergave: Een bovenaanzicht gecreëerd door de beelden van vier camera's te combineren. Achteraanzicht + grondweergave...
Pagina 511
uuCamera voor multi-weergave Breed achteraanzicht of knop CAMERA of knop CAMERA Normaal achteraanzicht Normaal achteraanzicht + grondweergave De unieke lenzen van de camera met meervoudige weergave zorgen ervoor dat afstanden anders lijken dan ze in werkelijkheid zijn. Het beeld is mogelijk vervormd en voorwerpen kunnen dichterbij of verder weg lijken dan dat ze in werkelijkheid zijn.
Pagina 512
uuCamera voor multi-weergave ■ 1Beelden van de camera's met meervoudige weergave weergeven Referentielijnen en begeleidingslijnen Het navigatiesysteem wordt uitgeschakeld wanneer de Het volgende kan worden weergegeven wanneer het camerasysteem voor meervoudige schakelselectie in de stand staat. weergave is ingeschakeld. Vaste richtlijn: Helpt u om een idee te krijgen van de afstand tussen uw voertuig en de Als u op de knop CAMERA drukt of Camera multiview selecteert terwijl de voertuigsnelheid hoger is dan 20 km/h, omgeving.
Pagina 513
uuCamera voor multi-weergave ■ 1De camera met meervoudige weergave gebruiken De camera met meervoudige weergave gebruiken De grondweergave kan zelfs worden weergegeven als de ■ Controleren op obstakels aan de achterzijde van uw voertuig buitenspiegels zijn ingeklapt. De zichtbare hoek en dode Het display geeft automatisch het achteruitzicht weer wanneer de schakelselectie in de hoek veranderen echter.
Pagina 514
uuCamera voor multi-weergave Normaal achteraanzicht 1Controleren op obstakels aan de achterzijde van uw voertuig Bij het schakelen van/naar kan er sprake zijn van een vertraging in het wisselen tussen het audio-/ informatiescherm en het achteruitzicht. Normaal achteraanzicht + grondweergave Het stuurwiel wordt meer dan 90 graden gedraaid. De afstand tot de voertuigcarrosserie volgens de weergegeven lijnen is 35 cm.
Pagina 515
uuCamera voor multi-weergave ■ De zijkanten van uw voertuig controleren 1De zijkanten van uw voertuig controleren U kunt de voorzijde-grondweergave weergeven met alle vier de camera's van het systeem. Als Terwijl het beeld van de camera's met meervoudige u op de knop CAMERA drukt terwijl de voertuigsnelheid hoger is dan 20 km/h, verandert het weergave wordt weergegeven als de voertuigsnelheid hoger beeld als volgt.
Pagina 516
uuCamera voor multi-weergave Weergave dode hoek aan voorzijde 1De zijkanten van uw voertuig controleren Geschatte afstand die de referentielijn aangeeft Vooraanzicht + grondweergave Het stuurwiel wordt meer dan 90 graden gedraaid. Dode hoeken worden in zwart weergegeven. De afstand tot de voertuigcarrosserie volgens de weergegeven lijnen is 35 cm. Het stuurwiel wordt meer dan 90 graden gedraaid.
Pagina 517
uuCamera voor multi-weergave ■ De dode hoek aan de voorzijde controleren op kruisingen 1De dode hoek aan de voorzijde controleren op kruisingen Het scherm met de dode hoek aan de voorzijde is handig als u bijvoorbeeld op voertuigen De weergave van de dode hoek aan de voorzijde is een controleert die vanuit beide richtingen komen op een kruising met slecht zicht.
Pagina 518
uuCamera voor multi-weergave ■ De zijkanten van uw voertuig controleren 1De zijkanten van uw voertuig controleren De schermen met het zijaanzicht zijn handig wanneer u stopt langs de stoeprand of een Wanneer de buitenspiegels zijn ingeklapt, kunnen de tolstation of wanneer u langzaam langs tegemoetkomend verkeer rijdt op een smalle weg. zijaanzichten niet worden weergegeven.
Pagina 519
uuCamera voor multi-weergave ■ Beperkingen van de camera met meervoudige weergave Het systeem werkt mogelijk niet goed onder de volgende omstandigheden. Omstandigheden Oplossingen De weergegeven lijn is niet nauwkeurig. Laat het voertuig door een dealer controleren. ● De beelden worden U het systeem inschakelt bij slecht weer (zware regen, mogelijk niet duidelijk sneeuw, mist, etc.
Pagina 520
Het systeem helpt u bij het in- of uitparkeren door de snelheid aan te parkeersysteem. passen, het stuurwiel te draaien en de schakelstand te wijzigen. Net als alle assistentiesystemen heeft de Honda Parking Pilot beperkingen. Wanneer u te veel vertrouwt op dit systeem kan dit een botsing tot gevolg hebben.
Pagina 521
Omstandigheden waar het systeem Achteruit parkeren niet geschikt voor is BLZ. 521 Tijdens de werking van de Honda Parking Pilot hoort u mogelijk een geluid wanneer u het voertuig stopt/start. Dit is normaal. Zie de volgende pagina voor de camera's aan de voorzijde/ zijkant/achterzijde.
Pagina 522
uuHonda Parkeerassistent Parkeerpatronen Parkeervakken met lijnen Parkeervakken zonder lijnen Fileparkeren Uitparkeren *1: Alleen wanneer een voertuig voor u is geparkeerd.
Pagina 523
■ Omstandigheden waar het systeem niet geschikt voor is Honda Parking Pilot is niet geschikt voor gebruik in omstandigheden waar het voertuig mogelijk niet meer vooruit of achteruit kan rijden, kan wegslippen of wanneer er sprake is van de volgende omstandigheden.
Pagina 524
uuHonda Parkeerassistent Achteruit parkeren...
Pagina 525
uuHonda Parkeerassistent Fileparkeren Wordt vervolgd...
Pagina 526
Honda Parking Pilot gebruiken ■ WAARSCHUWING In een parkeervak inrijden U kunt Honda Parking Pilot gebruiken bij het parkeren in parkeervakken met lijnen, zoals Let op dat u met uw handen niet vast komt te hieronder is weergegeven. zitten in het stuurwiel.
Pagina 527
uuHonda Parkeerassistent Achteruit parkeren in een schuin vak Ongeveer 60 graden of 45 graden Ongeveer 2,6 m Lengte van het voertuig + ongeveer 0,5 m of meer Wordt vervolgd...
Pagina 528
uuHonda Parkeerassistent Fileparkeren Ongeveer 6,1 m of meer Witte lijnen ongeveer 2,1 m Ongeveer 4,5 m of meer *1 : Als er geen lijnen zijn, moet de afstand tussen de andere voertuigen de lengte van het voertuig + 1,5 m of meer zijn.
Pagina 529
Parkeerassistent 1. Wanneer u op de knop Honda Parking Pilot drukt, wordt de modus Honda Parking Pilot weergegeven. (grijs) wordt weergegeven in de linkerbovenhoek van het scherm. Als het systeem in de modus uitparkeren staat, kunt u de modus parkeren selecteren door het pictogram IN/OUT aan te raken.
Pagina 530
Parkeerassistent 1In een parkeervak inrijden Honda Parking Pilot kan niet worden gebruikt wanneer het gedetecteerde parkeervak niet wordt weergegeven. Tips voor het detecteren van parkeervakken Parkeervakken met lijnen: Zet het voertuig stil wanneer de bestuurdersstoel zich direct naast het parkeervak bevindt.
Pagina 531
uuHonda Parkeerassistent Ca. 1 m 3. Wanneer het voertuig stilstaat, selecteert u de lijnen van een parkeervak (groen) door het scherm aan te raken. Wanneer het selectiescherm voor achteruit parkeren of fileparkeren wordt weergegeven, selecteert u eerst de gewenste modus. De geselecteerde lijnen van een parkeervak (groen) worden het beoogde parkeervak (blauw).
Pagina 532
Honda Parking Pilot en schakelt u het systeem uit. in de linkerbovenhoek van het display. De schakelstand is afhankelijk van de richting In sommige gevallen moet u het voertuig nogmaals waarin het voertuig rijdt.
Pagina 533
Parkeerassistent ■ Uitparkeren uit een parallel parkeervak 1Uitparkeren uit een parallel parkeervak U kunt Honda Parking Pilot gebruiken wanneer in het parkeervak voor u een voertuig is WAARSCHUWING geparkeerd. Let op dat u met uw handen niet vast komt te Uitparkeren zitten in het stuurwiel.
Pagina 534
Parkeerassistent 1. Wanneer u op de knop Honda Parking Pilot 1Uitparkeren uit een parallel parkeervak drukt, wordt de modus Honda Parking Pilot U kunt de modus uitparkeren niet gebruiken wanneer er weergegeven. naast het voertuig voor u een voertuig dubbel staat (grijs) wordt weergegeven in de geparkeerd.
Pagina 535
2. Tik en selecteer op het scherm in welke richting u wilt uitparkeren en trap het rempedaal in. 3. Druk op de knop Honda Parking Pilot en trap tegelijkertijd het rempedaal in. Wanneer het systeem in werking is, hoort u...
Pagina 536
uuHonda Parkeerassistent (blauw) 5. Volg de instructies en trap het rempedaal in. Uitparkeren voltooid wordt weergegeven in de linkerbovenhoek van het scherm en het systeem wordt uitgeschakeld. Wanneer u het rempedaal loslaat, kruipt het voertuig naar voren. Controleer de stand van de schakelselectie en bestuur het voertuig handmatig.
