uuTijdens het rijdenuInstelbare snelheidsbegrenzer
■
De snelheidslimiet instellen
Knop RES/+
a
Knop SET/−
b
Aan wanneer de instelbare snelheidsbegrenzer is ingesteld.
c
Controlelampje van de instelbare snelheidsbegrenzer (groen)
d
•
Haal uw voet van het pedaal en druk op de knop SET/− wanneer u met de gewenste
snelheid rijdt.
Op het moment dat u de knop SET/− loslaat, wordt de snelheidslimiet vastgelegd en is de
instelbare snelheidsbegrenzer ingeschakeld. De snelheidslimiet wordt weergegeven.
•
U kunt de eerder ingestelde snelheidslimiet instellen door op de knop RES/+ te drukken.
* Niet beschikbaar op alle modellen
408
1De snelheidslimiet instellen
Als u de snelheidslimiet instelt terwijl u minder dan 30 km/h
rijdt, wordt de snelheidslimiet ingesteld op 30 km/h.
De zoemer klinkt en de weergegeven snelheidslimiet
knippert als de voertuigsnelheid op een steile afdaling de
limiet met 3 km/h of meer overschrijdt.
De instelbare snelheidsbegrenzer wordt op de huidige
snelheid ingesteld, als deze hoger is dan de eerder ingestelde
snelheidslimiet, wanneer u op de knop RES/+ drukt.
U kunt voor de weergegeven ingestelde snelheden wisselen
tussen km/h en mph op de interface voor
bestuurdersinformatie
*
of het audio-/informatiescherm
Eenheden wijzigen
2
BLZ. 152
Instellingen
*
2
BLZ. 154
Instelbare functies
2
BLZ. 345
*
.