■
Richtingaanwijzers
De richtingaanwijzers kunnen worden gebruikt
wanneer de voedingsmodus in de stand AAN staat.
■
: Richtingaanwijzer
Druk de hendel bij het nemen van een afslag
omhoog of omlaag, afhankelijk van de richting
waarin u wilt gaan, waarna de richtingaanwijzer
gaat knipperen.
■
: Eén-druk-richtingaanwijzer
Als u de hendel licht omhoog of omlaag drukt en
loslaat, knipperen de richtingaanwijzers 3 keer.
u
Als u de hendel lichtjes in de
tegenovergestelde richting duwt tijdens het
knipperen, stoppen ze met knipperen.
WORDT VERVOLGD
uuDe schakelaars rondom het stuurwiel bedienenuVerlichting
1Richtingaanwijzers
Het controlelampje van de richtingaanwijzer op het
instrumentenpaneel knippert wanneer de richtingaanwijzer
knippert.
Controlelampjes
2
BLZ. 106
193