Pagina 537
Parkeerassistent ■ Honda Parking Pilot uitschakelen Om Honda Parking Pilot uit te schakelen nadat de ondersteuning is begonnen, trapt eerst u het rempedaal in om het voertuig tot stilstand te brengen en drukt u vervolgens op de knop Honda Parking Pilot.
Pagina 538
uuHonda Parkeerassistent ■ Voorbeelden van situaties waarin het systeem wordt uitgeschakeld • De bestuurder zet de schakelselectie in de stand • De parkeerrem is ingeschakeld. • Er zijn ongeveer vijf minuten verstreken nadat het systeem werd ingeschakeld. • De voertuigstabiliteitsregeling (VSA) is geactiveerd. •...
Pagina 539
Parkeerassistent ■ Honda Parking Pilot onderbreken en hervatten Als de werking wordt onderbroken, klinkt een zoemer en verschijnt er een bericht in de linkerbovenhoek van het scherm. Stop het voertuig door het rempedaal in te trappen. Als de ondersteuning kan worden hervat, wordt Inparkeren hervatten?/Uitparkeren hervatten? op het scherm weergegeven.
Pagina 540
uuHonda Parkeerassistent ■ Voorbeelden van omstandigheden waarin de werking wordt onderbroken • De bestuurder heeft zijn veiligheidsgordel losgemaakt. • Er wordt een voetganger of obstakel gedetecteerd. • De bestuurder trapt het gaspedaal in. • De bestuurder draait aan het stuurwiel. •...
Pagina 541
■ Voorwaarden en beperkingen van de Honda Parking Pilot In de volgende situaties kan het zijn dat het beoogde parkeervak verkeerd wordt uitgelijnd of helemaal niet wordt gedetecteerd, of kan het voertuig niet worden geparkeerd.
Pagina 542
uuHonda Parkeerassistent • De ondergrond van het parkeervak heeft geen uniforme kleur of is ongelijk. • Schaduwen, verfplekken, opnieuw getrokken lijnen, enz. lijken op de lijnen van een parkeervak. • De lijnen van het parkeervak zijn niet goed zichtbaar, bijvoorbeeld wanneer u 's avonds of in een parkeergarage parkeert.
Pagina 543
uuHonda Parkeerassistent Wielstopper Parkeerbeugel Ander niveau ■ Staat van het voertuig • Het voertuig is in een hoek ten opzichte van het parkeervak tot stilstand gebracht. • De voorkant van de camera is bedekt met vuil, mist, regen, modder, natte sneeuw, afdichtingen, accessoires, stickers of een laagje op de cameralens.
Pagina 544
uuHonda Parkeerassistent ■ Obstakelgerelateerde omstandigheden • Obstakels die geluidsgolven niet goed weerkaatsen, zoals personen, sneeuw, stoffen, sponzen, enz. • Dunne obstakels, zoals hekken, fietsen, verkeersborden, enz. • Korte of kleine obstakels. • Stoepranden, wielstoppers, niveauverschillen en andere obstakels die aan het wegdek zijn bevestigd.
Pagina 545
Het voertuig is betrokken geweest bij een frontale botsing of aanrijding van achteren. • U bent met het voertuig door een diepe plas gereden. Bereik van de sensoren Wanneer Honda Parking Pilot is ingeschakeld, zijn de sensoren aan de zijkant van de voor- en achterbumper ook geactiveerd.
Pagina 546
Opladen Voor het opladen Controleer de volgende items voordat u de accu oplaadt. 1Opladen WAARSCHUWING ■ Veiligheidscontrolelijst Wanneer u een 230V-stopcontact gebruikt dat • De 230V-lader verbruikt ongeveer 10 ampère. Zorg ervoor dat u een speciaal en goed geschikt is voor maximaal 10 ampère of een geaard stopcontact gebruikt dat continu 10 ampère kan leveren.
Pagina 547
uuOpladenuDe hoogspanningsaccu opladen met een AC- of CCS2 DC-lader De hoogspanningsaccu opladen met een AC- of CCS2 DC-lader U kunt de hoogspanningsaccu op twee manieren opladen: met een AC-lader van 230 V (10 A) 1Opladen of een CCS2 DC-lader. WAARSCHUWING Opladen met Voorgestelde oplaadtijd *1*2...
Pagina 548
uuOpladenuDe hoogspanningsaccu opladen met een AC- of CCS2 DC-lader 1Opladen WAARSCHUWING Het gebruik van een beschadigde of gemodificeerde acculader kan leiden tot elektrische schokken en brand met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. Demonteer of voer geen modificaties uit aan de oplader.
Pagina 549
uuOpladenuDe hoogspanningsaccu opladen met een AC- of CCS2 DC-lader 1Opladen Controleer de laadkabel op beschadigingen zoals krassen, barsten of scheuren alvorens de kabel aan te sluiten. Gebruik de kabel niet wanneer deze beschadigd is en breng de kabel naar een erkende dealer voor inspectie. Wanneer tijdens het opladen van het voertuig de stroom uitvalt, wordt het laden hervat zodra de stroomstoring voorbij is.
Pagina 550
uuOpladenuDe hoogspanningsaccu opladen met een AC- of CCS2 DC-lader ■ 1Opladen (AC 230 V) Opladen (AC 230 V) Oplaadapparatuur met de volgende identificatie is 1. Zet de transmissie in de stand en schakel het compatibel met wisselstroomladen. voedingssysteem uit. Plaatsen van stickers BLZ.
Pagina 551
uuOpladenuDe hoogspanningsaccu opladen met een AC- of CCS2 DC-lader 3. Druk op het ontgrendeling van de dop van de 1Opladen (AC 230 V) aansluiting om deze te openen. Lijn de De hoogspanningsaccu wordt mogelijk niet opgeladen oplaadstekker uit en steek deze in de aansluiting wanneer de laadtimer is ingesteld, ongeacht of de van het voertuig totdat u een klik hoort.
Pagina 552
uuOpladenuDe hoogspanningsaccu opladen met een AC- of CCS2 DC-lader ■ Wanneer de accu is opgeladen 1Opladen (AC 230 V) Druk op de ontgrendelingsknop om de De laadsnelheid neemt af wanneer de accu bijna volledig is oplaadstekker los te koppelen van de aansluiting. opgeladen.
Pagina 553
uuOpladenuDe hoogspanningsaccu opladen met een AC- of CCS2 DC-lader ■ 1Opladen (DC) Opladen (DC) Oplaadapparatuur met de volgende identificatie is 1. Zet de transmissie in de stand en schakel het compatibel met gelijkstroomladen. voedingssysteem uit. Plaatsen van stickers BLZ. 101 Controleer of het voedingssysteem is uitgeschakeld.
Pagina 554
uuOpladenuDe hoogspanningsaccu opladen met een AC- of CCS2 DC-lader 3. Druk op het ontgrendeling van de dop van de 1Opladen (DC) aansluiting om deze te openen. Lijn de Wanneer u wilt stoppen met opladen, volgt u de instructies oplaadstekker uit en steek deze in de aansluiting voor het gebruik van de lader.
Pagina 555
uuOpladenuDe hoogspanningsaccu opladen met een AC- of CCS2 DC-lader ■ Controlelampje laadniveau op het voertuig Toont de laadstatus van de hoogspanningsaccu. Status controlelampjes Uitleg laadniveau Knippert aan beide zijden (wit) ● Het laaddeksel wordt geopend. ● De lader is klaar om de accu op te laden. Knippert aan de kant waar de ●...
Pagina 556
uuOpladenuTimer gebruiken Timer gebruiken U kunt de timer voor het opladen van de hoogspanningsaccu instellen op het audio-/ 1Timer gebruiken informatiescherm. Het schema wachttijd laden is alleen van toepassing op het Het voertuig begint op het ingestelde tijdstip met opladen wanneer de oplaadstekker is opladen met een AC-lader van 230 V.
Pagina 557
uuOpladenuTimer gebruiken 3. Selecteer AAN of UIT en selecteer vervolgens de instellingen voor alle items in de volgorde vanaf de bovenkant. 4. Selecteer Opslaan.
Pagina 558
uuOpladenuMaximaal laadniveau instellen Maximaal laadniveau instellen Wanneer u een AC-lader van 230 V of een DC-lader gebruikt, kunt u op het audio-/ informatiescherm het maximale laadniveau voor de hoogspanningsaccu instellen. 2 Instellingen laadlimiet BLZ. 314 Als het laadstation zich boven aan een helling bevindt, hoeft u de accu niet volledig op te laden.
Pagina 559
uuOpladenuInstellingen laadstroom Instellingen laadstroom Wanneer u een AC-lader van 230 V gebruikt, kunt u op het audio-/informatiescherm de laadstroom voor de hoogspanningsaccu instellen. U kunt voorkomen dat de stroomonderbreker wordt geactiveerd wanneer u thuis of onderweg oplaadt. 2 Instellingen laadstroom BLZ. 314 ■...
Pagina 560
uuOpladenuInstellingen laadstroom 3. Selecteer Thuis of Onderweg. U kunt de laadstroominstellingen instellen op basis van waar u uw voertuig oplaadt. 4. Kies de door u gewenste laadstroom. Voorgestelde Audio-/informatiescherm Opladen met oplaadtijd *1*2 In geval 29 uur Hoog van 10 A (volledig opladen) Tussen Hoog In geval...
Pagina 561
uuOpladenuHoogspanningsaccu Hoogspanningsaccu De hoogspanningsaccu loopt geleidelijk leeg, zelfs als het voertuig niet in gebruik is. Als gevolg 1Hoogspanningsaccu hiervan wordt, als uw voertuig gedurende een langere periode staat geparkeerd, het De hoogspanningsaccu loopt na verloop van tijd leeg en laadniveau van de accu mogelijk laag. Wanneer het laadniveau van de accu van uw voertuig onder bepaalde omstandigheden loopt de accu sneller leeg.
Pagina 562
Energiezuinigheid Energiezuinigheid verbeteren Het bereiken van een hoge energiezuinigheid is afhankelijk van verschillende factoren, zoals de rijomstandigheden, het gewicht van de lading, rijgewoonten en de staat van het voertuig. Afhankelijk van deze en andere factoren kunt u mogelijk niet de nominale energiezuinigheid van dit voertuig halen.
Pagina 563
Onderhoud In dit hoofdstuk wordt basisonderhoud beschreven. Voordat onderhoud wordt verricht Koelsysteem ........581 Banden wisselen........601 Inspectie en onderhoud......562 Transmissievloeistof ......584 Tractiehulpvoorzieningen Veilig onderhoud........563 Koelvloeistof klimaatregeling ....585 voor sneeuw........602 Onderdelen en vloeistoffen die bij Remvloeistof ........588 12V-accu ..........604 onderhoudsbeurten worden Ruitensproeiervloeistof bijvullen ...
Pagina 564
Voordat onderhoud wordt verricht Inspectie en onderhoud Voer alle opgesomde inspecties en onderhoud uit om uw voertuig in het belang van uw veiligheid in een goede staat te houden. Ontdekt u ongebruikelijke geluiden of geuren, onvoldoende remvloeistof, olieresten op de grond, enz., laat uw voertuig dan door een dealer inspecteren.
Pagina 565
uuVoordat onderhoud wordt verrichtuVeilig onderhoud Veilig onderhoud Enkele van de belangrijkste veiligheidsmaatregelen volgen hierna. We kunnen u echter niet 1Veilig onderhoud voor elk denkbaar gevaar waarschuwen dat zich bij het uitvoeren van onderhoud kan WAARSCHUWING voordoen. Alleen uzelf kunt bepalen of u een bepaalde taak al dan niet zelf kunt uitvoeren. Verkeerd onderhoud aan uw voertuig of ■...
Pagina 566
Voor het onderhoud van uw voertuig wordt het gebruik van originele onderdelen en ATTENTIE vloeistoffen van Honda aanbevolen. Originele Honda-onderdelen worden volgens dezelfde Oefen geen druk uit bij het sluiten van de afdekking van de motorruimte. Hierdoor kunnen de afdekking en onderdelen hoge kwaliteitsnormen geproduceerd als Honda-voertuigen.
Pagina 567
uuVoordat onderhoud wordt verrichtuOver uw onderhoudsbeurt Over uw onderhoudsbeurt Als het onderhoudsherinneringssysteem in uw voertuig beschikbaar is, wordt u door de 1Over uw onderhoudsbeurt interface voor bestuurdersinformatie geïnformeerd wanneer uw voertuig toe is aan een Modellen met onderhoudsherinneringssysteem onderhoudsbeurt. Raadpleeg de service-informatie die beschikbaar is voor uw voertuig voor Als u van plan bent om uw voertuig mee te nemen naar uitleg over de codes van de onderhoudspunten die op het display worden weergegeven.
Pagina 568
Onderhoudsherinneringssysteem Geeft informatie over de onderhoudspunten die moeten worden uitgevoerd. 1Onderhoudsherinneringssysteem Onderhoudspunten worden met een code en pictogram weergegeven. Het systeem meldt u U kunt ervoor kiezen om een overeenkomstig via de resterende dagen wanneer u het voertuig naar een dealer moet brengen. waarschuwingsbericht met het waarschuwingspictogram op de interface voor bestuurdersinformatie te laten weergeven.
Pagina 569
uuOnderhoudsherinneringssysteem ■ 1Onderhoudsherinneringsinformatie weergeven Onderhoudsherinneringsinformatie weergeven Op basis van de bedrijfstoestand van de motor en de staat 1. Stel de voedingsmodus in op AAN. van de motorolie berekent het systeem de resterende dagen 2. Druk op de knop (Home). voordat de volgende service moet worden uitgevoerd. 3.
Pagina 570
uuOnderhoudsherinneringssysteem ■ Waarschuwingspictogrammen en onderhoudsherinneringsinformatie op de interface voor bestuurdersinformatie Waarschuwingspictogram Onderhoudsherinneringsinformatie Uitleg Informatie Service spoedig nodig Een of meer punten vergen De resterende dagen worden per dag binnen 30 dagen onderhoud. afgeteld. De resterende dagen worden geschat op basis van uw rijomstandigheden.
Pagina 571
uuOnderhoudsherinneringssysteem ■ Onderhoudsherinneringspunten De onderhoudspunten op de interface voor bestuurdersinformatie worden als codes en pictogrammen weergegeven. Raadpleeg de service-informatie die beschikbaar is voor uw voertuig voor uitleg over de onderhoudsherinneringscodes en -pictogrammen. ■ 1Beschikbaarheid van het onderhoudsherinneringssysteem Beschikbaarheid van het onderhoudsherinneringssysteem Zelfs als de onderhoudsherinneringsinformatie op de interface voor bestuurdersinformatie Als u van plan bent om uw voertuig mee te nemen naar landen waar geen onderhoudsherinneringssysteem is, vraag...
Pagina 572
uuOnderhoudsherinneringssysteem ■ 1Display resetten Display resetten ATTENTIE Reset het informatiedisplay van de onderhoudsherinnering als u de onderhoudsbeurt hebt Het niet resetten van de onderhoudsherinneringsinformatie uitgevoerd. na een onderhoudsbeurt leidt tot onjuiste 1. Stel de voedingsmodus in op AAN. onderhoudsintervallen in het systeem. Dit kan ernstige 2.
Pagina 573
Onderhoudsschema Onderhoudsinformatie voor uw voertuig vindt u in de service-informatie voor uw voertuig (indien beschikbaar). Als er geen service-informatie beschikbaar is, raadpleegt u de volgende onderhoudsschema's. Het onderhoudsschema geeft het minimaal vereiste onderhoud aan dat u moet uitvoeren om ervoor te zorgen dat uw voertuig zonder problemen werkt. Als gevolg van regionale en klimatologische verschillen kan er extra onderhoud vereist zijn.
Pagina 574
uuOnderhoudsschema km x 1000 Onderhoud na de aangegeven afstand of tijd - wat zich het eerst voordoet. maanden Transmissievloeistof vervangen Elke 160.000 km Stof- en pollenfilter vervangen • • • • • • • • • • • • Voor- en achterremmen controleren Iedere 10.000 km of ieder jaar Remvloeistof vervangen Iedere 3 jaar...
Pagina 575
uuOnderhoudsschema uOnderhoudsregistratie (voor voertuigen zonder afzonderlijke onderhoudsregistratie) Onderhoudsregistratie (voor voertuigen zonder afzonderlijke onderhoudsregistratie) Laat de dealer die uw onderhoud uitvoert alle vereiste onderhoudswerkzaamheden hieronder registreren. Bewaar de kwitanties van alle onderhoudswerkzaamheden die aan uw voertuig verricht zijn. Km of maand Datum Handtekening of stempel 20.000 km...
Pagina 576
Onderhoud onder de motorkap Onderhoudspunten onder de motorkap Remvloeistof (zwarte dop) (modellen met PCU reservetank koelvloeistof stuur rechts) Sproeiervloeistof (blauwe dop) Remvloeistof (zwarte dop) (modellen met IPU reservetank koelvloeistof stuur links) Reservetank koelvloeistof klimaatregeling 12V-accu...
Pagina 577
uuOnderhoud onder de motorkapuMotorkap openen Motorkap openen 1. Parkeer het voertuig op een vlakke ondergrond 1Motorkap openen en schakel de parkeerrem in. ATTENTIE 2. Trek aan de hendel van de Open de motorkap niet wanneer de wisserarmen omhoog motorkapontgrendeling onder het dashboard geklapt zijn.
Pagina 578
uuOnderhoud onder de motorkapuMotorkap openen 4. Verwijder de motorkapsteun met behulp van de greep uit de klem. Bevestig de motorkapsteun in de motorkap. Verwijder voor het sluiten de motorkapsteun en bevestig deze in de klem; laat de motorkap vervolgens voorzichtig zakken. Trek uw hand terug bij een hoogte van ca.
Pagina 579
uuOnderhoud onder de motorkapuAfdekking van de motorruimte Afdekking van de motorruimte De onderdelen in de motorruimte worden beschermd door een afdekking. 1Afdekking van de motorruimte Mogelijk moet u de afdekking verwijderen om bepaalde onderhoudswerkzaamheden uit te Druk de middelste pen omlaag totdat deze vastklikt om deze voeren.
Pagina 580
uuOnderhoud onder de motorkapuAfdekking van de motorruimte Type met stuur rechts Klem Afdekking van de motorruimte...
Pagina 581
uuOnderhoud onder de motorkapuAfdekking van de motorruimte ■ Verwijder de rechter afdekking 1. Verwijder de afdekking van de motorruimte Type met stuur links (links). 2 Verwijder de linker afdekking BLZ. 577 2. Verwijder de bevestigingsklemmen. Klem Type met stuur rechts Klem Wordt vervolgd...
Pagina 582
uuOnderhoud onder de motorkapuAfdekking van de motorruimte 3. Trek de afdekking van de motorruimte omhoog. Type met stuur links Afdekking van de motorruimte Type met stuur rechts Afdekking van de motorruimte...
Pagina 583
uuOnderhoud onder de motorkapuKoelsysteem Koelsysteem Koelvloeistof wordt gebruikt om de temperatuur van de hoogspanningsaccu, de voedingsregeleenheid en bijbehorende onderdelen te verlagen. Volg de onderstaande procedure bij het controleren van het koelvloeistofpeil. Als het koelvloeistofpeil tot onder het MIN-niveau is gedaald, laat uw voertuig dan inspecteren door een dealer. ■...
Pagina 584
uuOnderhoud onder de motorkapuKoelsysteem ■ Koelvloeistofpeil in de IPU controleren 1. Verwijder de afdekking. Afdekking 2. Controleer het vloeistofpeil in de expansietank. 3. Als het koelvloeistofpeil tot onder het MIN-niveau is gedaald, laat uw voertuig dan onderhouden bij een dealer. Alleen een goed opgeleide monteur kan de koelvloeistof bijvullen en het systeem op lekken controleren.
Pagina 585
uuOnderhoud onder de motorkapuKoelsysteem ■ Dop van expansietank IPU-koelvloeistof • Open de dop nooit wanneer de koelvloeistof heet is. • Door de hete koelvloeistof zult u brandwonden oplopen. • De overdrukklep gaat open bij 49 kPa. ■ Radiateurdop • Open de dop nooit wanneer de koelvloeistof heet is.
Pagina 586
Probeer niet zelf de transmissievloeistof te controleren of verversen. transmissie beschadigen. Schade die is veroorzaakt door een transmissievloeistof die niet gelijkwaardig is aan Honda BEVF-Type 1 wordt niet gedekt door de beperkte Honda-garantie voor nieuwe voertuigen. * Niet beschikbaar op alle modellen...
Pagina 587
1. Verwijder de afdekking. ATTENTIE Als een aanhoudende temperatuur van minder dan -30 °C wordt verwacht, moet het koelvloeistofmengsel worden gewijzigd in een hogere concentratie. Raadpleeg uw Honda- dealer voor informatie over een geschikt koelvloeistofmengsel. Als er geen originele Honda-koelvloeistof verkrijgbaar is, gebruik dan als tijdelijke vervanging een andere koelvloeistof van een gerenommeerd merk die geen silicaten bevat.
Pagina 588
uuOnderhoud onder de motorkapuKoelvloeistof klimaatregeling 2. Zorg ervoor dat het klimaatregelsysteem is afgekoeld. 3. Controleer de hoeveelheid koelvloeistof in de reservetank. Als het koelvloeistofpeil onder de MIN- markering staat, vul dan de gespecificeerde koelvloeistof bij tot aan de MAX-markering. 4. Inspecteer het systeem op lekkages. Expansietank ■...
Pagina 589
uuOnderhoud onder de motorkapuKoelvloeistof klimaatregeling ■ Dop expansietank koelvloeistof klimaatregeling • Open de dop nooit wanneer de koelvloeistof heet is. • Door de hete koelvloeistof zult u brandwonden oplopen. • De overdrukklep gaat open bij 49 kPa.
Pagina 590
uuOnderhoud onder de motorkapuRemvloeistof Remvloeistof 1Remvloeistof Gespecificeerde vloeistof: Remvloeistof met DOT 3 of DOT 4 ATTENTIE ■ Remvloeistof controleren Remvloeistof aangeduid als DOT 5 is niet geschikt voor het remsysteem van uw voertuig en kan ernstige schade De vloeistof dient tussen de MIN- en MAX- Type met stuur links veroorzaken.
Pagina 591
uuOnderhoud onder de motorkapuRuitensproeiervloeistof bijvullen Ruitensproeiervloeistof bijvullen Controleer de hoeveelheid ruitensproeiervloeistof 1Ruitensproeiervloeistof bijvullen door het reservoir te bekijken. ATTENTIE Gebruik geen motorantivries of een azijn-wateroplossing in Staat het peil te laag, vul dan het sproeierreservoir. het voorruitsproeierreservoir. Antivries kan de lak van uw voertuig beschadigen. Een azijn- wateroplossing kan de voorruitsproeierpomp beschadigen.
Pagina 592
Mistlampen voor laat dan de lichtbundels door een dealer of een gekwalificeerde monteur bijstellen. De mistlampen vóór zijn van het LED-type. Laat een geautoriseerde Honda-dealer de lampen inspecteren en vervangen. Parkeerverlichting/dagrijlicht De lampen van de parkeerverlichting/het dagrijlicht zijn van het LED-type. Laat een geautoriseerde Honda-dealer de lampen inspecteren en vervangen.
Pagina 593
Achterlichten, achteruitrijlicht en mistlamp achter De lampen van de achterlichten, het achteruitrijlicht en de mistlamp achter zijn LED-lampen. Laat een geautoriseerde Honda-dealer de lampen inspecteren en vervangen. Kentekenplaatverlichting achter De lampen van de kentekenplaatverlichting achter zijn van het LED-type. Laat een geautoriseerde Honda-dealer de lampen inspecteren en vervangen.
Pagina 594
Lampje laaddeksel Het lampje van het laaddeksel is een LED-lampje. Laat een geautoriseerde Honda-dealer de lampen inspecteren en vervangen. Lampje laaddeksel...
Pagina 595
Wisserbladen controleren en onderhouden Wisserbladen controleren Als het wisserbladrubber versleten is, laat dit strepen achter en maakt dit geluid en kunnen de 1Wisserbladrubber van voorruit vervangen harde oppervlakken van het blad krassen op de ruit veroorzaken. ATTENTIE Laat de wisserarm niet op de voorruit vallen, omdat de wisserarm en/of de voorruit hierdoor beschadigd kunnen Wisserbladrubber van voorruit vervangen raken.
Pagina 596
uuWisserbladen controleren en onderhoudenuWisserbladrubber van voorruit vervangen 3. Trek het uiteinde van het wisserblad in de richting van de pijl in de afbeelding totdat het uit de einddop van de houder is geschoven. Einddop aan de onderkant Blad 4. Trek het wisserblad in de tegenovergestelde richting om het uit de houder te schuiven.
Pagina 597
uuWisserbladen controleren en onderhoudenuWisserbladrubber van voorruit vervangen 5. Plaats de platte kant van het nieuwe wisserblad in het onderste deel van de houder. Schuif het blad helemaal in de houder. 6. Breng het uiteinde van het wisserblad aan in de dop. 7.
Pagina 598
uuWisserbladen controleren en onderhoudenuWisserbladrubber achter vervangen Wisserbladrubber achter vervangen 1. Til de wisserarm van de ruit. 1Wisserbladrubber achter vervangen 2. Draai de onderkant van het wisserblad omhoog ATTENTIE tot deze los komt van de ruitenwisserarm. Laat de wisserarm niet vallen; dit kan de achterruit beschadigen.
Pagina 599
uuWisserbladen controleren en onderhoudenuWisserbladrubber achter vervangen 4. Verwijder de houders van het wisserblad en monteer deze op een nieuw rubberen blad. Houder 5. Schuif het nieuwe wisserblad op de houder. Verzeker u ervan dat het geheel goed vastzit en monteer vervolgens het gemonteerde wisserblad op de wisserarm.
Pagina 600
Banden controleren en onderhouden Banden controleren Voor een veilig gebruik van het voertuig dienen de banden van het juiste type en de juiste maat 1Banden controleren en in goede staat te zijn, met voldoende profiel en de juiste spanning. WAARSCHUWING ■...
Pagina 601
uuBanden controleren en onderhoudenuSlijtage-indicatoren Slijtage-indicatoren De groef is ter plaatse van de slijtage-indicator 1,6 mm minder diep dan elders op de band. Is het loopvlak zodanig versleten dat de slijtage-indicator zichtbaar is, vervang dan de band. Versleten banden hebben weinig grip op natte wegdekken.
Pagina 602
Gebruik altijd de maat en het type band die worden aanbevolen op de sticker met de bandgegevens op uw voertuig. ATTENTIE Onjuiste wielgewichten kunnen schade toebrengen aan de aluminium velgen van uw voertuig. Gebruik alleen Honda- wielgewichten voor het balanceren.
Pagina 603
uuBanden controleren en onderhoudenuBanden wisselen Banden wisselen Het wisselen van banden volgens het onderhoudsschema helpt de bandenslijtage gelijkmatiger 1Banden wisselen te verdelen en de levensduur van de banden te verlengen. Banden met een loopvlak met voorgeschreven draairichting mogen alleen van voor naar achter gewisseld worden (niet ■...
Pagina 604
uuBanden controleren en onderhoudenuTractiehulpvoorzieningen voor sneeuw Tractiehulpvoorzieningen voor sneeuw Monteer voor het rijden op besneeuwde of bevroren wegen winterbanden of 1Tractiehulpvoorzieningen voor sneeuw sneeuwkettingen; pas uw snelheid aan en houd tijdens het rijden voldoende afstand tot de WAARSCHUWING overige verkeersdeelnemers. Gebruik van de verkeerde kettingen of niet Bedien het stuurwiel en de remmen met de grootste zorgvuldigheid om slippen te voorkomen.
Pagina 605
uuBanden controleren en onderhoudenuTractiehulpvoorzieningen voor sneeuw 1Tractiehulpvoorzieningen voor sneeuw Maak alleen gebruik van sneeuwkettingen in geval van nood of wanneer ze wettelijk vereist zijn om door een bepaald gebied te rijden. Wees zeer voorzichtig wanneer u met sneeuwkettingen op sneeuw of ijs rijdt. De wegligging ervan kan minder voorspelbaar zijn dan van goede winterbanden zonder sneeuwkettingen.
Pagina 606
12V-accu 12V-accu controleren De toestand van de accu wordt gecontroleerd door een sensor op de minpool van de accu. Als 112V-accu er een probleem is met deze sensor, wordt op de interface voor bestuurdersinformatie een WAARSCHUWING waarschuwingsbericht weergegeven. Als dit gebeurt, moet u uw voertuig laten controleren door een dealer.
Pagina 607
uu12V-accuu12V-accu opladen 12V-accu opladen Koppel de beide accukabels los om schade aan het elektrisch systeem van uw voertuig te 112V-accu voorkomen. Koppel altijd eerst de kabel aan de minpool (-) los en sluit deze als laatste Noodprocedures weer aan. Ogen: Ten minste 15 minuten spoelen met water uit een kop of ander type container.
Pagina 608
uu12V-accuu12V-accu vervangen 12V-accu vervangen Wanneer u de 12V-accu verwijdert en vervangt, dient u altijd de veiligheid bij onderhoud en 112V-accu vervangen de waarschuwingen bij het controleren van de accu in acht te nemen om mogelijke gevaren te ATTENTIE voorkomen. Een onjuist afgevoerde accu kan zeer schadelijk zijn voor het 2 Veilig onderhoud BLZ.
Pagina 609
uu12V-accuu12V-accu vervangen 7. Haal de accu er voorzichtig uit.
Pagina 610
uu12V-accuuAcculabel Acculabel Voorbeeld 1Acculabel GEVAAR • Houd vuur en vonken uit de buurt van de accu. Accu's produceren explosief gas dat explosies kan veroorzaken. • Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen bij het hanteren van de accu; door blootstelling aan de accu- elektrolyt kunt u verbranden of blind worden.
Pagina 611
Verzorging van de afstandsbediening De batterij van de afstandsbediening vervangen Als de indicator niet gaat branden wanneer op de knop wordt gedrukt, vervang dan de 1De batterij van de afstandsbediening vervangen batterij. WAARSCHUWING Batterijtype: CR2032 RISICO OP CHEMISCHE BRANDWONDEN 1. Verwijder de geïntegreerde sleutel. Bij inslikken kan de batterij van de afstandsbediening ernstige interne brandwonden en zelfs dodelijk letsel...
Pagina 612
uuVerzorging van de afstandsbedieninguDe batterij van de afstandsbediening vervangen 3. Verwijder de batterij door de rand los te wrikken 1De batterij van de afstandsbediening vervangen met een platte schroevendraaier. Let bij het Een waarschuwing bevindt zich naast de knoopcel vervangen van de batterij op de juiste polariteit. Omwikkel een platte schroevendraaier met ATTENTIE Een onjuist afgevoerde batterij kan milieuschade...
Pagina 613
Onderhoud van klimaatregelsysteem Airconditioning Om een goede en veilige werking van het klimaatregelsysteem te garanderen, mag het 1Airconditioning koelsysteem alleen door een gekwalificeerde monteur worden onderhouden. ATTENTIE Uitgestoten koelmiddel is schadelijk voor het milieu. Repareer de verdamper (koelspiraal) van de airconditioning nooit en vervang deze nooit door Om de uitstoot van koelmiddel te voorkomen, mag u de een verdamper die is verwijderd uit een gebruikt of hergebruikt voertuig.
Pagina 614
uuOnderhoud van klimaatregelsysteemuStof- en pollenfilter Stof- en pollenfilter ■ 1Stof- en pollenfilter Wanneer het stof- en pollenfilter moet worden vervangen Als de luchtstroom van het klimaatregelsysteem duidelijk Vervang het stof- en pollenfilter volgens het aanbevolen onderhoudsschema van uw voertuig. afneemt en de ramen makkelijk beslaan, dient het filter Het is raadzaam om het filter zelfs eerder te vervangen als het voertuig in een stoffige wellicht te worden vervangen.
Pagina 615
uuOnderhoud van klimaatregelsysteemuStof- en pollenfilter 2. Druk op de aanslag aan de passagierszijde van het handschoenenkastje om deze los te maken van het handschoenenkastje. 3. Maak de twee lipjes los door op elk zijpaneel te drukken. 4. Draai het handschoenenkastje opzij. Aanslag 5.
Pagina 616
Reinigen Interieurverzorging Gebruik een stofzuiger om stof te verwijderen voordat u dat met een doek doet. 1Interieurverzorging Gebruik een vochtige doek met een mengsel van een mild reinigingsmiddel en warm water om Mors geen vloeistoffen in het interieur van het voertuig. vuil te verwijderen.
Pagina 617
uuReinigenuInterieurverzorging ■ 1Ruiten reinigen Ruiten reinigen Aan de binnenzijde van de achterruit zijn draden Gebruik hierbij een glasreinigingsmiddel. aangebracht. Wrijf met een zachte doek in dezelfde richting als de draden om beschadiging van de draden te voorkomen. Zorg dat u geen vloeistoffen, zoals water of glasreinigingsmiddel, morst op of rondom de afdekking van de elektrische componenten rond de achteruitkijkspiegel.
Pagina 618
uuReinigenuInterieurverzorging ■ Plug van laadkabel en oplaadstekker Wanneer de plug van de laadkabel en de oplaadstekker vuil worden, veegt u het vuil af met een zachte doek. ■ 1Leren bekleding onderhouden Leren bekleding onderhouden Het is belangrijk dat vuil of stof zo snel mogelijk wordt Voor een goede reiniging van leer: verwijderd of weggeveegd.
Pagina 619
uuReinigenuExterieurverzorging Exterieurverzorging Verwijder na iedere rit het stof van de carrosserie. Inspecteer uw voertuig regelmatig op 1Voertuig wassen krassen in gelakte oppervlakken. Een kras in een gelakt oppervlak kan carrosserieroest tot Spuit geen water in de luchtinlaatroosters. Dit kan storingen gevolg hebben.
Pagina 620
uuReinigenuExterieurverzorging ■ Hogedrukreinigers gebruiken • Houd voldoende afstand tussen de spuitmond van de reiniger en de carrosserie van het voertuig. • Ga met name voorzichtig te werk rondom de ruiten. Staat u op te korte afstand van het voertuig, dan kan water in het interieur binnendringen. •...
Pagina 621
uuReinigenuExterieurverzorging ■ Aluminiumvelgen onderhouden Aluminium is vatbaar voor veroudering door de inwerking van zout en andere wegvervuilingen. Veeg indien nodig in een zo vroeg mogelijk stadium met een spons en een mild reinigingsmiddel deze wegvervuilingen weg. Gebruik geen agressieve chemicaliën (inclusief bepaalde in de handel verkrijgbare velgenreinigingsmiddelen) of een harde borstel.
Pagina 622
uuReinigenuExterieurverzorging ■ 1Spiegel met hydrofiele coating Spiegel met hydrofiele coating ATTENTIE Het spiegeloppervlak van de buitenspiegels is voorzien van een hydrofiele coating. Volg de Ga als volgt te werk om schade aan de hydrofiele coating van volgende stappen wanneer de hydrofiele coating minder goed werkt. de spiegels te voorkomen.
Pagina 623
Andere accessoires de prestaties van uw voertuig en kunnen een dan originele Honda-accessoires die voor uw voertuig zijn aangewezen die hier wel worden ongeval veroorzaken waarbij u ernstig of aangebracht, kunnen de juiste werking van de airbags belemmeren of tegen u of een dodelijk letsel kunt oplopen.
Pagina 624
Als u uw hoogspanningsaccu ooit moet vervangen als de garantie niet meer geldig is, gebruik dan alleen een originele hoogspanningsaccu van Honda. Een originele hoogspanningsaccu van Honda is speciaal ontworpen om te werken met het voedingssysteem van uw voertuig en is dusdanig ontworpen, ontwikkeld en gefabriceerd dat situaties met te hoge ladingen worden voorkomen.
Pagina 625
Onverwachte gebeurtenissen In dit hoofdstuk worden problemen beschreven die soms kunnen optreden en maatregelen die u kunt nemen om de problemen te verhelpen. Gereedschappen ........624 Als de waarschuwing Verminderde Als de waarschuwing Probleem met Bij een lekke band......... 625 stopkracht wordt weergegeven..
Pagina 626
Gereedschappen Soorten gereedschappen 1Soorten gereedschappen De gereedschappen zijn opgeborgen in de bagageruimte. Afneembare sleephaak...
Pagina 627
Bij een lekke band Lekke band tijdelijk repareren Als de band een grote snee of een andere ernstige beschadiging heeft, moet u het voertuig 1Lekke band tijdelijk repareren laten wegslepen. Alleen als de band een kleine lekkage vertoont, bijvoorbeeld door een spijker, Gebruik de set niet in de volgende omstandigheden.
Pagina 628
uuBij een lekke banduLekke band tijdelijk repareren ■ 1Voorbereidingen voor tijdelijke reparatie van lekke band Voorbereidingen voor tijdelijke reparatie van lekke band Het snelheidsbeperkingslabel is aangebracht aan de zijkant van de bandenreparatieset voor tijdelijke reparatie. Lees aandachtig de handleiding die bij de set is geleverd als u een band tijdelijk wilt repareren.
Pagina 629
uuBij een lekke banduLekke band tijdelijk repareren 1. Open de achterklep. 2. Trek aan de riem en open de klep in de vloer van de bagageruimte. 3. Pak de haak en hang hem op in de opening van de achterklep. Haak Riem Vloerafdekking...
Pagina 630
uuBij een lekke banduLekke band tijdelijk repareren ■ 1Dichtingsmiddel en lucht injecteren Dichtingsmiddel en lucht injecteren WAARSCHUWING 1. Verwijder de luchtcompressorslang en de voedingskabel uit de achterzijde van de Het bandendichtingsmiddel bevat schadelijke luchtcompressor. bestanddelen die dodelijk kunnen zijn bij inslikken.
Pagina 631
1Dichtingsmiddel en lucht injecteren Verwijder de lege fles niet na inspuiten van het dichtingsmiddel. Bezoek een Honda-dealer voor een nieuwe fles met dichtingsmiddel en een juiste afvoer van de lege fles. 4. Verwijder de dop van de fles. Verwijder de verzegeling niet.
Pagina 632
uuBij een lekke banduLekke band tijdelijk repareren 5. Schroef de afgedichte fles op de luchtcompressor. Schroef de fles stevig vast, zodat deze niet los kan raken. 6. Draai de ventieldop los. Ventieldop Ventiel...
Pagina 633
uuBij een lekke banduLekke band tijdelijk repareren 7. Schroef de luchtcompressorslang op het 1Dichtingsmiddel en lucht injecteren ventiel. Schakel de luchtcompressor uit tijdens het aansluiten van de Zorg dat de luchtklep is gesloten en de luchtcompressorslang. luchtcompressor is uitgeschakeld. U hoort een motorgeluid van de geactiveerde luchtcompressor.
Pagina 634
1Dichtingsmiddel en lucht injecteren band op tot de gespecificeerde Informeer over het gebruik van dichtingsmiddel wanneer u bandenspanning. een Honda-dealer of Honda-assistance vraagt de lekke band De compressor spuit dichtingsmiddel en te vervangen of te repareren. lucht in de band.
Pagina 635
uuBij een lekke banduLekke band tijdelijk repareren 14. Plak het wieletiket op de vlakke ondergrond van het wiel. De ondergrond van het wiel moet schoon zijn om ervoor te zorgen dat het etiket goed blijft zitten. 15. Berg de bandenreparatieset op in de bagageruimte.
Pagina 636
uuBij een lekke banduLekke band tijdelijk repareren ■ 1Het dichtingsmiddel in de band verdelen Het dichtingsmiddel in de band verdelen Raadpleeg de sticker op de portiersponning aan 1. Plak het label met de snelheidsbeperking op de bestuurderszijde voor de gespecificeerde spanningen. aangegeven locatie.
Pagina 637
uuBij een lekke banduLekke band tijdelijk repareren 4. Controleer de bandenspanning opnieuw met de meter op de luchtcompressor. Schakel de luchtcompressor niet in om de druk te controleren. 5. Als de bandenspanning • Minder is dan 130 kPa (1,3 bar): Niet oppompen of doorrijden.
Pagina 638
uuBij een lekke banduLekke band tijdelijk repareren ■ Een zachte band oppompen U kunt de set gebruiken om een niet-lekke band met een te lage bandspanning op te pompen. 1. Neem de luchtcompressor uit de bagageruimte. 2 Voorbereidingen voor tijdelijke reparatie van lekke band BLZ.
Pagina 639
uuBij een lekke banduLekke band tijdelijk repareren 7. Schakel de luchtcompressor in om de band op 1Een zachte band oppompen te pompen. ATTENTIE De compressor pompt lucht in de band. Bedien de luchtcompressor van de tijdelijke Als u het voedingssysteem hebt gestart, laat bandenreparatieset niet langer dan 15 minuten.
Pagina 640
Hanteren van de krik Uw voertuig heeft krikpunten zoals afgebeeld. Neem bij het vervangen van de banden contact op met een dealer. Krikpunten...
Pagina 641
Voedingssysteem start niet De procedure controleren Als het voedingssysteem niet start, controleert u de volgende punten en onderneemt u de juiste actie. Controlelijst Conditie Wat te doen Controleer of het relevante Het bericht Verwijder oplaadstekker wordt Verwijder de oplaadstekker. Zet de voedingsmodus eerst controlelampje gaat branden weergegeven.
Pagina 642
uuVoedingssysteem start nietuDe procedure controleren Afhankelijk van de situatie kan het mogelijk zijn om het voedingssysteem tijdelijk te starten met behulp van de noodstartprocedure. 2 Voedingssysteem aan in geval van nood BLZ. 642...
Pagina 643
uuVoedingssysteem start nietuBij een zwakke batterij van de sleutelloze afstandsbediening Bij een zwakke batterij van de sleutelloze afstandsbediening Als de zoemer klinkt, wordt het bericht Raak startknop aan met embleemzijde van afstandsbediening om te starten weergegeven op de interface voor bestuurdersinformatie en knippert de knop POWER.
Pagina 644
uuVoedingssysteem start nietuVoedingssysteem aan in geval van nood Voedingssysteem aan in geval van nood Als het voedingssysteem niet kan worden ingeschakeld met de normale startprocedure, kunt u het mogelijk inschakelen met de onderstaande noodstartprocedure. Gebruik deze procedure niet als er geen sprake is van een noodgeval. 1.
Pagina 645
uuVoedingssysteem start nietuVoedingssysteem uit in geval van nood Voedingssysteem uit in geval van nood De knop POWER kan worden gebruikt om het voedingssysteem vanwege een noodsituatie uit 1Voedingssysteem uit in geval van nood te schakelen, zelfs tijdens het rijden. Als u het voedingssysteem moet uitschakelen, voer dan ATTENTIE een van de volgende acties uit: Druk tijdens het rijden de knop POWER niet in, tenzij het...
Pagina 646
Als de 12V-accu leeg is Procedure voor starten met startkabels Schakel de stroomtoevoer uit naar elektrische apparaten zoals het audiosysteem en de 1Procedure voor starten met startkabels verlichting. Schakel het voedingssysteem uit en open vervolgens de motorkap. WAARSCHUWING 1. Verwijder de afdekking van de motorruimte. 2 Afdekking van de motorruimte Een 12V-accu kan exploderen als u niet de BLZ.
Pagina 647
uuAls de 12V-accu leeg isuProcedure voor starten met startkabels 6. Sluit het andere uiteinde van de tweede 1Procedure voor starten met startkabels startkabel aan op de moer van de sensor op de De prestatie van een 12V-accu neemt af in koude 12V-accu, de aansluiting -, zoals afgebeeld.
Pagina 648
uuAls de 12V-accu leeg isuProcedure voor starten met startkabels ■ Als het voedingssysteem eenmaal is ingeschakeld Als het voedingssysteem van uw voertuig eenmaal is ingeschakeld, verwijder de startkabels dan in de onderstaande volgorde. 1. Maak de startkabel los van de moer van de sensor op de 12V-accu, de aansluiting -. 2.
Pagina 649
Oververhitting Wat te doen bij oververhitting 1Wat te doen bij oververhitting Als de melding Temperatuur voedingssysteem hoog. Vermogen mogelijk verminderd. wordt weergegeven op de interface voor bestuurdersinformatie wanneer de Als de melding Temperatuur voedingssysteem temperatuur van het voedingssysteem hoog is. hoog.
Pagina 650
Controlelampje gaat branden/knipperen Indien het controlelampje van het laadsysteem van de 12V-accu gaat branden 1Indien het controlelampje van het laadsysteem van de 12V-accu ■ gaat branden Redenen voor branden van controlelampje Gaat branden als er een probleem is met het laadsysteem. Wanneer u even moet stoppen, schakel het voedingssysteem ■...
Pagina 651
uuControlelampje gaat branden/knipperenuAls het rode controlelampje van het remsysteem gaat branden of knipperen Als het rode controlelampje van het remsysteem gaat branden of knipperen 1Als het rode controlelampje van het remsysteem gaat branden of ■ knipperen Redenen voor branden van controlelampje •...
Pagina 652
uuControlelampje gaat branden/knipperenuAls het controlelampje van het elektrisch stuurbekrachtigingssysteem (EPS) gaat branden Als het controlelampje van het elektrisch stuurbekrachtigingssysteem (EPS) gaat branden ■ Redenen voor branden van controlelampje Gaat branden wanneer er een probleem is met het EPS- of Driver Attention Monitor-systeem.
Pagina 653
uuControlelampje gaat branden/knipperenuAls het rode remsysteemcontrolelampje brandt/knippert en het amber controlelampje brandt Als het rode remsysteemcontrolelampje brandt/knippert en het amber controlelampje brandt ■ 1Als het rode remsysteemcontrolelampje brandt/knippert en het Als het controlelampje van het remsysteem (rood) gaat branden of knippert terwijl tegelijkertijd het controlelampje van het remsysteem (amber) gaat amber controlelampje brandt branden, zet u de parkeerrem handmatig of automatisch vrij...
Pagina 654
uuControlelampje gaat branden/knipperenuAls het controlelampje lage bandenspanning/waarschuwingssysteem bandenspanning gaat branden of knippert Als het controlelampje lage bandenspanning/waarschuwingssysteem bandenspanning gaat branden of knippert ■ Redenen voor branden of knipperen van controlelampje 1Als het controlelampje lage bandenspanning/ Eén van de banden heeft een zeer lage bandenspanning of het waarschuwingssysteem bandenspanning gaat branden of knippert waarschuwingssysteem voor bandenspanning is niet gekalibreerd.
Pagina 655
uuControlelampje gaat branden/knipperenuAls het controlelampje van het transmissiesysteem knippert naast het waarschuwingsbericht Als het controlelampje van het transmissiesysteem knippert naast het waarschuwingsbericht ■ Redenen voor het knipperen van het controlelampje 1Als het controlelampje van het transmissiesysteem knippert naast Er is een storing in de transmissie. het waarschuwingsbericht U kunt het voedingssysteem mogelijk niet inschakelen.
Pagina 656
uuControlelampje gaat branden/knipperenuAls de waarschuwing Probleem met plug-in-snellaadsysteem verschijnt Als de waarschuwing Probleem met plug-in-snellaadsysteem verschijnt ■ Redenen waarom de waarschuwing verschijnt Verschijnt wanneer er een probleem is met het snelle laadsysteem of de aansluiting van het laadstation. ■ Wat te doen als de waarschuwing verschijnt Er kan een probleem met de aansluiting van het laadstation zijn.
Pagina 657
uuControlelampje gaat branden/knipperenuAls de waarschuwing Temperatuurprobleem hoogspanningsaccu verschijnt Als de waarschuwing Temperatuurprobleem hoogspanningsaccu verschijnt 1Als de waarschuwing Temperatuurprobleem hoogspanningsaccu ■ Redenen waarom de waarschuwing verschijnt verschijnt • Verschijnt wanneer er sprake is van een temperatuurprobleem in de hoogspanningsaccu. WAARSCHUWING • Stop onmiddellijk op een veilige plaats en schakel de parkeerrem in.
Pagina 658
Zekeringen Locaties van zekeringen ■ Als er elektrische apparaten zijn die niet werken, Beschermd circuit en ampèrage zekering zet de voedingsmodus dan op VOERTUIG UIT en Beschermd circuit Ampère Beschermd circuit Ampère controleer of er een bijbehorende zekering is Ruitenwisser 30 A IGP-relais BOBINE+ (1) 7,5 A...
Pagina 659
uuZekeringenuLocaties van zekeringen ■ ■ Zekeringkast B Beschermd circuit en ampèrage zekering Bevindt zich nabij de +-pool van de 12V-accu Beschermd circuit Ampère onder de afdekking van de motorruimte. HOOFD 170 A Laat de zekering door een dealer inspecteren en vervangen.
Pagina 660
uuZekeringenuLocaties van zekeringen ■ De locaties van de zekeringen worden Zekeringkasten interieur Beschermd circuit Ampère weergegeven op het label onder de stuurkolom. bestuurderszijde Supervergrendeling (20 A) Zoek de zekering in kwestie aan de hand van het ■ 10 A Zekeringkast A zekeringnummer en het nummer op het label.
Pagina 661
uuZekeringenuLocaties van zekeringen ■ Type met stuur links Beschermd circuit en ampèrage zekering ■ Zekeringkast B Beschermd circuit Ampère Bevindt zich onder het dashboard. Hoofdzekeringkast 60 A IG hoofdleiding 30 A Alleen zekering nr. 1 bevindt zich aan de zijkant IG Main 2 30 A van de zekeringkast.
Pagina 662
uuZekeringenuLocaties van zekeringen ■ Type met stuur rechts Beschermd circuit en ampèrage zekering ■ Zekeringkast interieur Beschermd circuit Ampère passagierszijde Hoofdzekeringkast 60 A IG hoofdleiding 30 A Bevindt zich onder het handschoenenkastje. IG Main 2 30 A Alleen zekering nr. 1 bevindt zich aan de zijkant Relaismodule 1 30 A van de zekeringkast.
Pagina 663
uuZekeringenuZekeringen controleren en vervangen Zekeringen controleren en vervangen 1. Zet de voedingsmodus in de stand VOERTUIG UIT. 1Zekeringen controleren en vervangen Schakel de koplampen en alle accessoires uit. ATTENTIE 2. Verwijder het deksel van de zekeringkast. Een zekering vervangen door een exemplaar met een hoger 3.
Pagina 664
Slepen in noodsituaties Bel een professionele sleepdienst indien uw voertuig weggesleept moet worden. 1Slepen in noodsituaties ■ ATTENTIE Autotransporter Als u probeert uw voertuig aan de bumpers op te laten tillen De bestuurder laadt uw voertuig achter op een transportvoertuig. of te slepen, veroorzaakt dit ernstige beschadiging.
Pagina 665
Wanneer u het laaddeksel niet kunt openen ■ 1Wat te doen wanneer het laaddeksel niet kan worden geopend Wat te doen wanneer het laaddeksel niet kan worden geopend Neem na het uitvoeren van deze stap contact op met een Volg de onderstaande procedure wanneer het laaddeksel niet kan worden geopend. dealer om het voertuig te laten controleren.
Pagina 666
Wanneer u de oplaadstekker niet kunt loskoppelen ■ 1Wat te doen wanneer de oplaadstekker niet kan worden Wat te doen wanneer de oplaadstekker niet kan worden losgekoppeld losgekoppeld Volg de onderstaande procedure wanneer u de oplaadstekker niet kunt loskoppelen. Als het herhaaldelijk voorkomt dat u de oplaadstekker niet 1.
Pagina 667
uuWanneer u de oplaadstekker niet kunt loskoppelenu U kunt de oplaadstekker loskoppelen door op de ontgrendelingsknop in de aansluiting te drukken en het portier te ontgrendelen met de geïntegreerde sleutel. 2 De batterij van de afstandsbediening vervangen BLZ. 609 2 Bij een zwakke batterij van de sleutelloze afstandsbediening BLZ. 641...
Pagina 668
Wanneer u de achterklep niet kunt openen ■ 1Wat te doen wanneer de achterklep niet kan worden geopend Wat te doen wanneer de achterklep niet kan worden geopend Volgende: Volg de onderstaande procedure wanneer de achterklep niet kan worden geopend. Neem na het uitvoeren van deze stappen contact op met een 1.
Pagina 669
uuWanneer u de achterklep niet kunt openenu Type met stuur rechts met elektrisch bediende achterklep Hendel Modellen zonder elektrisch bediende achterklep Hendel...
Pagina 671
Informatie Dit hoofdstuk bevat informatie over voertuigspecificaties, locaties van identificatienummers en andere wettelijke vereisten. Specificaties ...........670 Identificatienummers Voertuigidentificatienummer (VIN), motornummer en transmissienummer ......672 Apparaten die radiogolven uitzenden ...........673 Open Source-licenties Open Source-licentie TCU.....684 * Niet beschikbaar op alle modellen...
Pagina 672
Specificaties ■ ■ ■ Voertuigspecificaties 12V-accu Lampen Model e:Ny1 Capaciteit 36AH(5)/45AH(20) Koplampen (dimlicht) Rijklaar voertuiggewicht 1655 - 1681 kg Koplampen (grootlicht) zonder lading ■ Parkeerverlichting/dagrijlicht Ruitensproeiervloeistof Maximaal toegestane Zie het certificatielabel op de sponning Richtingaanwijzers voor Tankinhoud 2,5 l gewicht...
Pagina 673
2607 mm Remvloeistof Wielspoor Voor 1539 mm Gespecificeerd Remvloeistof met DOT 3 of DOT 4 Achter 1540 mm ■ Transmissievloeistof Gespecificeerd Honda BEVF-Type1 Capaciteit Verversen 0,34 l ■ Koelvloeistof klimaatregeling Gespecificeerd Originele Honda-koelvloeistof Verhouding 50/50 met gedistilleerd water Capaciteit expansietank 0,33 l ■...
Pagina 674
Identificatienummers Voertuigidentificatienummer (VIN), motornummer en transmissienummer Uw voertuig heeft een 17-cijferig voertuigidentificatienummer (VIN) dat wordt gebruikt voor 1Voertuigidentificatienummer (VIN), motornummer en registratie voor garantiedoeleinden en het kentekennummer en het verzekeren van uw transmissienummer voertuig. Het voertuigidentificatienummer (VIN), motornummer en transmissienummer van uw Type met stuur links voertuig bevinden zich op de hieronder weergegeven plaatsen.
Pagina 675
RF-frequentieband: 433,92 MHz Maximaal verzonden vermogen: 10 mW Maximaal verzonden vermogen: 1 mW Naam importeur: Naam importeur: Honda Motor Europe Ltd - Aalst Office Honda Motor Europe Ltd - Aalst Office Postadres: Postadres: Wijngaardveld 1 (Noord V) 9300 Aalst - België...
Pagina 676
Wijngaardveld 1 (Noord V) 9300 Aalst - België Frequentieband: 2412-2472 MHz Maximum uitgangsvermogen: Specificaties van Bluetooth Maximum uitgangsvermogen: 0,1 dBm Specificaties van 2,4 GHz WLAN Maximum uitgangsvermogen: 11,9 dBm Naam importeur: Honda Motor Europe Ltd - Aalst Office Postadres: Wijngaardveld 1 (Noord V) 9300 Aalst - België...
Pagina 677
Maximum uitgangsvermogen: 1) 2 W 2) 1 W 3-4) 0,25 W 5)-9) 0,20 W 10) 0,032 W 11),12) 0,016 W Naam importeur: Honda Motor Europe Ltd - Aalst Office Postadres: Wijngaardveld 1 (Noord V) 9300 Aalst - België Wordt vervolgd...
Pagina 678
Maximum uitgangsvermogen: Postadres: Siemensstrasse 12, D-93055 Regensburg, Duitsland 15 W Naam fabrikant: Continental Automotive GmbH Naam importeur: Honda Motor Europe Ltd - Aalst Office Frequentieband: Postadres: Wijngaardveld 1 (Noord V) 9300 Aalst - België Frequentiebereik BLE: 2,402 GHz tot 2,48 GHz...
Pagina 679
U ziet "Ref No" (Referentienummer) op het label van de eenheid. Beoogd gebruik: RADIO-EENHEID (autoradiotuner) Postadres: 4261 Ikonobe-cho, Tsuzuki-ku, Yokohama-shi, Kanagawa-ken, 224-8520, Japan Naam fabrikant: Panasonic Corporation Naam importeur: Honda Motor Europe Ltd - Aalst Office Postadres: Wijngaardveld 1 (Noord V) 9300 Aalst - België Wordt vervolgd...
Pagina 680
De volledige tekst van de VK-verklaring van conformiteit is beschikbaar op De volledige tekst van de VK-verklaring van conformiteit is beschikbaar op het volgende internetadres: http://continental-homologation.com/honda het volgende internetadres: http://continental-homologation.com/honda Beoogd gebruik: Beoogd gebruik: Apparaat met klein bereik voor bediening op afstand...
Pagina 681
Specificaties van 2,4 GHz WLAN Frequentieband: 2412-2472 MHz Maximum uitgangsvermogen: Specificaties van Bluetooth Maximum uitgangsvermogen: 0,1 dBm Specificaties van 2,4 GHz WLAN Maximum uitgangsvermogen: 11,9 dBm Naam importeur: Honda Motor Europe Ltd. Postadres: Cain Road, Bracknell, Berkshire, RG12 1HL, Verenigd Koninkrijk Wordt vervolgd...
Pagina 682
15) EGNOS (Rx: 1575,42 MHz) Maximum uitgangsvermogen: 1) 2 W 2) 1 W 3-4) 0,25 W 5)-9) 0,20 W 10) 0,032 W 11),12) 0,016 W Naam importeur: Honda Motor Europe Ltd. Postadres: Cain Road, Bracknell, Berkshire, RG12 1HL, Verenigd Koninkrijk...
Pagina 683
Maximum uitgangsvermogen BLE: +20 dBm Maximum uitgangsvermogen: Maximum uitgangsvermogen NFC: 136,9 dBuA/m op < 5 cm 13 dBm piek eirp Naam importeur: Honda Motor Europe Ltd. Naam importeur: Postadres: Cain Road, Bracknell, Berkshire, RG12 1HL, Verenigd Koninkrijk Honda Motor Europe Ltd.
Pagina 684
Postadres: 128, Yeoui-daero, Yeongdeungpo-gu, Seoul, Korea Frequentieband: 111 kHz/max. vermogen: 42 dBuA/m bij 10 m Maximum uitgangsvermogen: 111 kHz/max. vermogen: 42 dBuA/m bij 10 m Naam importeur: Honda Motor Europe Ltd. Postadres: Cain Road, Bracknell, Berkshire, RG12 1HL, Verenigd Koninkrijk...
Pagina 685
Trefwoord: [CQ-THVCE1AD] U ziet "Ref No" (Referentienummer) op het label van de eenheid. Beoogd gebruik: Radio-eenheid (autoradiotuner) Postadres: 4261 Ikonobe-cho, Tsuzuki-ku, Yokohama-shi, Kanagawa-ken, 224-8520, Japan Naam fabrikant: Panasonic Corporation Naam importeur: Honda Motor Europe Ltd. Postadres: Cain Road, Bracknell, Berkshire, RG12 1HL, Verenigd Koninkrijk...
Pagina 686
Open Source-licenties Open Source-licentie TCU Informatie vrije/open source-software Dit product bevat vrije/open source-software (FOSS). De licentiegegevens en/of broncode van dergelijke FOSS vindt u via de volgende URL. https://www.denso.com/global/en/opensource/tcu/honda/...
Pagina 687
Index Index Getallen Afdekking van de motorruimte ....Recirculatie-/frisse-luchtmodus ..... Afspelen van Bluetooth®-audio ....Sensor............12V-accu ............Afstandsbediende Stof- en pollenfilter ........Controlelampje laadsysteem klimaatvoorconditionering......Voorruit en ruiten ontdooien......12V-accu ........... Afstandsbediening........Akoestisch Onderhoud (12V-accu controleren)....Afstandsbediening van voertuigwaarschuwingssysteem....Onderhoud (vervangen) ....... het audiosysteem ........
Pagina 688
Display instellen........... Bagage vervoeren......... CMBS (botsingsbeperkingssysteem)..... Draadloos bijwerken........Bagagehaak ..........Comfortvoorzieningen interieur....EV-menu ............. Bagageruimteafdekking ......Console-opbergvak ........FM-radio ............. Banden ............Controlelampje ‘Gereed’ ......Foutmeldingen ..........Controleren en onderhouden ...... Controlelampje Adaptive Cruise Control (ACC) Gebruikershandleiding in het voertuig ..Inspectie............
Pagina 689
Controlelampje veiligheidsondersteuning Lichten aan ..........Diefstalpreventie audiosysteem ....(groen/grijs)..........Mistlamp achter........... Dimfunctie Controlelampje voedingssysteem ....Mistlamp voor..........Achteruitkijkspiegel ........Controlelampjes..........NORMAAL-modus ......Dimlicht............Aanvullend veiligheidssysteem ..... Parkeerrem en remsysteem (amber) ..Dimmen Adaptive Cruise Control (ACC) met Low Speed Parkeerrem en Koplampen ..........
Pagina 690
Helderheidsregeling (instrumentenpaneel)......... Herinnering achterbank ....... Jashaakjes ............Hill Start Assist-systeem........ Juridische informatie met betrekking tot Gebruikershandleiding in het voertuig ..Honda Parking Pilot ........Apple CarPlay/Android Auto...... Gebruikershandleiding openen....Honda Sensing ........Gemiddeld energieverbruik......Hoofdsteunen ..........Gemiddelde snelheid ........Hoogspanningsaccu........
Pagina 691
Klimaatregelsysteem ........Achterlichten ........Mistlampen ............ Afstandsbediende Achteruitrijlichten ........Modificaties (en accessoires)......klimaatvoorconditionering ......Controlelampjes laadniveau ......Motor Automatische klimaatregeling gebruiken ..Dagrijlicht ............ Koelvloeistof ..........Gesynchroniseerde modus ......Hooggemonteerd remlicht ......Motornummer ..........Luchtuitlaat ..........Kentekenplaatverlichting achter ....MP3/WMA/AAC/FLAC/PCM/WAVE....Modus veranderen........
Pagina 692
Transmissievloeistof........Portieren van binnenuit vergrendelen/ Regeneratieve energie en Veiligheid ............ ontgrendelen..........regeneratief remmen ........Voorzorgsmaatregelen ........ Portieren van buitenaf Remondersteuningssysteem......Onderhoudsherinneringssysteem....vergrendelen/ontgrendelen......Remsysteem........... Ontwaseming ..........Sleutels............Antiblokkeersysteem (ABS)......Opbergvakken ..........Portieren ontgrendelen ....... Automatic Brake Hold........Open Source-licentie TCU ......Power Flow ...........
Pagina 693
Schakelaars kaartleeslampje ......Stoelverwarmingen (voor)......Uitschakelingssysteem van airbag van Schakelen (transmissie)......... Stof- en pollenfilter ........voorpassagier..........Schakelknop ..........Stoppen ............Ultrasone sensoren........Bediening ............ Stuurwiel ............USB-flashdrives ........Schakelstandindicator ........Afstellen ............USB-poorten ..........Slepen in noodsituaties ........ Stuurwielverwarming ........Sleutelloos insluitpreventiesysteem.....
Pagina 694
Verkeersbordenherkenningssysteem ..Voertuig slepen Waarschuwingssysteem voor Verlichting ..........Noodsituatie..........bandenspanning ......... Controlelampje grootlicht......Voertuigidentificatienummers ....Controlelampje ........Controlelampje lichten aan......Voertuigstabiliteitsregeling (VSA) ....Kalibratie ............. Interieur ............Controlelampje UIT........Wanneer u de achterklep Lampen vervangen ........Knop OFF ............ niet kunt openen ........Lichtschakelaars ..........
Pagina 695
Zekeringen ............ Controleren en vervangen ......Locaties ..... Zijairbags ............Zijgordijnairbags..........Zitverhogers (voor kinderen) ......Zonneklep ............. Zonneschermen achter ......... Zwangere vrouwen.........